Ilse Schwanke is in 1928 geboren en beleefde in de jaren 1944 en 1945 als een tiener de Tweede Wereldoorlog in Berlijn. Herinneringen aan die jaren zijn in 2013 terecht gekomen in het Duitse 'Lebendiges Museum online' het LEMO.
De verhalen zijn niet volledig en enigszins fragmentarisch, maar het is wel heel interessant om gebeurtenissen uit die tijd te ervaren middels de herinneringen van iemand die indertijd een puber was.
In het voorlaatste jaar van de oorlog, 1944, ging ik naar de handelsschool bij de 'Warschauer Strasse ', die toen "Horst Wessel" heette. De naamgever was een zogenaamde martelaar uit de vooroorlogse nazistrijd in Berlijn, naar wie het toenmalige tweede volkslied, het "Horst Wessel Lied", werd vernoemd. Ook onze rector leek affectie te voelen voor deze afgod. Het favoriete tijdverdrijf van onze rector was om zich door de vrouwelijke leerlingen een goede ochtend te laten wensen met de Hitlergroet. Dit gebeurde op de volgende manier: de studentes, individueel, in paren of in drietallen, moesten hun rechterarm optillen en 'Heil Hitler' zeggen. (Zoveel zaligheid was waarschijnlijk eerder schadelijk voor de 'Führer'; hij werd megalomaan)! Nu waren sommige leerlinges - het was een meisjesschool - nog niet goed uitgeslapen. Daarom gebeurde het, dat ze hun rechterarm niet helemaal volgens de voorschriften tot op ooghoogte kregen . Maar de rector was uiterst geduldig of geïrriteerd, zodat hij de groep 2 à 3 keer terug stuurde om de hele gebeurtenis eindelijk tot een goed einde te brengen. Onnozel zoals men als jong puberend meisje was, hadden we er ook nog lol in. Deze scenes herhaalden zich nog heel vaak totdat de rector genoeg van die gekheid had.
Op een dag vertelde hij ons kort en zonder emotie, dat we vanaf 1 oktober tot maatschappelijke dienstverlening verplicht waren en ons stipt om 7 uur 's ochtends moesten melden bij de leerlingwerkplaats van de firma Osram in de buurt van het station 'Warschauer Strasse'. Waarschijnlijk was hij de mening toegedaan dat lichamelijke arbeid ons beter zou doen dan almaar in de schoolbanken zitten en op domme gedachten komen. Misschien is het ook wel zo gegaan, dat men de rector en de andere leerkrachten voor oorlogstaken nodig had. Nu begon een moeilijke tijd voor ons. De dagen gingen aldus voorbij: we moesten een stuk metaal met een vijl bewerken tot het op de millimeter precies de juiste afmeting had. O wee als er teveel afgevijld was. Dan vloog het bedorven stuk, met commentaar van de leermeester, op de schroothoop, daarna doodse stilte vanwege de vele luisteraars. De vijand, de fanatieke nationaalsocialistische medemens, luisterde overal mee. Daarom hield je liever je mond en dacht er het jouwe van. Die jonge vrouw, Gerda St...., zei me op een dag, met tranen in haar ogen, dat ze de volgende morgen naar een andere plek zou gaan. Ze gaf mij als afscheid het boek van Bruno H. Bürgel "Die kleinen Freuden" met daarin een opdracht van haar. Ik durfde niets te vragen, zij durfde niets te zeggen. De baas hield ons altijd in de gaten. Ik denk dat hij dat aan de partij verplicht was.
De hele sfeer werd voor mij nog deprimerender door een vreselijke ervaring in de adventstijd. Ik zou ergens iets heen moeten brengen. Ik had net de deur naar de gang geopend, toen zich veel vermagerde, in lompen gehulde figuren door de smalle gang drongen. Voortgedreven door enkele SS'ers - mensen met knallende leren zwepen. Zoals je rundvee voor je uitdrijft. Het waren duidelijk krijgsgevangenen, afkomstig van een of ander zwaar werk. Sommigen probeerden ook om iets eetbaars te vinden in de in nissen geplaatste afvalbakken uit de keuken . Hun drijvers waren genadeloos en sloegen niet alleen het deksel weer dicht, maar ook op de gevangenen in. Ik was doodsbang om zoiets te zien. Ik bleef in de deuropening staan, omdat ik ook gewoon niet verder kon. Ik werd al snel aangesproken door de leider: "Wat is er? Zorg dat je in beweging komt!" Hij wist natuurlijk, wat er buiten gaande was. Omdat hij het geluid onmogelijk kon hebben gemist.
Mijn ouderlijk huis stond aan de rand van een voorstad van Berlijn, een beetje eenzaam tussen een park en weilanden. Een ideaal toevluchtsoord voor kinderen in de vrije natuur, maar wel te midden van 'Großberlin'. Met enigszins goede verkeersverbindingen, maar ver verwijderd van de door luchtaanvallen veroorzaakte vernielingen in het centrum. Maar onstuitbaar naderde in april 1945 de oorlog van het fel bevochten Oderfront en het zou ons onvermijdelijk als eerste bereiken. Vol angst hebben mijn ouders en ik daar naar uitgekeken, hoewel wij geen fervente aanhangers van het regime waren. Dagenlang was het geluid van gevechten al te horen. Toen gebeurde alles zo snel, dat we nauwelijks tijd hadden om het goed te beseffen. Een Duitssprekende Russische luitenant legde ons uit, dat we ons huis met onmiddellijke ingang moesten verlaten. Het zou tijdelijk als ziekenhuis worden gebruikt. We namen de belangrijkste spullen mee naar de kelder, maar geen meubilair. Daar wachtten we angstig af op wat er verder zou gebeuren. Er kwamen ook al drie sterke hospitaalsoldaten en zij maakten onze houten wastafel op het houten frame in de tuin vast. Toen, lieve mama, zeiden ze je dat je de ketel voor de was moest opstoken. Op die manier hadden ze meteen een zweterige bezigheid voor de "Matkas" (Pools voor moeder). Ze brachten veel bebloed beddengoed mee. Misschien het onze? We moesten het weer wassen en drogen, want de oorlog zou nu pas echt beginnen.
Achteraf zie ik dit weer als een groot geluk; daardoor hadden we altijd dezelfde Russen om ons heen en de bescherming van de luitenant, die ons niet als verslagen vijanden behandelde. Lieve moeder, daarbij moet ik ook jouw duidelijke communicatie over onze behoeften loven. "We kunnen niet werken zonder voedsel!" Vrij brutaal en zelfverzekerd. Onmiddellijk bracht de luitenant ons onze melkkan en zei tegen me: "Haal eten jij, van goulashkanon! (veldkeuken) Die kant op." En hij wees naar de kant van de linker buurman. Ik had geen idee waar het zou moeten zijn. Pas toen ik onderweg was, besefte ik wat een lange afstand ik moest afleggen. Voor het tweede van een dubbel huis, twee enorme weilanden verder voor het volgende huis op ongeveer 50 m afstand, stond het goulashkanon en dat stoomde veelbelovend. Pas nu bekeek ik de omgeving vlakbij en bemerkte, dat rechts en links van de straat in de berm veel Russische soldaten uit hun kookspullen zaten te lepelen. Verbaasd keken we elkaar aan. Ik weet nu niet meer of ze me nog iets toeschreeuwden. Sommigen waren in ieder geval erg met hun eten bezig . Angst en honger - waarschijnlijk meer angst - zorgden ervoor dat ik rustig verder liep.
Bij het goulashkanon aangekomen, nam een van de mannen mijn melkkan aan en de kok vulde die drie kwart. Het was een kan van twee liter. Terug ging sneller met detzelfde druk van angst in mijn nek. We kregen ook een lepel aangereikt, van ons zelf. Aanvankelijk zag je veel vloeistof, maar hoe dichter je bij de bodem kwam, hoe dikker de bouillon werd. Er dreven stukjes aardappelen en zelfs vlees in. Zoals we bemerkten, was het paardenvlees. Deze dieren waren nu overbodig in Berlijn en dienden de soldaten als voedsel. Overal was voedsel schaars. Zelfs de soldaten hadden soms niets te eten. Sommige rokers verruilden hun commissiebrood (oorlogsbrood) zelfs voor machorka (Russische tabak). En papa had het zelf verbouwd en met grote zorg bewerkt. Het hielp ook tegen de grootste honger. Op een dag kwam een oude Russische soldaat met slechts één oog naar onze wasbak. Hij zag er niet vriendelijk uit en dat was hij nog minder. Hij sprak me kwaad aan in het Russisch. Ik begreep hem niet en haalde mijn schouders op. Hij werd woest en richtte zijn geweer of MP (machinepistool) op me en schold me in het Russisch uit, waarop ik alleen maar zei: "Schiet maar!" Het interesseerde me niets; gedachteloos en lichtzinnig, zoals het waarschijnlijk bij de puberteit hoort. Toen, lieve moeder, greep jij in. Het roepen naar de luitenant leidde hem even af. En de luitenant kwam na een tijdje. Hij snauwde de soldaat toe die, zoals bleek, gewoon wilde dat ik hem een glas water bracht. De moeilijke situatie was ontspannen. Een Russische soldaat of verpleegster in uniform, die ook in ons huis woonde, bracht hem het glas water.
Toen kwam, op 8 mei 1945, de wapenstilstand , de overgave van de Duitse Wehrmacht, wat een goede reden was om te feesten. En de Russen weten hoe ze moeten dansen en zingen. Ze nodigden ons in onze woonkamer uit en gaven een echte show. De een speelde de accordeon en een ander danste de gebruikelijke Krakowiak (traditionele Poolse dans). Een dans in hurkzit, die een grote flexibiliteit en natuurlijke behendigheid vraagt. De muziek en de danser gingen steeds sneller totdat hem de zweetdruppels over zijn gezicht liepen. We hebben keihard geklapt. Daarna moesten we mee naar de kelder. Daar stonden weckpotten met vet varkensvlees op tafel, maar die waren niet van ons. Ze hadden die ergens georganiseerd. En flessen met wodka van 90%. Gastvrij, zoals de Russen nou eenmaal zijn, moesten we het ook proeven. Het eerste slokje brandde zo in mijn keel, dat ik weigerde om het grote glas leeg te drinken. Dat gaf aanleiding tot een algemeen gelach. Daar, lieve moeder, offerde je jezelf voor mij op en dronk mijn glas leeg. Te oordelen naar het lawaai en de dronkenmanspraat waren de kelderbewoners - Russen - al behoorlijk blauw. We waren blij dat we ze konden ontvluchten en op weg konden gaan naar onze slaapplaatsen, voordat er iets ergers zou gebeuren. Achteraf gezien denk ik, dat de Oost-Europese werkster van onze buurman waarschijnlijk vaak onze beschermengel is geweest. Hoe kunnen we haar bedanken? Bedanken, door hier als een goede herinnering over haar te schrijven.
Later vonden we ook lege flessen haar- en gezichtslotion in onze kelder. Die moeten afkomstig zijn geweest van de kapper in de stad. Of zij het gedronken hebben omdat er alcohol in zat, of dat zij het voor hun lichaam gebruikten om de geur te verbeteren; wie weet? De eerste luitenant zei meer dan eens tegen me: "Jij Hitler - Goebbels - kind!" Nu duurde het niet lang voordat de gewonden verder vervoerd werden, waarschijnlijk naar huis. En een paar dagen later verlieten de eerste luitenant, de verpleegster en de manschappen ons huis en mochten we het weer betrekken. Twee soldaten bleven achter als herders, die de koeien, die de van overal en nergens in de weilanden bijeengedreven waren, moesten bewaken.
Op een avond, toen we weer naar onze nicht wilden gaan om te slapen, rolde een jonge herder in uniform als een koe of een paard in de met gras begroeide wegberm. Hij sprong op en begon een gesprek met ons in het Russisch. Het was gewoon om geen angst te tonen. Dus zei ik tegen hem: "We gaan ergens anders slapen, dat had je niet verwacht, hè?" Gelukkig verstond hij geen Duits, maar op de een of andere manier moet dit hem hebben aangemoedigd om mij de volgende dagen in de gaten te houden. Zo kwam hij op een dag terwijl ik op de veranda zat. Vader deed de deur open en liet hem binnen. Ik werd verondersteld om de kraagemblemen op zijn uniform te naaien. Ik denk dat het een geschiktheidstest was. Hij bracht zelfs naaigaren mee. Hij volgde elke steek en toen ik klaar was, toonde hij zijn blijdschap met "goed", dat hij in het Duits kon zeggen. Ik weet niet of hij met mij wilde trouwen, maar ik moest met hem meekomen naar Rusland. Mijn duidelijke "nee" en papa's constante controle of alles in orde was, deden hem uiteindelijk vertrekken. Het was immers wapenstilstand en het lastigvallen van de burgerbevolking werd zwaar gestraft door het inmiddels ingestelde gezag; bijvoorbeeld door een kaalgeschoren hoofd.
Nu dacht ik mezelf duidelijk tegen de koeherder uitgedrukt te hebben, maar dit bleek een vergissing van mij te zijn. Hij kwam na een paar dagen terug en wilde met de dochter praten. Hij kwam hinderlijk dichtbij me en ontdekte mijn zilveren ketting met het medaillon. Hierop stond een kinderlijke voorstelling van het spel blindemannetje. Zijn interesse ervoor deed me de hele ketting afdoen en aan hem geven. Hij gaf het me terug en bleef op me inpraten. Uiterlijk bleef ik rustig, maar ik werd steeds banger. Ook walgde ik van het vuile uniform en zijn opdringerige manier van doen. Nu kwam mijn vader tussenbeide met onze melkkan en zei op een norse toon (wat anders niet zijn gewoonte was): "Je neemt deze melkkan nu mee naar onze buren. Daar verstop je je onder het hooi tot ik je roep!" Toen werd ik me echt bewust van mijn situatie en ik ging, van binnen trillend, meteen op weg. Daarbij hadden de buren helemaal geen geit meer. Ik had het begrepen. Door de scherpe toon van mijn vader was de Rus aanvankelijk onthutst en begreep niet echt wat er gespeeld werd. Wat moeten ook papa en mama op dit moment hebben doorgemaakt. Zij waren ook in groot gevaar.
Ondertussen had ik me onder het hooi van de buren verstopt tot helemaal achterin tegen de muur. Ik was zo bang dat ik, zoals ze zo mooi zeggen, bloed en tranen zweette. Plotseling ging de schuurdeur open en iemand deed met zijn handen het hooi opzij (gelukkig niet met de hooivork). Nu zakte de moed me helemaal in de schoenen, want ik dacht dat hij me gevonden had of dat de buren me verraden hadden. Toen riep de oude buurvrouw mijn naam en zei: "Je kunt er weer uit komen, je vader heeft gezegd dat alles voorbij is." Ze bevrijdde me van de restjes hooi en drukte de lege melkbus in mijn hand. Toen lachte ze hartelijk, misschien om de vreemde aanblik die ik bood? Ik kon er niet om te lachen. Ook werd er in de familie niet meer over gesproken. Deze ervaring was voor mij te beangstigend. Het heeft lang geduurd voordat ik het verdrongen had. Misschien helpt dit opschrijven me om het ook goed te verwerken.
Opnieuw kwam er een Rus naar ons toe. Hij had een hogere rang, maar weer niet zo hoog dat je in de houding moest staan. Met een barse toon commanderend, gooide hij jou, lieve moeder, een middelgrote zak op tafel. "U kookt eten voor 10 man." Eerst bekeek u de inhoud. Het waren kurkdroge oude erwten. Eigenlijk een lekkernij in deze karige tijd. Maar de vraag "wanneer is het klaar?" maakte je geagiteerd. Want het was 's ochtends rond 10:00. "Hoe laat is het klaar?" Daarbij wees op zijn horloge, op de 1. Je zei nog, dat dat niet te doen was. Maar hij ging niet verder in discussie en verdween. Erwten koken zonder 3 uur te weken was gewoon onmogelijk en dan deze hoeveelheid! Gelukkig was er altijd vuur in de kolenkachel, maar helaas waren er geen kolen meer, die de warmte goed konden vasthouden. Er was ook een grotere ketel in de kelder, die er niet erg uitnodigend uitzag (ik denk dat die gebruikt werd voor het koken van kleine wasjes). Ik mocht roeren zodat de erwten niet aanbrandden. Maar zo wat we ook probeerden, die dingen waren nog steeds steenhard en niet te eten. Toen kwam je op het goede idee om natron (huismiddeltje om uit cellulose bestaande plantendelen sneller zacht te maken.) toe te voegen. Dat deden we nog en paar keer, ook deden we er nog enkele keren water bij, want de tijd verstreek en de erwten waren nog net zo hard als in het begin. We hadden nog een half uur tijd, maar dan moest er worden opgediend.
Ondertussen had vader onze grote uitschuiftafel klaargemaakt door platen tussen de delen te leggen en voor onze bank geduwd. Bij de andere zitplaatsen werden stoelen uit elke kamer gezet. Ik zou de borden moeten opdienen. Maar we hadden alleen platte borden en niet genoeg lepels. Die hadden ze niet nodig, verzekerden de Russen ons . U, lieve moeder, had nog gezegd dat uw dochter niets mocht overkomen. Toen werden de 10 mannen met een zweepslag als vee naar binnen gedreven. Ik zal mijn afschuw mijn leven lang niet vergeten. Het waren Mongolen, kaal geschoren en met een wilde oogopslag. Ze moesten op het commando van de zweepslag gaan zitten. Eerst moesten alle borden gevuld op tafel staan. Op hetzelfde commando begonnen ze hun borden in de ware zin van het woord leeg te slurpen . Alles verliep als een uurwerk; in een paar minuten was het klaar. Bij een zweepslag moesten ze opstaan en werden net zo naar buiten gedreven, als ze binnengekomen waren. Het drama was voorbij. Opluchting aan onze kant. Waarschijnlijk hadden ze door de nog niet gare erwten een flinke last van hun maag . Maar hoe groot was later de schok toen ik de borden afdroogde. Aan de onderkant waren hakenkruis en de rijksadelaar watervast opgedrukt. Als iemand het bord had omgedraaid of opgetild zodat men de figuren kon zien, dan zou het ons slecht zijn vergaan. Mijn vader wist het al die tijd. Zelf had hij de borden uit het geplunderde restaurant bij de tennisbaan als droevige restanten meegebracht. En ook een grote zak kostbare bloem, zoals hij geloofde. Na enig proeven kwamen we erachter dat het poederkrijt of oploskrijt was voor de lijnen op de tennisbaan. Helaas niet eetbaar.
Al snel gingen mijn vriendin en ik weer ijverig naar de handelsschool, die nu business school heette. Alle verschrikkingen die mijn ouders en ik hadden meegemaakt, vervaagden zo langzaam. We keken met meer zelfvertrouwen naar het verdere leven. Op een nacht in oktober 1945 hadden we toch nog een nare ervaring in de vorm van 3 of 4 Russen. We waren al naar bed, toen er luid op de deur van de veranda werd gebonsd. De tweede keer verbrijzelde ook het glas van de deur. Wij schrokken enorm. Vader trok snel zijn broek over zijn pyjama aan , trok de uitschuiftrap naar beneden en riep uit het raam van de dakkapel om hulp. Ondertussen hadden mama en ik ook snel iets aangetrokken en gingen door het luik en van de trap de kelder in. Eerder had vader gezegd, dat we altijd door het gat moesten kruipen, dat hij met vooruitziende blik had gemaakt vanuit de kelder naar een ruimte onder de veranda. Daar was geen andere toegang. Je kon ook niet staan, alleen maar liggen. Drie oude dekens en mooi, koel, wit zand verwelkomden ons. Dat betekent, lieve moeder, dat je nog voor de opening stond en naar vader riep, om naar beneden te komen, want op zolder zou hij in de val zitten.
Het gebonk tegen de anders zo stabiele binnendeur werd sterker en kwaadaardiger, omdat vader om hulp had geroepen. In grote paniek haastte vader zich de zoldertrap af naar beneden . Hij miste een sport en rolde ook de keldertrap af. Daar bleef hij eerst liggen en betastte zijn botten. Ondertussen was de voordeur bijna opengebroken. Daarom kon hij niet meer de keldertrap op en het luik van onderaf sluiten. Het zat met een schuif aan de gangmuur vast. Nu was de toegang tot de kelder zichtbaar. Het verliep niet volgens plan, zoals vader het had bedacht. Met zijn laatste kracht en de druk angst in zijn nek en flink aangeslagen, kroop hij snel door het gat; want boven hadden ze de deur opengebroken. Met woede en gescheld doorzochten ze alle kamers en de zolder, maar vonden degene die om hulp riep of andere personen niet. In het licht van hun zaklantaarns zagen ze ook het openstaande kelderluik. We konden ze niet zien, alleen het schijnsel door het gat; maar we hoorden deste beter dat er een of twee via de keldertrap naar beneden kwamen. Niet voor te stellen wat ze met ons gedaan zouden hebben als ze het gat hadden gevonden. Vader kon de gewitte kartonnen afsluiting van binnenuit niet meer voor het gat krijgen, omdat ze de beweging misschien wel zouden hebben opgemerkt. Over het gat hingen oude spullen aan de oude garderobeplank. Je kon nu van binnenuit zien hoe ze dingen heen en weer bewogen. Je kon ook vier laarzen voor het gat zien rondstappen. Gelukkig zat het gat twee steendiktes boven de vloer (het gat zelf was vier stenen groot, d.w.z. twee aan twee boven elkaar), zodat ze het niet opmerkten. Zeker ook omdat ik keer op keer het Onze Vader bad met de vraag dat ze ons niet zouden ontdekken. God had ze met blindheid geslagen!
Ik herinner me nog dat ik het van angst ijskoud gekregen had en over mijn hele lichaam trilde. Wat we boven vonden was één grote chaos. Wat ze nodig hadden, hebben ze meegenomen. Daarbij kunnen we van geluk spreken, dat ze de bedden niet vernield hebben en mijn slaapbank niet hebben opengesneden. Zij stonden ook onder tijdsdruk omdat vader om hulp had geroepen. Misschien had iemand het toch gehoord en het bureau van de bevelvoerder of politie (ik weet niet of de laatste weer bestond op dat moment)op de hoogte gebracht. Omdat dergelijke aanvallen niet langer waren toegestaan onder de wapenstilstand. Toen vader de volgende dag bij de buren navroeg, had geen hond iets gehoord! Maar dan kenden de Russen jou, lieve moeder nog niet. Jij ging naar het kantoor van de commandant en vertelde wat er die nacht was gebeurd. Maar je kon geen persoonlijke beschrijving geven; in uniform zien ze er allemaal hetzelfde uit en ten eerste was het donker en ten tweede hebben we de inbrekers niet gezien, slechts van twee de laarzen. Ten derde was je niet zo dom om onze schuilplaats te verraden. Je kon nooit weten of we hem niet opnieuw zouden moeten te gebruiken.
Nu echter kwam de keerzijde van de beschuldiging. Ze lieten de hele troep aantreden en je moest spitsroede lopen om mogelijke boosdoeners te herkennen. Toen je terugkwam was je er helemaal klaar mee en zonder enig verlangen naar genoegdoening of een herstelregeling. Je moest je mond houden en tevreden zijn dat je het overleefd had. De Duitsers zijn deze onzalige oorlog toch begonnen en andere mensen ook veel leed toegebracht. Dit moet altijd in gedachten worden gehouden. De documentaires en films uit deze periode tonen de hele wreedheid van de oorlog en de wapens, die vandaag nog steeds worden geproduceerd net als toen en die in hun duivelse manier van vernietiging en verwoesting alleen maar toenemen. Ze blijven van groot belang overal ter wereld. Ze komen eerder aan bod dan de minimale zorg voor arme landen. Je zou de honger in de wereld er ruimschoots mee kunnen verminderen. De angst van de heersers, dat het andere land superieur zou kunnen zijn op het gebied van wapens zorgt voor steeds meer bewapening dan ontwapening.