HMS Wakeful was een zogenaamde Admiralty W-klasse torpedobootjager welke in dienst werd genomen in 1917. Het schip overleefde de Eerste Wereldoorlog en was nog steeds in dienst toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Op 29 mei 1940 werd het schip tijdens operatie Dynamo getorpedeerd door de Duitse Schnellboot S 30.
Gebouwd door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
John Brown & Company Clydebank, Schotland |
17 januari 1917 |
6 oktober 1917 |
16 december 1917 |
29 mei 1940 (getorpedeerd door S 30) |
Bouwnummer : 466 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum uit: |
||
16 december 1916 |
? |
HMS Wakeful, Grand
Fleet |
||
december 1917 |
HMS Wakeful, 13th
Destroyer Flotilla |
|||
1918 |
1919 |
HMS Wakeful (F37) |
||
1919 |
1920 |
HMS Wakeful (D65) |
||
1920 |
HMS Wakeful (H88) |
|||
19 mei 1927 |
HMS Wakeful (H88),
2nd Destroyer Flotilla |
|||
1 januari 1929 |
18 juni 1931 |
HMS Wakeful (H88),
6th Destroyer Flotilla |
||
18 juni 1931 |
13 maart 1936 |
HMS Wakeful (H88),
Reserve Fleet |
||
13 maart 1936 |
HMS Wakeful (H88),
17th Destroyer Flotilla |
|||
mei 1940 |
29 mei 1940 |
HMS Wakeful (L91),
Dover Command |
HMS Wakeful werd op 9 december 1916 besteld volgens het bouwprogramma voor 1916/1917. De kiel voor HMS Wakeful werd op 17 januari 1917 gelegd als bouwnummer 466 aan de werf van John Brown & Company te Clydebank, Schotland. Op 6 oktober van dat jaar werd het schip te water gelaten en op 16 december in dienst gesteld. Het was het eerste schip dat deze naam ontving en maakte deel uit van de Admiralty W-klasse (1917).
Na haar in dienststelling werd het schip ingezet bij de Grand Fleet en de 13th Destroyer Flotilla. Op 24 november 1917 raakte HMS Wakeful in aanvaring met HMS Ursa (F10). Dit resulteerde in het vervangen van haar commandant die als schuldige werd aangewezen. In december van dat jaar werd HMS Wakeful ingedeeld bij de 13th Destroyer Flotilla. Na de Eerste Wereldoorlog Nam het schip deel aan de British Baltic Intervention Force in de Baltische Zee tijdens de Russische Burgeroorlog. Hier was de Wakeful betrokken bij de in beslagname van twee Russische torpedobootjagers die als Wambola en Lennuk later in dienst kwamen bij de Marine van Estland. Na de inzet hier werd het schip aan de reserve vloot toegevoegd.[1]
De jaren daarna werd het schip met regelmaat in dienst gesteld en uit dienst genomen. Indienststellingen vonden in ieder geval plaats op 7 april 1920, 13 april 1922 en 1 december 1925. Op 19 mei 1927 werd HMS Wakeful ingedeeld bij de 2nd Destroyer Flotilla voor dienst in de Middellandse Zee. Een volgende in dienststelling vond plaats op 1 januari 1929, waarna het schip werd ingedeeld bij de 6th Destroyer Flotilla bij de Atlantic Fleet.[2]
De volgende indienststelling vond plaats op 7 oktober 1930, waarna het schip op 18 juni 1931 weer in reserve ging. HMS Wakefield werd in 1936 wederom in operationele dienst genomen om spoedig daarna weer in reserve te gaan.
In augustus 1939 werd HMS Wakeful uit reserve genomen om deel te nemen aan de en toegevoegd aan de Royal Revieuw van de Reserve Fleet te Weymouth Bay. In september werd het schip ingedeeld bij de 17th Destroyer Flotilla en gestationeerd in Plymouth. Hiermee nam het vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog deel aan de bescherming van diverse konvooien langs de Britse kust, het Engelse Kanaal en de toegangen tot de Atlantische Oceaan.
In mei 1940 werd het schip toegevoegd aan Dover Command ten behoeve van militaire steun aan troepen en operaties in Nederland, België en Frankrijk. Op 26 mei werd het schip naar Duinkerken gezonden om daar Britse troepen op te halen. Na het aan boord nemen van 631 manschappen, vertrok het schip naar Dover. Al snel werd HMS Wakeful aangevallen door Duitse vliegtuigen, waardoor het licht beschadigd raakte. Na aflevering van de troepen in Dover keerde het schip terug naar Duinkerken en scheepte op 28 mei nogmaals 640 manschappen in. Onderweg naar Dover werd HMS Wakeful echter geraakt door twee torpedo's afgeschoten door de Duitse schnellboot S 30 (Korvettenkapitän Rudolf Petersen). Het aantal slachtoffers was groot en slechts 27 opvarenden (twee militairen en 25 bemanningsleden) konden door andere schepen worden gered. Verscheidene van de geredden kwamen later om het leven toen het schip dat hen had opgepikt, HMS Grafton (H89) op 29 mei werd getorpedeerd door U 62. Bij Dover Command ontving het schip nog het nummer L91 als registratie, dit werd echter niet op de romp toegevoegd voor het schip verloren ging.[3][4][5]
HMS Wakeful zonk op 51° 22'N, 2° 43'E, op een diepte van 24 meter ter hoogte van de haven van Zeebrugge. Door de Belgische autoriteiten werd het wrak tot oorlogsgraf verklaard
Naam: | HMS Wakeful |
Callsign/Registratie: |
F37, D65, H88, L91 |
Bouwer: |
John Brown & Company,
Clydebank, Schotland |
Bouwnummer: |
466 |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager / Admiralty W-klasse (1917) |
Waterverplaatsing: |
1.100 t (standaard) |
Lengte: |
95,10 meter |
Breedte: |
8,20 meter |
Diepgang: |
3,40 meter |
Aandrijving: |
3 Yarrow type Water-tube boilers 2 Brown-Curtis stoomturbines 2 schachten 27.000 shp (20.000 kW) |
Snelheid: |
34 knopen (63 km/u) |
Bereik: |
6.500 km bij 15 knopen (28 km/u) |
Bewapening: |
bouw: 4x1 102 mm L/45 Mark V geschut 2x1 40 mm L/39 Mark 2 luchtafweergeschut 2x3 533 mm torpedolanceerinstallaties |
Bemanning |
110 |
Lieutenant Henry A. Binmore
(Luitenant ter zee der 2de klasse oudste categorie) |
5 november 1917 |
Commander Somerville P. B.
Russell (Kapitein-luitenant ter zee) |
26 november 1917 |
Lieutenant-Commander Algernon E.
P. Lyons (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
19 juli 1918 |
Commander Malcolm Murray
(Kapitein-luitenant ter zee) |
6 april 1920 |
Commander Kenneth A. Beattie
(Kapitein-luitenant ter zee) |
5 januari 1921 - 2 maart 1922 |
Commander Percy R. P. Percival
(Kapitein-luitenant ter zee) |
13 april 1922 |
Lieutenant-Commander Ernest
Beeley (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
23 januari 1923 |
Lieutenant-Commander Geoffrey C.
Fryer (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
3 februari 1925 - 1 december 1925 |
Lieutenant-Commander Eric P.
Vivian (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
15 april 1926 - 1926 |
Lieutenant-Commander Alastair G.
Davidson (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
19 mei 1927 - 31 augustus 1927 |
Lieutenant-Commander Alan MacG.
Sheffield (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
3 april 1928 |
Lieutenant-Commander Roland F.
B. Swinley (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
12 juli 1928 |
Lieutenant-Commander Robert A.
Cassidi (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
5 november 1928 |
Lieutenant-Commander Walter J.
Phipps (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
april 1929 |
Lieutenant-Commander Theodore F.
A. Voysey (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
april 1929 - 1 mei 1929 |
Lieutenant Commander Arthur
Frank Capel Layard (Luitenant ter zee der 1ste klasse)[6] |
maart 1930 |
Lieutenant-Commander Ian R. H.
Black (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
april 1930 - september 1930 |
Commander Robert St.
Vincent Sherbrooke (Kapitein-luitenant ter zee) |
31 juli 1939 |
Lieutenant Commander
Ralph Lindsay Fisher (Luitenant ter zee der 1ste
klasse) |
18 december 1939 - 29 mei 1940 |