Tijdens de oorlog in de Pacific zijn er verschillende aanvallen geweest door Japan op het Amerikaanse vasteland. Deze aanvallen zijn zowel qua omvang als resultaat echter niet te vergelijken met de aanval op Pearl Harbor in december 1941. In februari 1942 werd een brandstofpompstation door de Japanse onderzeeër I-17 beschoten, waarbij een pomphuis werd vernield. In juni van dat jaar beschoot de I-25 een kuststation in Oregon en beschadigde daarbij het volleybalnet. In september viel dezelfde onderzeeër aan door vlak voor de kust een klein watervliegtuig, een Kugisho E14Y1 "Glen", in elkaar te zetten en twee vluchten over de kust van Oregon te laten vliegen waarbij het de bedoeling was om de uitgestrekte bossen in brand te zetten. Dit was geen succes, want er zijn alleen wat kleine brandjes geweest.
In de winter van 1944-1945 kwam de laatste aanval op het Amerikaanse vasteland. Dit werd gedaan door onbemande ballonnen met bommen over de oceaan te laten vliegen. Het gebruik van ballonnen in de oorlogsvoering was door het Japanse 9e Technisch Militair Laboratorium ontwikkeld en stond onder leiding van Generaal Sueyoshi Kasuba. Het was de bedoeling dat deze ballonnen bosbranden zouden veroorzaken in de wouden van de Amerikaanse Noordwest kust (Pacific Northwest.) Sommige van deze wouden liggen vlak bij bewoond gebied, dus men hoopte dat de bevolking in paniek zou raken.
De details werden uitgezocht door een onderzoeksteam onder leiding van majoor Teiji Takada. Men hoopte dat door de sterke west-naar-oost straalstroom die in de winter en het voorjaar op grote hoogte over de Grote Oceaan (Pacific) stroomt, de ballonbommenwerpers naar het Amerikaanse vasteland zouden worden gevoerd. Het nieuwe wapen kreeg de naam ‘fusen bakudan’, wat zich laat vertalen als vuurbom of vuurballon.Het Japanse leger gebruikte ballonnen al langere tijd voor militaire doeleinden. In 1900 werden de eerste testen gedaan en tijdens de Russisch-Japanse oorlog in 1905 werden ze gebruikt voor observatie tijdens het beleg van Port Arthur.
In 1944 kreeg het ballonregiment de opdracht om een speciale aanvalsballon, tegen het Amerikaanse vasteland, te ontwikkelen. De aanvallen zouden plaats vinden tussen november 1944 en maart 1945. Het doel van de operatie was om ongeveer 7500 15 kilo zware hoogexplosieve bommen, 30.000 5 kilo zware en 7500 12 kilo zware brandbommen boven het Amerikaanse vasteland te droppen. Om en nabij de 15000 ballonnen waren gepland:
500 in november,
3500 in december,
4500 in januari,
4500 in februari,
2000 in maart.
De legerleiding noemde de aanvallen de 'Fu-Go Shiken' (Fu-Go experiment). Ballonnen met bommen werden over het algemeen Fu-Go genoemd.
Eerst werden de ballonnen gemaakt van gegomde zijde, maar men kreeg betere resultaten wanneer ze werden omhuld met een laag mulberrypapier (niet-klevend Japans papier van de Moerbei boom) dat steviger en waterdicht was. De ballon had een diameter van 10 meter en was gevuld met 540 m3 waterstofgas. De nuttige lading op zeeniveau was 400 kg en op een hoogte van 10.000 meter was dit slechts 200 kg. 5 brandbommen van 12 kg en een 15 kg explosief werden in de mand onder de ballon gelegd. Alles was voorzien van hooggevoelige ontstekingen.
Ballonbommenwerpers werden in de winter gelanceerd. De jetstream was dan op zijn sterkst. De ballon klom tot een hoogte van 3000 tot 6000 meter waar ze door de jetstream werden opgepikt en over de Pacific werden gedreven. De ballon ging dan met een snelheid tot 320 km/h richting de Amerikaanse westkust. Als de ballon op 9000 meter in de jetstream zat, kon hij de oversteek van 8000 km in 3 dagen maken.
De ballonnen werden gewoonlijk ‘s morgens gelanceerd zodat ze snel hoogte konden winnen. In de nacht kwam er rijp op de ballon waardoor de maximale hoogte flink werd gereduceerd. De vlieghoogte werd gecontroleerd met een hoogtemeter, die een mechanisme bediende dat ballast in de vorm van zakken zand kon afwerpen. Als de hoogte onder de 9000 meter zakte, werd een elektrisch mechanisme ingeschakeld dat touwen van de ballast doorbrandde. Deze zandzakken waren gemonteerd in groepen van vier onder een aluminium ring, die onder de ballon zat. De zandzakken werden losgelaten in paren aan iedere kant van de ring. Aan de andere kant, als de ballon boven de 11600 meter kwam opende de hoogtemeter een ventiel dat wat waterstof uit de ballon liet. Dit gebeurde ook als de druk in de ballon te hoog opliep.
Dit hoogte controle systeem was ontworpen om drie dagen te werken, waarbij men er van uitging dat de ballon dan het Amerikaanse vasteland had bereikt. Een kleine explosieve lading werd ontstoken om de bommen te lossen. De nu vrije ballon vloog verder met een ontsteking aan een kabel van 19,5 meter. Na 84 minuten explodeerde deze ontsteking en vernietigde de ballon.De ballon was ongeveer 900 kilo zwaar. De omhulling van de ballon bestond uit drie of vier keer gebonden zogenaamde duivelstongen. Om de ballonnen te maken bestonden de werkkrachten uit veel tienjarige meisjes vanwege hun lenige vingers. Ze moesten handschoenen dragen en hun nagels moesten zeer kortgeknipt zijn en ze mochten geen spelden gebruiken. Delen van de papieren omhulling werden over heel Japan verspreid gemaakt. Omdat ze lang waren, was een groot oppervlak nodig om ze te maken. Om deze reden werden de ballonnen gemaakt in theaters, Sumoworstelhallen en grote opnamestudio’s.
De eerste testen hadden plaats in september 1944 en waren succesvol. Voordat de voorbereidingen van het bombardement waren voltooid begon de intensieve bombardementscampagne van de Amerikanen, welke deze voorbereidingen ernstig verstoorden. De eerste ballon werd begin november 1944 gelanceerd. Majoor Takada keek hem een lange tijd na terwijl de ballon omhoog klom en langzaam achter de horizon verdween.
Begin 1945 begonnen de Amerikanen zich te realiseren dat er iets vreemds aan de hand was op hun grondgebied. Er werden ballonnen gezien en in Alaska en Californië werden explosies gehoord. Ooggetuigen verklaarden dat ze in Thermopolis, Wyoming, een parachute hadden gezien. In Wyoming werden fragmenten van een bom naast een krater gevonden. Een Lockheed P-38 schoot een ballon neer bij Santa Rosa, Californië, en een andere ballon werd gezien boven Santa Monica. Stukken slap mulberrypapier werd gevonden in de straten van Los Angeles.
Twee papieren ballonnen werden op dezelfde dag gevonden in Modoc National Forest en ten oosten van Mount Shasta. Nabij Medford, Oregon, ontplofte een bom van een ballon naast een olieboorinstallatie. Amerikaanse marineschepen vonden ballonnen op zee drijvend. Fragmenten van ballonnen werden gevonden in Montana, Arizona, in Sasketchewan, de 'Northwest Territories' en in Yukon in Canada. Een Amerikaans jachtvliegtuig wist een ballon zo te raken dat deze een zachte landing maakte en niet explodeerde. Zijn constructie werd uitgebreid onderzocht en gefotografeerd. Op 2 januari 1945 publiceerde het blad 'Newsweek' een artikel genaamd ‘Mysterious Balloon’. Op diezelfde dag stuurde het censuurbureau instructies naar de pers om vooral niet over de ballonbommenwerpers te schrijven. Dit om te voorkomen dat de Japanners up-to-date informatie kregen van het succes van de campagne. De balloncampagne was wel degelijk een echte bedreiging. De brandbommen konden grote bosbranden veroorzaken, ware het niet dat de uitgestrekte bossen in de winter vochtig zijn waardoor een brand niet wordt verspreid. Hoe dan ook, de lokale autoriteiten werden wel op de hoogte gebracht van de ballonnen, hetgeen resulteerde in een zekere nervositeit. Zeker toen er informatie kwam, dat de Japanners bezig waren met biologische wapens. Ook was men bang dat er wellicht chemische wapens onder de ballonnen hingen, wat ook een serieuze bedreiging was.Niemand wilde geloven dat de ballonnen direct uit Japan konden komen. Ze moesten wel vanaf onderzeeërs voor de Noord-Amerikaanse kust komen. Ook gingen er geruchten dat ze werden gelanceerd door Duitse krijgsgevangenen in de kampen, of door de geïnterneerde Japanse bevolking.
Diverse zandzakken van de 'fusen bakudan' werden naar de 'US Geological Survey' militaire unit gestuurd voor een geologische analyse. De 'Geological Survey' werd in juni 1942 opgericht, een half jaar na Pearl Harbor. De 'geological unit' begon een samenwerking met de US Army inlichtingendienst, geleid door kolonel Sidman Poole. Eerst werd er een microscopische en chemische analyse van het zand uit de zandzakken uitgevoerd. Hierdoor werden de mineralen en andere zee-elementen geïdentificeerd. Het resultaat van deze analyses was dat het zand echt niet van de Amerikaanse stranden af kon komen en zo werd bewezen dat de ballonnen werkelijk uit Japan kwamen. In de tussentijd bleven de ballonnen maar over het Amerikaanse vasteland zweven. De gehele westkust van Alaska tot Mexico tot in Texas en de buitenwijken van Detroit werden bereikt. Jagers probeerden de ballonnen uit de lucht te schieten, maar zonder veel succes. De ballonnen vlogen veel te hoog en gingen door de jetstream ongelofelijk snel. De jachtvliegtuigen wisten nog geen 20 ballonnen neer te halen.De geologen waren doorgegaan met hun onderzoek en hadden inmiddels de stranden, waar het zand vandaan kwam, geïdentificeerd. Niet dat het zin had, het voorjaar brak aan en het ballonoffensief stopte.
Japanse propaganda claimde dat er grote branden in Amerika waren en dat de bevolking geheel in paniek was. Er zouden duizenden slachtoffers zijn gevallen. In werkelijkheid zijn tijdens het ballonoffensief slechts zeven slachtoffers op het Amerikaanse vasteland gevallen. Een dominee met zijn vrouw en vijf (stief)kinderen waren aan het vissen in het zuiden van Oregon toen ze een gelande ballon vonden. Toen ze dichterbij kwamen explodeerde de bom waarbij de vrouw en de vijf kinderen werden gedood. Het andere slachtoffer was een koe in Californië.
Generaal Kasuba’s eenheid lanceerde meer dan 9000 ballonnen waarvan er zeker 300 de USA hebben bereikt. De Japanners schatten dat ongeveer 10% van de gelanceerde ballonnen hun doel hebben bereikt, waarschijnlijk zijn er 1000 ballonnen de Pacific overgevlogen. Twee ballonnen zijn in Japan geland, maar hebben geen schade aangericht.
Het Japanse ballonprogramma was een grote en dure onderneming en was misschien effectiever geweest als de Amerikaanse B-29's niet twee van de drie waterstoffabrieken hadden gebombardeerd. Deze waren speciaal voor de balloncampagne gebouwd. Een van de laatste ballonnen kwam op 10 maart 1945 neer nabij Hanford, Washington. Op deze plek bevond zich een deel van het Manhattanproject. De ballon kwam terecht in de elektriciteitskabels, die naar de reactor voor het plutonium voor de Nagasaki atoombom liepen. De reactor werd als gevolg hiervan tijdelijk uitgeschakeld.
De ballonnen wisten echter het Amerikaanse leger te verstoren. Ze moesten nu de aandacht ook richten op de noordelijke Pacific om het vasteland te beschermen tegen de ballonnen. Een speciale 'top-secret' eenheid, met de codenaam 'Fire-fly', werd aan de westkust van de USA geplaatst. Deze was erop gericht om met een speciale 'fighter unit' ballonnen te onderscheppen en neer te halen.
Speciale grondtroepen voor de bosbranden werden samengesteld onder de codenaam 'Smoke Jumpers'. Een daarvan was het 555th Parachute Bataljon, ook bekend als de 'Triple Nickel'. Deze laatste eenheid wordt tegenwoordig nog steeds ingezet om zodra een bosbrand wordt ontdekt per parachute bij de brandhaard te worden gedropt.