De S-klasse (I) torpedobootjager HMS Sturdy was in 1919 in dienst gekomen en werd nagenoeg gelijk toegevoegd aan de Reserve Fleet. Vanaf 1935 werd het schip onbewapend gereactiveerd als reddingsschip voor vliegtuigen van vliegdekschepen en met name HMS Courageous (50). Bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog gereactiveerd als torpedobootjager en ingericht voor het leggen van mijnen, liep het schip op 30 oktober 1940 bij de Binnen-Hebriden tegen de rotsen en zonk.
Gebouwd
door: |
Kiel
gelegd: |
Te
waterlating: |
Aflevering: |
Einde: |
Scotts
Shipbuilding and Engineering Company, Greenock |
april 1918 |
26 juni 1919 |
8 oktober 1919 |
30 oktober 1940 (gezonken) |
Bouwnummer : 495 |
||||
Indeling: |
Datum
in: |
Datum
uit: |
Gegevens: |
|
1919 |
HMS
Sturdy (F96), Reserve Fleet |
|||
1935 |
HMS Sturdy (H28),
Attendant ship HMS Courageous (50) |
|||
1939 |
HMS Sturdy (H28),
Attendant ship HMS Argus (I49) |
|||
juni 1940 |
30 oktober 1940 |
HMS
Sturdy (H28), 22nd Destroyer Flotilla |
In juni 1917 werd HMS Sturdy besteld als deel van een bestelling van 33 schepen middels het Twelfth War Construction Programme. De kiel voor de Admiralty S-klasse torpedobootjager HMS Sturdy werd in april 1918 gelegd aan de werf van Scotts Shipbuilding and Engineering Company, Greenock. Het schip werd op 26 juni 1919 te water gelaten, op 8 oktober 1919 afgeleverd en vrijwel direct overgeheveld naar de Reserve Fleet. Het was het eerste schip dat deze naam droeg bij de Royal Navy.[1][2][3]
Als S-klasse (I) torpedobootjager had HMS Sturdy een lengte van 84 meter en een standaard waterverplaatsing van 1.075 ton. De drie Yarrow boilers en twee sets van Brown-Curtis stoomturbines konden een snelheid genereren van 36 knopen (67 km/u) en een bereik behalen van 5.090 km bij een snelheid van 15 knopen (28 km/u). De standaard bewapening bestond uit drie stuks 102 mm QF Mark IV geschut, één voor, één tussen de schoorstenen en één achter, een 40 mm pom-pom luchtafweergeschut en 2x2 533 mm torpedolanceerinstallaties. Hoewel het schip, net als de rest van haar klasse was ingericht om nabij de brugopbouw ook twee enkele 457 mm torpedolanceerbuizen gemonteerd te krijgen, werden deze niet bevestigd.[4][5][6]
Bij de Reserve Fleet werd HMS Sturdy ingedeeld bij HMS King George V (1911) en opereerde als tender voor HMS Columbine (RN), de marinebasis te Port Edgar. Op 16 juli 1935 werd het schip ten bate van de National Revieuw in dienst gesteld zonder bewapening en met een kleine kraan op het voorschip. HMS Sturdy werd hiermee begeleidingsschip voor HMS Courageous (50) met als doel het redden en ophalen van schepen en bemanningen die op het water een noodlanding moesten maken. Op 5 december 1936 werd het schip alweer bewapend en ingericht als mijnenlegger.[7][8]
Bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog was HMS Sturdy ingericht als mijnenlegger waarbij het achterste geschut was weggelaten, evenals de achterste torpedolanceerinstallatie. Op deze wijze konden tot 40 mijnen worden meegevoerd. Hoewel het de bedoeling was dat het schip naar het Verre oosten zou worden gezonden, werd het onderweg daar naartoe in de Middellandse Zee teruggeroepen naar de Britse thuiswateren om daar escortediensten uit te voeren. Tijdens slecht weer op 30 oktober 1940 liep HMS Sturdy bij Tiree, op de Binnen Hebriden, aan de grond en brak later door de golfwerking in twee delen. Het schip ging hierbij verloren en drie manschappen kwamen om het leven.[9][10]
Naam: | HMS Sturdy |
Callsign/Registratie: |
F96, H28 |
Bouwer: |
Scotts Shipbuilding and
Engineering Company, Greenock |
Bouwnummer: |
495 |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager / S-klasse (I)
, Admiralty S-klasse |
Waterverplaatsing: |
1.075 t (standaard) 1.220 t (maximaal) |
Lengte: |
84 meter |
Breedte: |
8,15 meter |
Diepgang: |
3,30 meter |
Aandrijving: |
2 Brown-Curtiss stoomturbines 3 Yarrow boilers 2 schachten 27.000 shp (20.000 kW) |
Snelheid: |
36 knopen (66,67 km/u) |
Bereik: |
5.090 km bij 15 knopen (28 km/u) |
Bewapening: |
3x1 QF 101.6 mm Mark IV geschut
(later 2) 1x 40mm Vickers luchtafweer 2x2 533 mm torpedolanceerbuizen (later verwijderd) |
Bemanning |
90 |
Commander Reginald W. Grubb
(Kapitein-Luitenant ter zee) |
1 oktober 1919 - 5 maart 1920 |
Commander Alfred E. Evans (Kapitein-Luitenant ter zee) | 21 juni 1920 - augustus 1920 |
Lieutenant-Commander Renfrew
Gotto(Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
14 november 1930 |
Commander David J. R. Simson (Kapitein-Luitenant ter zee) | 26 maart 1931 - 27 april 1931 |
Lieutenant-Commander William G.
Davis (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
4 december 1931 |
Lieutenant-Commander Hubert V.
P. McClintock (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
20 april 1934 |
Lieutenant-Commander John H.
Huntley (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
7 januari 1935 |
Lieutenant-Commander Geoffrey H.
Birley (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
maart 1936 |
Lieutenant-Commander George
Tyndale Cooper (Luitenant ter zee der 1ste klasse) |
31 juli 1939 - 30 oktober 1940 |