De HMT Lancastria werd na Duinkerken ingezet als troepentransportschip en werd op 17 juni 1940 door de Luftwaffe tot zinken gebracht. Het totale aantal slachtoffers is nooit geheel bekend geworden. Schattingen lopen uiteen dat er zich tussen de 4000 en 9000 militairen aan boord bevonden.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
Afgeleverd: |
Einde: |
William Beardmore & Company, Glasgow |
2 juni 1919 |
31 mei 1922 |
13 juni 1922 |
17 juni 1940 (gezonken) |
Bouwnummer: 577 |
||||
Indeling: |
Datum in: |
Datum uit: |
Gegevens: |
|
1920 |
1924 |
RMS Tyrrhenia,
Anchor Line/Cunard Line |
||
1924 |
1940 |
RMS Lancastria,
Cunard Line |
||
april 1940 |
17 juni 1940 |
HMT Lancastria
(Troepentransportschip), Davenport |
In 1916 plaatste de Anchor Line bij de scheepsbouwer William Beardmore & Company te Glasgow, een bestelling voor twee schepen. Onder bouwnummer 577 werd RMS Tyrrhenia gebouwd. Op 2 juni 1919 werd de kiel gelegd voor de Tyrrhenia. Het schip, ondertussen tijdens de bouw overgedragen aan de Cunard Line, werd op 31 mei 1922 door Lady Invernairn te water gelaten en op 13 juni 1922 afgeleverd. Het passagiersschip had een tonnage van 16.243 Ton en een lengte van 176 meter. Verdeeld over drie klassen, was het schip ingericht voor 2151 passagiers in drie klassen. RMS Tyrrhenia was het zusterschip van de een jaar eerder gebouwde RMS Cameronia. Op 19 juni 1922 voer de RMS Tyrrhenia haar maiden voyage van Glasgow via Quebec City naar Montreal.[1]
In 1924 werd het schip verbouwd van drie klassen naar 2 klassen. Hierna kon het nog twee klassen vervoeren en werd het omgedoopt tot RMS Lancastria. Nadat het schip opnieuw in dienst was genomen werd het ingezet op de route tussen Liverpool en New York. Vanaf 1932 werd het inzetgebied verplaatst naar de Middellandse Zee en Noord-Europa waar het vooral voor cruisevaarten werd gebruikt. Hierbij werd op 10 oktober 1932 door het schip de bemanning gered van de s.s. Scheldestad, welke was gezonken in de Golf van Biskaje.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd het schip door het War Ministry gevorderd en door de Admiralty ingezet als troepentransportschip. In september 1939 was het schip bij de Bahama's en werd gedirigeerd naar New York. Hier werd het schip grijs geschilderd en van alle onnodige toevoegingen ontdaan. Een stuk 102 mm geschut werd geplaatst voor de eigen verdediging. Formeel kwam het schip in dienst als HMT Lancastria.[2]
Op 16 april 1940 was de Lancastria onderweg van Glasgow naar Reykjavik in IJsland als troepentransportschip. Al op de terugweg vanuit IJsland kreeg het schip opdracht op te stomen naar Noorwegen. Na voorraden te hebben ingeslagen, vertrok HMT Lancastria om middernacht 28 mei 1940 naar Noorwegen en kwam het schip op 4 juni aan bij Namsos. Lancastria nam hier 2653 militairen aan boord van diverse nationaliteiten. Op 8 juni legde het schip aan bij Scapa Flow, waar een deel van de troepen werd ontscheept. De volgende dag vertrok het schip naar Greenock waar de rest van de troepen werd ontscheept. Hierna vertrok de Lancastria richting Liverpool waar het schip de nodige reparaties zou krijgen. Vrijwel direct na aankomst kregen de officieren van de Lancastria te horen dat het schip toch direct weer zou worden ingezet. Na de Slag bij Duinkerken, werd de HMT Lancastria namelijk ingezet bij Operatie Aerial, de evacuatie van troepen uit West-Frankrijk. De bemanning was aanvankelijk al weggestuurd maar op enkele na lukte het de gehele bemanning tijdig aan boord te krijgen. Laat in de avond kon het schip vertrekken en om 07.00 uur op 15 juni lag het schip voor anker bij Plymouth.[3][4]
In de avond van die 15e juni vertrok het schip, samen met de HMT Franconia, naar Brest, waar het de volgende ochtend aankwam. In Brest ontving Lancastria de opdracht door te varen naar de baai van Quiberon, waar het samen met de Franconia naar toe trok. Rond 20.00 uur werd de locatie bereikt. Vrijwel direct werden de schepen aangevallen door vliegtuigen, maar de bommen misten hun doel. Vervolgens mitrailleerden de vliegtuigen de dekken van beide schepen. De bommen beschadigde de HMT Franconia wel en deze was gedwongen haar motoren stil te leggen en haar anker te laten vallen. HMT Lancastria voer alleen verder de baai binnen. Hier kreeg Captain Sharp van de gezagvoerder van een trawler te horen dat het veel te gevaarlijk was en dat het schip beter naar Saint-Nazaire door kon varen.[5]
Bij Quiberon besloot Rudolph Sharp dan ook te vertrekken richting Saint-Nazaire. Op 16 juni 1940 rond 06.00 uur kwam het schip aan in de monding van de Loire. Er was op dat moment maar één ander schip in de omgeving, het hospitaalschip HMHS Somersetshire. In de vroege ochtend vertrok dit schip alweer. HMT Lancastria kreeg bezoek van drie Royal Naval Volunteer Reserve (RNVR) Transport Officers. Zij vroegen Captain Sharp hoeveel mensen hij kon meenemen, waarop Sharp aangaf bijna 3000. Captain Sharp kreeg echter bevel zo veel mogelijk personen aan boord te nemen. Het precieze aantal mensen aan boord is nooit bekend geworden, maar schattingen spreken over aantallen tussen de 4000 en 9000 personen. De aan boord genomen vluchtelingen varieerden van bevoorradingstroepen en RAF personeel tot burger vluchtelingen. Deze laatsten behoorden tot ambassadepersoneel, personeel van Fairey en dergelijke. Eén van de eerste groepen die aan boord kwamen waren bijna 200 manschappen van de Royal Air Force onder leiding van Wing Commander Douglas Macfadyen. Hierop volgend kwam ondersteunend personeel van No. 73 Squadron.[6]
Rond 08.00 uur kwamen manschappen van het Royal Armoured Medical Corps. Captain Griggs van het R.A.M.C. werd aangewezen om op het schip als Adjutant op te treden. Hij ging direct aan de slag om zo veel mogelijk duidelijk te krijgen wie zich aan boord bevonden. Torpedobootjager HMS Havelock bracht de manschappen van het 53rd Company Auxiliary Pioneer Corps onder bevel van Major Scott-Bowden aan boord. Op dat moment begon het schip al vol te raken. Om 15.50 uur werd Het gebied aangevallen door Junkers Ju 88 bommenwerpers van II. Gruppe, Kampfgeschwader 30. Het schip werd vrijwel direct drie keer getroffen en maakte gelijk slagzij. Binnen 20 minuten zonk het schip. Grote hoeveelheden brandstof kwamen vrij in het water, welke deels vlam vatte. Het schip zonk uiteindelijk om 16.12 uur op vijf zeemijl ten zuiden van Chémoulin, ongeveer 9 zeemijl van Saint-Nazaire.[7][8]
Te hulp schietende schepen konden uiteindelijk 2477 mensen redden. Veel slachtoffers vielen door onderkoeling, verbranding vanwege de brandende olie en door mitrailleuraanvallen van overvliegende Duitse vliegtuigen. De schok bij de Admiralty over het grote aantal slachtoffers was zo groot dat men de pers vroeg voorlopig af te zien van publicatie. Pas op 26 juli berichtte de pers er in kleine berichten over.[9]
De gezagvoerder van het schip, Captain Rudolph Sharp, overleefde de ramp en werd later gezagvoerder van de RMS Laconia. Toen dit schip op 12 september 1942 werd getorpedeerd (zie Laconia-incident) kwam hij echter hierbij om het leven. Van de slachtoffers heeft de Lancastria Association tot op heden van 1738 personen weten vast te stellen dat ze omgekomen zijn aan boord van de HMT Lancastria.
Naam: | RMS Tyrrhenia (1920, Cunard Line) RMS Lancastria (1924, Cunard Line) |
Callsign/Registratie: |
KMGS/145943 |
Bouwer: |
William Beardmore & Company,
Glasgow |
Bouwnummer: |
557 |
Waterverplaatsing: |
16.243 BRT |
Lengte: |
176 meter |
Breedte: |
21,34 m |
Diepgang: |
9,60 m |
Aandrijving: |
6 Brown-Curtis stoomturbines 13.500 p 2.500 nhp 2 schachten |
Snelheid: |
16,5 knopen ( 31 km/u) |
Bereik: |
? |
Bemanning: |
320 (2151 passagiers of 3000
troepen) Tyrrhenia: 280(1e Klasse), 364 (2e Klasse), 1.187 (3e Klasse) Lancastria: 580 (cabine) 1.000 (3e Klasse) |