Waar ze zijn, is niet altijd makkelijk te achterhalen, maar uniek zijn ze ook niet. Hitlers auto’s. Hij had er verschillende en sommige daarvan staan in musea verspreid over de wereld. Er zijn exemplaren die het eind van de oorlog niet hebben gehaald, en waar de rest is, blijft een mysterie. Af en toe duikt er een op bij een veiling, die dan weer vaak heel snel in een privécollectie verdwijnt.
In afgelopen jaren werden verschillende oude Mercedessen van Hitler voor miljoenen dollars te koop aangeboden. Voor verzamelaars zijn de oude modellen, zeker als ze van Hitler zijn geweest een lugubere maar interessante investering. In een interview in the Guardian zei de directeur van een museum van klassieke auto’s in Moskou ooit dat Hitlers auto door hem als een trofee zou worden ervaren, net zoals zijn hoed, zijn armband met hakenkruis en zijn jasje die zich in een ander museum in Moskou bevinden. Het speet hem dat hij nog nooit een auto van Hitler had weten te bemachtigen.
Hitlers chauffeur Erich Kempka herinnerde zich de dag nog goed waarop hij voor het eerst een van de wagens van Hitler zag. Het was 1932 en alhoewel Adolf Hitler nog geen rijkskanselier was, had hij wel de beschikking over zulke dure auto's dat Kempka er, naar eigen zeggen, nog nooit een in het echt had gezien. De auto die hij op die dag van München naar Berlijn moest rijden, was zelfs te groot voor hem, zodat hij dekens op de stoel moest leggen om goed zicht op de weg te kunnen houden.
Sinds de jaren twintig financierde de partij (de NSDAP) de auto's van Hitler, die hij overigens nooit zelf reed. Hij had altijd een chauffeur. In de jaren twintig was dat nog Emile Maurice, maar nadat die uit de gratie was geraakt, nam Kempka zijn rol over. Een andere chauffeur was Julius Schreck. Die kon niet alleen goed rijden maar hij was ook zeer vaardig in het uitschakelen van communisten. In de beginjaren van de partij, liep het op bijeenkomsten regelmatig uit op knokpartijen en Schreck was ook Hitlers fanatieke lijfwacht. Samen zaten de twee in 1923 een gevangenisstraf uit omdat ze hadden geprobeerd de Beierse regering omver te werpen. Kempka speelde een belangrijke rol na Hitlers dood, toen hij moest zorgen voor de benzine waarmee de lijken van Adolf en Eva Hitler werden overgoten, waarna ze verbrand werden.
Hitler kreeg in 1920 voor het eerst een auto tot zijn beschikking. Dat was in het begin nog een wagen van het nu onbekende merk Selve, maar al binnen een jaar kon hij, gesponsord door rijke vrienden en door een vriendelijke dealer, zijn eerste Mercedes kopen. Toen de partij begon te groeien, groeide het wagenpark mee. In februari 1925 kocht Hitler al een auto voor het in die tijd fikse bedrag van 26 duizend Rijksmark. Uiteindelijk bezat hij verschillende luxe Mercedessen, maar ook een zeswielige terreinwagen zoals de Mercedes die in 2020 in Soesterberg werd tentoongesteld. Die wagen was niet geschikt voor normaal gebruik. Daarvoor was hij met een maximum snelheid van 76 kilometer per uur te langzaam. Hij was gemaakt om ermee door ruig terrein te rijden en dus een handig vervoermiddel als Hitler zijn troepen wilde volgen door bijvoorbeeld België en Tsjecho-Slowakije.
In Hitlers vele propagandaboeken is hij in alle uithoeken van Europa in zijn Mercedessen te zien: bejubeld door mensenmenigten in Wenen, met kinderen om de auto op een landweggetje in Duitsland, in slaap gevallen tijdens een autorit naar een politieke bijeenkomst, in München, in Neurenberg, in Berlijn en uiteraard in de zeswielige variant in het net ingenomen Praag.
Hitler was er maar wat trots op dat hij nooit een ongeluk had gehad. Hij zei zelf dat hij er altijd op stond dat zijn chauffeurs hun snelheid aanpasten 'aan het zicht dat ze hadden op de weg'. 'Als er een kind de weg op loopt, en aangereden wordt,' zo redeneerde hij, 'is dat niet de schuld van het kind, want een kind denkt niet. De chauffeur moet denken.'
Hoezeer men Hitler ook veracht, een zekere historische waarde hebben de wagens zonder twijfel. Daar waren de geallieerde soldaten aan het eind van de oorlog zich echter lang niet allemaal van bewust. De wagens werden gewoon ingezet in het leger en op foto's is te zien dat men er niet al te voorzichtig mee omging. Er zullen ongetwijfeld verschillende Hitlerauto's op de schroothoop zijn beland.
Hoeveel van Hitlers auto’s de oorlog hebben overleefd, is moeilijk vast te stellen. De Russen sleepten van alles uit Duitsland mee terug naar hun thuisland, waaronder de auto's van hoge nazi's. Of daar ook Berlijnse Mercedessen van Hitler bij zaten, is niet duidelijk, maar in Lomakov's Museum of antique autos and motorcycles in Moskou staan wel auto’s die van Hermann Göring, Joseph Goebbels en Martin Bormann zijn geweest. Uit 2009 stamt een verhaal over een onbekende Rus die vijf luxe auto’s zou hebben aangeschaft, waaronder een Mercedes Benz 770K van Adolf Hitler. Hij zou ze via de Düsseldorfse dealer Michael Fröhlich in zijn bezit hebben gekregen, maar die liet niets los over de prijs of over de nieuwe bezitter van de wagen. Waarschijnlijk zijn op vergelijkbare manier meer oude Mercedessen van Hitler terechtgekomen bij onbekende particuliere verzamelaars.
Ook de Amerikanen namen van alles mee naar hun eigen land, waaronder de dure Mercedes van Hermann Göring, die in 1970 in het Canadese Oorlogsmuseum in Ottawa terechtkwam. De Amerikaanse sergeant Joe Azara had de auto in 1945 in de buurt van Salzburg gevonden op een treinwagon. Terwijl hij werd beschoten door Duitse soldaten lukte het hem de auto te bemachtigen, maar omdat het ding al snel motorproblemen kreeg, moest Azara de motor door die van een andere Mercedes vervangen. Men vermoedt dat hij daar de motor van een auto voor gebruikte die bij Hitlers villa ‘Berghof’ op de Obersalzberg stond. In 1945 werd de auto met de nieuwe motor naar Boston verscheept, waar hij als ‘de auto van Göring’ direct The Boston Daily Globe haalde. Na allerlei omzwervingen, verwarring en discussie over de identiteit bleek de originele nummerplaat van de wagen echter overgeschilderd. Van achter het nummer WL-148697 kwam een ander nummer tevoorschijn: IA-148697. En dat was een nummer van een van de wagens van Hitler. De auto, die inmiddels al jaren in het museum in Ottawa stond, bleek niet van Göring te zijn geweest, maar van de hoogste nazichef zelf.
De auto’s van Hitler zijn op verschillende manieren te herkennen. Een deel ervan had nummerplaten die begonnen met de combinatie IA-148 en daar zijn overzichten van. Maar ook van de wagens met andere nummerplaten is nog steeds vast te stellen of ze van Hitler waren, en niet alleen door naar oude foto’s te kijken. Het bedrijf Mercedes weet precies welke serienummers de auto’s van Hitler hadden.
Een aantal van de luxewagens is ook aan de binnenkant te herkennen. Hitler, die altijd naast de chauffeur zat, had onder zijn stoel een verhoging laten aanbrengen waarop hij kon gaan staan als hij mensenmassa's wilde begroeten. Daarnaast was het, als hij in de auto recht overeind stond, niet de bedoeling dat hij omviel. Daarom was er aan de voorruit een handgreep gemaakt, waaraan hij zich kon vasthouden.
Hitlers auto's delen in de negatieve mythe die Hitler is geworden. Zo vertelde museumdirecteur Lomakov The Guardian dat hij dacht dat een Hitlermercedes die ooit door een Rus werd aangekocht, volgens hem vervloekt was. Hij wist wel zeker dat bijna iedereen die het ding in bezit had gehad, vrij snel daarna stierf.
Dat er zo’n vloek bestaat is uiteraard kletspraat, maar Mercedes heeft wel een duistere geschiedenis waar men het liever niet over heeft. En dat zou je een vloek kunnen noemen, die het bedrijf al sinds de oorlog achtervolgt.
Dat Mercedes moeite heeft de geschiedenis een plek te geven, valt op als je hun website bezoekt. Al jarenlang stopt het historisch overzicht op de site in het jaar 1926. Natuurlijk zijn er oude modellen en modellen van na 1926 te zien, maar nergens vind je iets over Hitler, ook niet onder de noemer ‘persoonlijkheden’.
Waarschijnlijk komt er op de website van Mercedes nooit een volledig historisch overzicht te staan. Daarvoor kun je terecht bij historici of bij een van de musea waar Mercedessen van Hitler tentoongesteld worden. En die zijn niet allemaal zo ver weg als het Lyon Air Museum in Santa Ana in de Verenigde Staten of het Canadese Oorlogsmuseum in Ottawa. Veel dichterbij staan ze ook, bijvoorbeeld in het Musée Henri Malartre in het Franse Lyon en in het Auto- en Techniekmuseum Sinsheim in Duitsland. Of in 2020 tijdelijk in Soesterberg.