In de nacht van 11 op 12 maart 1943 stortte een vliegtuig neer bij Rosmalen. Ad Hermens, toen 10 jaar, woonde in de buurt. De interesse in alles wat met de Tweede Wereldoorlog te maken had zorgde er na de oorlog voor dat hij in de jaren '80 onderzoek ging doen naar het neergestorte vliegtuig. Dit is niet alleen zijn verhaal, maar ook dat van de bemanning van deze Duitse bommenwerper.
Het IX. Fliegerkorps stuurde in de nacht van 11 op 12 maart 1943 51 bommenwerpers richting Newcastle upon Tyne. De aanval werd uitgevoerd in twee golven. De eerste golf bestond uit 21 bommenwerpers en was rond 22:00 uur boven het doel, de tweede met 30 bommenwerpers rond 23:30 uur. Er werden bommenwerpers ingezet van Kampfgeschwader 2, 6 en 40.[1] Eén van deze bommenwerpers was de Dornier 217 U5+CP met Willy Brombach als piloot.[2] Hij was ingedeeld bij de 6e Staffel, II. Gruppe, Kampfgeschwader 2 en gestationeerd op Fliegerhorst Eindhoven, de huidige Vliegbasis Eindhoven.
De bemanning van de tweemotorige bommenwerper bestond uit:
Brombach pakt hier het verhaal op: "Bij de inzet van 11 maart 1943 startte ik in Eindhoven met koers 315° naar Newcastle upon Tyne. Wij vlogen ongeveer 20 tot 50 meter boven de zee en stegen aan de Britse kust naar 3.500 meter en vielen de havenwerken en een kogellagerfabriek aan. Op dat moment werd ik door twee nachtjagers aangevallen. Ik vloog in een boog over de stad en verder naar Gateshead. Hierdoor lukte het mij om drie andere nachtjagers, die me volgden, kwijt te raken. Een zesde nachtjager doorboorde toen mijn motor en waarschijnlijk ook de benzinetank. Tot mijn grote schrik kwam ik ook nog in een ballon spergebied terecht, dat gelukkig hoger lag, dan ik vloog, namelijk ca. 3.000 meter, zodat ik onbeschadigd deze ballonnen kon passeren. Mij werd het nu ook duidelijk, waarom de laatste nachtjager zo snel afgedraaid was. Toen ik de kust bereikt had, ging ik meteen weer op 50 meter vlieghoogte naar beneden. De benzine pompte ik over van de linkertank naar de rechtertank. Zonder bommen en met een halve benzinevoorraad kon ik de machine goed op de rechter motor leggen."
De vliegtuigen die de Dornier aanvielen waren Bristol Beaufighter nachtjagers van het 219e Squadron. Zij stegen die avond op vanaf de basis RAF Scorton.[3] Een van de piloten was Flying Officer Wallace. Hij geeft aan dat hij die nacht een Dornier 217 aanviel rond 21:55 uur. Hij opende het vuur en raakte de bommenwerper in de romp en linker motor. Hij zag stukken van het vliegtuig afvliegen, waarna de bommenwerper naar beneden dook met de linkermotor uitgeschakeld.[4] Bill Norman schrijft in zijn boek "Luftwaffe losses over Northumberland & Durham" dat dit verhaal wel erg overeenkomt met dat van Brombach. Gezien de verliezen die nacht is de kans wel aanwezig dat dit het vliegtuig van Brombach was. Al blijft het, zoals Norman schreef: "pure speculatie".[5]
Brombach vertelt verder: "In Holland vloog ik op 80 meter vlieghoogte. Vlak voor 's-Hertogenbosch gaf de brandstofmeter nog zoveel aan dat de benzine nog voldoende was voor een half uur vliegen (voldoende om Eindhoven te bereiken). Maar plotseling viel de motor uit. Ik trok de machine naar tien meter boven de grond en vloog door. Daarbij heb ik ongeveer vijf bomen van een rij populieren (Nieuwendijk) op vijf meter hoogte afgesneden. De machine maakte een sprong in de lucht en sloeg na 200 meter op de grond. De meeste delen van de Dornier 217 verspreidden zich in de omgeving."
"Ook de bemanning lag naast de motoren. Ongeveer na één minuut kwam ik door een stekende pijn weer tot me zelf. Ik greep naar mijn been, vanwaar de pijn kwam. Ik had een scheenbeen in mijn hand. Van een kermende kameraad nam ik het kapmes en sneed mijn broek af en bond me zelf dat been af met een zijden shawl en met een kabel, die ik kon pakken. Toen ik een lantaarntje zag riep ik om hulp. Wij werden gevonden en heel goed verzorgd."
De bommenwerper kwam neer ter hoogte van de huidige kruising van de Nieuwendijk en het Zuiderpad. Thies van Creij woonde aan de Striensestraat, iets ten zuiden van deze locatie. Het lantaarntje dat Brombach zag was dat van Van Creij. Van Creij vertelde: "Het was een zondagnacht tussen 01:00 uur en 02:00 uur. Toen hoorden wij een vliegtuig laag over ons huis gaan en enkele seconden later werd het stil. Mijn vader is er toen uit gegaan om even buiten te gaan kijken, maar zag niets dan een klein lampje. Hij dacht: 'dat kan in de avond zo ver zijn', en ging weer terug naar bed. Enkele minuten later kwam Jan van Grinsven bij ons aan het slaapkamerraam met de woorden: 'Ome Hein, er ligt hier kortbij een vliegtuig'. Ik hoorde mensen roepen. Toen ging hij weer uit bed (ik ook natuurlijk), maar ik mocht niet direct mee en moest bij ome Willem en ome Bert blijven. Toen kwamen ook ome Piet en ome Jan. Er werd in het Duits om hulp geroepen. Met zijn drieën, de gebroerders Van Creij, zijn ze op pad gegaan. Na een minuut of tien mocht ik met ome Willem ook mee gaan kijken. Na enkele minuten kwam ook politieman Van der Elst aan, hij had een zoeklicht en een zingende muis (ook wel knijpkat) bij zich. Drie van de bemanningsleden lagen bij het vliegtuig, zij waren allemaal nogal zwaar gewond. Door koorden van de parachute af te snijden hebben zij wonden afgebonden. Mijn vader behandelde een van die soldaten die een been kwijt was [Brombach]. Van die anderen weten wij niet veel meer. De piloot lag 25 tot 30 meter van het toestel, hij was uit het toestel geslingerd. Later kwam nog het moment dat een van de soldaten een revolver aan mijn vader gaf met de bedoeling een lichtkogel af te schieten. Dat begreep mijn vader niet en hij gooide de revolver weg. Hij dacht dat hij zelfmoord wilde plegen, wat de soldaten niet bedoelden. Enkele uren na het neerkomen kwam er pas hulp uit Eindhoven. Zij waren in Nuland aan het zoeken geweest, voor ze naar Rosmalen trokken. De Duitsers brachten de bemanning naar het ziekenhuis in Den Bosch."
Toon Verbakel tekende in 2019 het verhaal op van Ties van Grinsven. De broer van de hierboven genoemde Jan van Grinsven. Ties herinnerde zich dat: "hij en zijn oudere broer Jan wakker waren geworden van het lawaai in de lucht. Zij woonden in een boerderij aan de Striensestraat. Ze renden naar buiten, de polder in, richting de plek waar ze het vliegtuig naar beneden hoorden komen. Elf boomtoppen had het vliegtuig afgeschoren bij zijn duik naar beneden. Toen de jongens bij de plek van het wrak kwamen, zagen ze twee dode en een zwaargewonde Duitser liggen. Ties en Jan ontdeden de Duitsers van hun koppel en verstopten de revolvers in een heg in de buurt. Intussen was ook oom Jan [van Creij] op de plek van de crash in het Zusterbos aangekomen. Hij verleende de gewonde Duitser eerste hulp. Diens onderbeen was er af en oom Jan bond het bloedende eind af, terwijl de Duitser maar bleef roepen 'Fester! Immer fester!' De gewonde man is uiteindelijk op een ladder afgevoerd naar de familie Van Grinsven en vandaar naar het Groot Ziekengasthuis in Den Bosch gebracht."[6] Van Grinsven heeft het hier over twee doden. Blijkbaar was één van de bemanningsleden er zo slecht aan toe dat hij dood gewaand was. Enkel Jendgens overleed.
Volgens Van Grinsven werden de volgende dag drie revolvers uit een heg gevist en naar huis meegenomen. Hij meent: "dat één exemplaar bij het verzet in Alphen terecht is gekomen, en een ander in Den Bosch. De derde revolver heeft hij zelf gehouden en na de oorlog bij de politie ingeleverd."[7]
Hermens schreef in 1993 zijn herinneringen aan de crash op: "Ik ging 's morgens kijken en zag nog brokstukken in de populieren, die langs de Nieuwendijk staan, hangen. Het wrak was ook te zien, maar zwaar bewaakt. Met meerdere leeftijdsgenoten slopen we vanuit het Zusterbos, dekking zoekend in sloten en struiken, zo dicht mogelijk naar het wrak. Er lag al een groot zeildoek over en een Duitser met een geweer zorgde er wel voor dat we op afstand bleven. Uit verveling rookten we in een van de sloten een sigaretje! Het was mijn eerste, waarna ik veel moest hoesten. Het kwam misschien ook omdat het een "Consi" was? Men zei dat er een dode was. Hij was op het beton van de Nieuwendijk gesmakt. "
Brombach werd in ieder geval samen met Schaaf naar het St. Joannes de Deo ziekenhuis in Den Bosch gebracht. Brombach verteld er zelf over: "In 's-Hertogenbosch werd mijn rechter onderbeen geamputeerd. Na 10 maanden was ik weer zover herstelt, dat ik na een vliegtechnische test weer met koeriersvliegtuigen in Duitsland en omgeving onderweg was. Na ruggespraak met de chef van het vliegpersoneel, Oberst Von Cornburg, in het Luchtvaartministerie werd ik zeer snel tot nachtjager omgeschoold. In de herfst en winter van 1944 was ik als invlieger bij Messerschmitt op de tweemotorige machine Messerschmitt 110 ingezet. Tot eind maart 1945 werd ik nog als nachtjager ingezet."
Mevrouw Thommes-Schaaf, de zus van Schaaf, schrijft over haar broer: "Mijn broer Bernhard werd met twee wervelbreuken en een bovenbeenbreuk naar het ziekenhuis in 's Hertogenbosch gebracht. Daar hebben ze hem weer genezen. Toen hij weer hersteld was werd mijn broer bij een nachtjager eskader ingedeeld. Hij vloog een machine alleen en is op een nachtvlucht neergeschoten en als vermist opgegeven. Jammer voor hem, hij was een lieve jongen."
Tijdens het herstel in het ziekenhuis bracht Brombach nog een bezoek aan de crashsite. Het was drie maanden later dat hij samen met agent Van der Elst een bezoek bracht aan Van der Creij en enkele foto's van de crashsite maakte.
In de jaren '60 van de vorige eeuw ging Van Creij met een aantal collega's op vakantie naar de Eiffel. Hij liep toevallig het hotel Eifeler Hof in Daleiden binnen. Daar vond hij tot zijn grote schrik een foto van zijn eigen vader aan de muur. Het was één van de foto's die Brombach later van de crashsite gemaakt had. Het hotel was van de familie Thommes, van de zus van Bernhard Schaaf. Van Creij deed zijn verhaal bij de familie en werd meteen uitgenodigd om er de nacht te blijven. In hetzelfde jaar kwam de familie Thommes naar Rosmalen.
In 1981 kwam Ad Hermens dit verhaal ter ore. Hij begon te schrijven en ontving een brief met foto's uit Daleiden, met het adres van de heer Brombach, die in Münster bleek te wonen. Na contact te hebben gehad met de familie Van Creij en de vliegbasis in Eindhoven werd een afspraak gemaakt voor een bezoek van Brombach aan Rosmalen en Eindhoven. Omdat Ad Hermens op de afgesproken datum zelf niet aanwezig kon zijn bezocht de heer Dielissen en zijn vrouw op 31 juli 1982 samen met de heer Brombach het Duitse militaire kerkhof in Ysselsteyn. Daar vond Brombach verschillende graven terug van zijn omgekomen kameraden. Op zondag 1 augustus werd de familie Van Creij en de plaats van de noodlanding bezocht. De confrontatie met Van Creij was natuurlijk een ontroerend moment. Even later ging het gezelschap naar de plaats waar Brombach bijna 40 jaar geleden opsteeg voor de bewuste rampvlucht. Om 10:30 uur werd het gezelschap met Ad Hermens door Adjudant Dasse ontvangen. Er vond een urenlange rondrit plaats over het gehele vliegveld, met uitstekende explicatie van de adjudant. Vele plekjes herkende Brombach nog. Een oude hangar uit die tijd stond er nog als een soort monument. Zij waren getuige van het starten en taxiën van een straaljager. In de hangar kon het toestel bekeken worden. Brombach nam een kijkje in de cockpit. Hier was een confrontatie van twee vliegers met een generatieverschil. Brombach herkende de kazerne, waar hij gelegerd was. Het was de Constant Rebecquekazerne aan de Oirschotsedijk in Eindhoven. De heer Dielissen reed na afloop met Brombach naar 's-Hertogenbosch en vond aan de hand van weer een oude foto het ziekenhuis waar Brombach verpleegd was geweest. Het was het Grootziekengasthuis. Zelfs een daar nu nog aanwezige Duitse zuster, die Brombach verpleegde, werd gevonden! Er werden vele foto's gemaakt. Brombach met vrouw en zoon vetrokken op 2 augustus, na eerst nog een bezoek gebracht te hebben aan de familie Van Creij, weer naar huis.