TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Alles voor niets

Titel:Alles voor niets
Schrijver:Kempowski, W.
Uitgever:Thomas Rap
Uitgebracht:2020
Pagina's:400
ISBN:9789400405080
Omschrijving:

De Duitse schrijver Walter Kempowski (1929-2007) werd bekend door een reeks boeken waarin hij nauwgezet het dagelijks leven in Duitsland in de periode 1890-1956 beschreef. Hij was de zoon van een reder uit Rostock en een Hamburgse moeder. Zijn jeugdjaren bracht hij door in Rostock, waar hij het gymnasium volgde. Hij was op familiebezoek in Hamburg toen daar op 24 juli 1943 het eerste bombardement plaatsvond van de reeks die als het Bombardement van Hamburg de geschiedenis in zou gaan. De officiële naam was Operatie Gomorrah, als verwijzing naar een van de twee Bijbelse steden die berucht zouden zijn geweest om de slechtheid van hun inwoners en om die reden door God werden verwoest.

De Britse ‘God’ die verantwoordelijk was voor de Britse tapijtbombardement-techniek was luchtmaarschalk Arthur Harris, die er de bijnaam Bomber Harris aan overhield. De operatie duurde tot 3 augustus 1943 en in die periode vielen ruim negenduizend ton brisant- en brandbommen op de stad. In een eerste bommenlading werden explosieve luchtmijnen gedropt, die als doel hadden alle vensters te vernietigen en daken weg te rukken. Bij het daaropvolgende tapijt van brisant- en brandbommen ontstond daarna een gigantische vuurzee, waarmee alle waterleidingen werden beschadigd en de zuurstof werd weggezogen uit de schuilkelders. Deze vulden zich daarna met rook. Het officiële dodental van 24 juli 1943 bedraagt 18.474 doden, maar het werkelijke aantal wordt geschat op 42.000, waarmee Hamburg de twijfelachtige eer heeft op de eerste plaats te staan op de lijst ‘aantal doden bij luchtaanvallen’. De 14-jarige Kempowski overleefde deze ‘Hamburgisering’ van Duitse steden, zoals dit soort bombardementen in de Britse propaganda werden genoemd.

In 1944 werd Kempowski verplicht lid van de Hitlerjugend, waar hij als snel de ergernis van de leiding opwekte omdat hij een langharige ‘Swingheini’ zou zijn. Dat was een verwijzing naar de Swing-Jugend, een oppositionele jeugdcultuur in de grote Duitse steden (vooral in Hamburg, Berlijn en Frankfurt) tijdens het nationaalsocialisme. Leden van deze jeugdbeweging waren aanhangers van een Amerikaans-Engelse levensstijl, waarin de ‘Swing-Musik’ voor de jeugd een centrale rol speelde en ook een manier was om zich af te zetten tegen de cultuur binnen de Hitlerjugend en NSDAP. Het had als gevolg dat Kempowski in een strafeenheid werd geplaatst. Als 15-jarige werd hij verplicht als ‘Luftwaffenkurier’ dienst te nemen. Op 26 april 1945 sneuvelde zijn vader, waarna Walter de school moest verlaten om via verschillende baantjes de kost te verdienen.

In 1947 kreeg hij een baantje bij het Amerikaanse Counter Intelligence Corps, wat pas in 2009 na Kempowski’s overlijden bekend werd. Hij berichtte de Amerikanen over de transporten van door de Sovjet-Unie inbeslaggenomen Oost-Duitse machinerieën. Toen hij in 1948 zijn moeder in Rostock bezocht, werd hij door de Russen gearresteerd en tot 25 jaar tuchthuis in het strafkamp Bautzen veroordeeld. In 1956 werd hij vrijgelaten en vestigde zich in Hamburg, waar hij een baan als leraar kreeg. In 1969 publiceerde hij zijn eerste boek, ‘Im Block’, over zijn gevangeniservaringen. Twee jaar later schreef hij zijn eerste succesvolle boek, ‘Tadellöser und Wolf’, waarin hij zijn jeugd in nazi-Duitsland beschreef. Het was ook het eerste deel van zijn ‘Deutsche Kronik’ over de ondergang van de Duitse bourgeoisie in de 20e eeuw. Kempowski publiceerde ook ‘Das Echolot. Ein kollektives Tagebuch’, een vierdelige collage-serie van dagboekfragmenten, brieven, autobiografische herinneringen en foto’s uit de Tweede Wereldoorlog om die periode zo treffend mogelijk in beeld te brengen. Kortom, de Tweede Wereldoorlog staat centraal in het leven en het werk van Walter Kempowski.

In 2006 verscheen een van Kempowski ’s laatste boeken, ‘Alles umsonst’, dat in 2020 (eindelijk) in een Nederlandse vertaling verscheen. Het beschrijft de gebeurtenissen in januari 1945, wanneer in de zeer strenge winter de Russen aan de grens van de Oost-Duitse provincie Oost-Pruisen staan en dreigen op elk moment in de aanval te gaan. Oost-Pruisen was aan het begin van de oorlog de Duitse uitvalsbasis geweest voor de invasie van de Sovjet-Unie en de provincie bleef eerst een belangrijke voorpost en later een verdedigingsbastion. Omdat de provincie voor geallieerde vliegtuigen lastig bereikbaar was, werd het ook een toevluchtsoord voor tienduizenden Duitsers uit de grote steden die door de massale luchtbombardementen hun woning hadden verloren. En voor nazileiders die Berlijn niet langer veilig vonden. De streek lag dicht genoeg bij de Sovjet-Unie en de Duitse concentratiekampen om te zorgen dat de Oost-Pruisische bevolking dondersgoed wist welke misdrijven door de nazi’s waren begaan en hoe wreed de Russische reactie zou zijn. Al vanaf het begin is in het boek die angstige sfeer aanwezig over wat hen te wachten staat als de onvermijdelijke Russische aanval eenmaal begint.

In het najaar van 1944 is al een klein deel van Oost-Pruisen bezet, maar vanaf januari 1945 wordt de rest van de provincie ondanks heftige Duitse tegenstand door de Sovjets onder de voet gelopen. Het werd de bevolking door de nationaalsocialistische autoriteiten verboden om te vluchten, maar nadat de nazileiding zelf was vertrokken, organiseerden complete dorpen karavanen van paarden en wagens om onder erbarmelijke winterse temperaturen een veilig heenkomen te zoeken, westwaarts. Niet verwonderlijk, want de Duitse propaganda had in bioscoopjournaals en kranten vanaf midden 1944 al gewaarschuwd voor de gruwelijkheden (plunderingen, massamoorden en massaverkrachtingen door Sovjetsoldaten) die de bevolking te wachten zouden staan en dat verzet tot het uiterste dus geboden was. Toen de Russen kwamen, was vluchten dus de logische stap. Honderdduizenden kwamen tijdens die barre tochten om het leven: door beschietingen door de Russen, vanwege de winterse kou en het gebrek aan voedsel of door activiteiten van de Wehrwolf-organisatie, die verbeten jacht maakte op deserteurs, plunderaars en iedereen van wie hen het gezicht niet aanstond.

Het verhaal begint op het landgoed Georgenhof in de omgeving van het stadje Mitkau in het uiterste noordoosten van Oost-Pruisen. Het is een niet-bestaand oord, maar een ‘uitvinding’ van Kempowski als ideaaltypisch voorbeeld van al die gemoedelijke Duitse dorpjes met hun vakwerkhuizen. Het landgoed wordt bewoond door de beeldschone maar ook wereldvreemde Katherina von Globig, haar zoontje Peter, een ver familielid (het ‘Tantetje’), een Poolse knecht en twee Oekraïense keukenmeiden. De aanwezigheid van dat drietal is een doorn in het oog van Drysgalski, de lokale nazi-despoot die alles en iedereen in de gaten houdt en aanspoort tot blijvend verzet. Hij zal op het eind echter zijn zieke vrouw in de steek laten om alsnog een veilig heenkomen te vinden. Echtgenoot Eberhard von Globig zit op dat moment in de omgeving van Venetië, belast met de inkoop van Italiaanse wijnen en andere levensmiddelen.

Het landgoed blijft nog enige tijd een baken van rust in een steeds dreigender omgeving, waarin langzaam de vluchtkaravaan op gang komt. Allerlei figuren dwalen even af van de route om wat warmte en voedsel te krijgen. Allemaal met hun eigen levensverhaal en allemaal laten ze een begerig oog vallen op de kostbaarheden in het landgoed. Ook bewoners uit Mitkau maken dagelijks hun opwachting, op zoek naar vriendschap bij de rijke en voorname bewoners van het landgoed, maar toch ook gewoon op zoek naar eten en drinken. Een van hen, dorpspastoor Brahms, weet Katherina ervan te overtuigen voor een nachtje een onderduiker in het landgoed onder te brengen. Deze man, een Jood uit Berlijn, wordt echter daarna opgepakt en bekent na marteling, waarna Katherina wordt gearresteerd. Terwijl zij in een ijskoude cel opgesloten zit, slaan uiteindelijk ook de rest van haar familie en bewoners van Georgenhof op de vlucht. Voor bijna iedereen eindigt de aftocht in een tragisch einde.

Kempowski heeft met ‘Alles voor niets’ een indrukwekkend boek nagelaten, waar humor, spanning en imponerende verhalen elkaar afwisselen. Hij beschrijft de verschrikkingen van een vlucht voor aanstaande gruwelijkheden met fijne galgenhumor en wel op een manier dat men de ontreddering van al die vluchtende burgers voelt en weet dat het zeer dicht op de historische werkelijkheid zit. Op de achterzijde van het boek wordt terecht een Duitse krant geciteerd, die het een volstrekt geloofwaardige historische roman noemde.

Beoordeling: Zeer goed

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
15-01-2022
Laatst gewijzigd:
16-01-2022
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen