Na het ontstaan van een duidelijke controverse tussen de opperbevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten, generaal Izaäk Reynders, en het toenmalige kabinet en meer speciaal met de minister van defensie, Adriaan Dijxhoorn, werd de opperbevelhebber ontslagen. Daarna werd aan de gepensioneerd opperofficier generaal Henri Winkelman gevraagd het opperbevel op zich te nemen. Dat gebeurde vervolgens op 6 februari 1940.
Nadat duidelijk werd dat Winkelman niet geïnformeerd was over de contacten met de westelijke geallieerden werden er door de Britse majoor Wilson nieuwe geheime stukken, met daarin de de plannen van Winkelman, samengesteld. In die stukken stonden ook de mogelijkheden om in bepaalde situaties hulp te vragen aan de geallieerden. Het openen van deze stukken mocht slechts na een Duitse inval in Nederland en ze werden daarom ondergebracht bij de Nederlandse gezanten in Londen, Parijs en Brussel.
Na het vertrek van de Nederlandse regering naar Groot Brittannië op 13 mei 1940, werd Winkelman de hoogste gezagsdrager in Nederland met daarbij de bevoegdheid, wanneer hij dat nodig achtte te capituleren.
Na de capitulatie op 15 mei 1940 werd duidelijk dat Winkelman niet wilde samenwerken met de bezetter. Hij was van mening dat Nederlanders en Nederlandse bedrijven geen militaire opdrachten van de nazi's mochten uitvoeren. Zijn houding bleef standvastig en onverzoenlijk. Omdat hij van mening was dat de bezetter in een Witboek over de oorlog in Scandinavië en West-Europa onjuistheden vermeldde, schreef Winkelman zijn opvattingen in open brieven. Mede na een incident op Anjerdag (29 juni 1940) werd Winkelman in de nacht van 1 op 2 juli gearresteerd en verbleef hij tot het einde van de oorlog in krijgsgevangenschap.
Zoals het NIOD ons vertelde, zijn er van de open brieven van Winkelman verschillende kopieën bekend. Ze zijn waarschijnlijk, veelal illegaal, verspreid om hun emotionele betekenis of de boodschap die erin stond, aldus het NIOD. De tekst hieronder is naar alle waarschijnlijkheid een van de gekopieerde exemplaren.
Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht | ||
Afd. Landmacht Sectie 1 Nr. 1697 A. |
A.H.K. 2 Juli 1940 | |
Verklaring van den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht |
Naar aanleiding van de mededeeling in Duitsche couranten betreffende een door mij d.d. 23 Maart 1940 opgesteld Memorandum aan den Nederlandschen gezant te Brussel, deel ik het volgende mede:
In de memoranda voor de belligerente mogendheden waren dan ook nader uitgewerkt de verzoeken om hulp, welke wij voor een afweer van een aanval zouden behoeven. Dat beroep om hulp is nimmer geloochend (zie mededeeling Nederl. Legatie te Londen "Het Vaderland", 10 Mei. Deze hulp is echter eerst gevraagd na het uitbreken van den Krijg.