"Eventjes grasduinen in het verleden." Met deze woorden begint meneer Chris Bauweraerts de optekening van het verhaal van meneer Modeste van den Bogaert. Dan vervolgt hij met de woorden: "Op 5 maart 2008 had Modeste voor mij grondig zijn oorlogsarchieven doorzocht. Persoonlijk heb ik zijn nota's zo goed en zo kwaad mogelijk neergeschreven. Het brouwersleven van Modeste was zeker interessant, maar zijn periode in de veertiger jaren nog meer."
Chris Bauweraerts is de medestichter van de brouwerij La Chouffe (België). Zodoende was hij collega van Modeste van den Bogaert, van 1949 tot 2000 de leider van de eveneens in België gevestigde brouwerij De Koninck. Modeste heeft het door Chris Bauweraerts opgetekende verhaal zelf nog kunnen herlezen en goedkeuren voor hij in 2010 overleed.
Bij het uitbreken van de oorlog was ik poësis [leerling van het voorlaatste schooljaar] student bij de Jezuïeten te Antwerpen. Als CRAB ( CRAB = alle mannen die niet bij het leger waren maar wel fysiek in staat waren om bij het leger aan te sluiten ) moest ik mij te Roeselare op het recruteringscentrum aangeven. Maar alles stond er op zijn kop zodat wij vanuit Roeselare doorverwezen werden naar Poperinge met dezelfde vaststelling: alles stond er op zijn kop en nogmaals werden wij doorgewezen. Ditmaal naar het zuiden van de Somme om er uit te zoeken waar het Belgisch leger zijn rekruten opnam. Zo ging het dus met de fiets zuidwaarts. Na driemaal door grenswachters teruggestuurd te zijn, lukte het ons de grens te overschrijden via het strand van De Panne. De vluchtelingenstroom verliep overal op een uiterst wanordelijke wijze, temeer daar de colonnes vluchtelingen meermaals door de Duitse "Messerschmitts" werden bestookt. Op onze tocht, mijn broer Etienne vergezelde mij, vernamen wij dat de Duitse "panzers" door het Franse leger te Sedan waren doorgebroken en naar de kust opstormden. Wij trachten hen voor te zijn, maar wij stonden neus aan neus met de "panzers" te Abbeville. Dan maar terug noordwaarts richting Calais. Daar lagen nog vier vrachtschepen langs de kaaien. Wij stapten op een Pools schip, ss Katowice, met bestemming Bordeaux.
"The British Admiralty" besliste hier anders over. Na door Stuka’s bestookt te zijn en drie dagen op zee te hebben rondgezwalkt, werden wij in Southampton aan wal gezet. Ons zwerfleven als "Foreign Aliens" begon. Na talrijke identificatiecontroles door speurders van de "intelligent services", herinner ik mij nog levendig het verhoor met twee "Scotland Yard Officers" in het Wembley Stadion, dat voor de gelegenheid als vluchtelingencentrum dienst deed.
Na mijn identiteitspapieren te hebben nagekeken, moest de "officer" de naam van mijn vader en van mijn moeder kennen. Bij de vraag naar het beroep van mijn vader, antwoordde ik:"Brouwer." Onmiddellijk volgde de vraag : "Welke brouwerij ?" "De Koninck." Dan volgde de laatste vraag: "Geef de naam van het café rechtover de brouwerij." " De Pelgrim". Er volgde een brede glimlach van de "officer". Mijn broer en ikzelf mochten als "foreign refugee" op 25 mei 1940 "Albion" binnen. Ik als als "foreign refugee number 167 801".
Berooid van al onze bezittingen, op wat lijfgoed na, kregen wij: ikzelf, mijn broer en een recente kennis en lotgenoot: Michel Nève de Mévergnies, bij een zeer bescheiden maar soelaas brengend echtpaar, Mr. and Ms. Henry, onderdak in Chiswick. Chiswick is een voorstad van London.
Wij namen onze intrek bij Mr. & Ms. Henry, de dag dat het Belgisch leger capituleerde. Churchill en de Franse premier Reynaud reageerden zeer woest. Onze toestand was oprecht weinig benijdenswaardig. Wij waren berooid, verbijsterd en onthutst. Wat met onze toekomst? Te meer dat Churchill in "the House of Commons" in een zeer fantastische speech proclameerde, dat de Britse natie nimmer of nooit voor het geweld zou zwichten en de strijd tot het uiterste zou opdrijven tot uitroeiing van het nazisme. Gezien de overmacht van het Duitse leger en de ontoereikende bewapening van het Brits landleger, gezien de overmacht van de "Luftwaffe" t.o.v. de "Royal Air Force", begrepen wij (toevoeging van Chris Bauweraerts: Modeste was toen 18 jaar ! ) maar al te goed dat de strijd verbeten en bloedig zou worden en zagen wij ook in dat de confrontatie zeer lang zou aanslepen.
De Engelse taal onkundig, ontredderd en ontvoogd moesten wij ons bovendien nog aanpassen aan de Britse levenswijze en gewoonten zoals : het muntstelsel, de gewichts- en meeteenheden, het links rijgedrag, de bobbies, de voeding- en eetgewoonte : de jam, porridge, thee, pies, beans en cabbage en hun public-, private- en saloonbars, de ontelbare kerkelijke gemeenschappen : de Anglicaanse kerk, de Highland Church, de Methodisten, de Lutherse kerk, de Calvinisten, de Evangelisten, de Presbyterianen, the Salvation Army etc. etc. In feite waren er meer kerken dan pubs. Vervolgens het wachten in een queue voor de bushalte, het station, de loketten van bioscoop of schouwburg.
Onze eerste reactie op deze culturele schok was een van terughoudendheid. Wij schertsten graag onderling met de Engelse particuliere eigenheid. Maar met de tijd pasten wij ons stilaan aan en zouden wij de grote kwaliteit, ja zelfs de verdiensten van het Britse volk gaan waarderen, ja zelfs gaan bewonderen. Het was louter toch een gratuite geste om ons op te nemen in hun communauteit. Nimmer en nooit maakten de Engelsen een opmerking over de capitulatie van het Belgisch leger. Prominente persoonlijkheden namen het op voor de Belgische koning en verduidelijkten aan het Britse volk de menselijke drama’s, die deze beslissing verantwoordde:"De totale ontreddering en volledige ontbering van het Belgische volk".
Ondertussen zochten wij naar Belgische lotgenoten die in onze buurt waren terechtgekomen en in dezelfde omstandigheden als wij vertoefden. Het was pas veel later ( 9 september 1940 ) dat wij voeling kregen met de Belgische ambassade, waar de verwarring ook tot uiterste spanningen had geleid. Voor de Belgische jeugd, die doelloos rondfladderde, was de komst van Robert Jourdain, een Jezuïet, een echte zegen. Terwijl zich niemand om het lot van de jongeren bekommerde zou hij de spilfiguur en animator worden van de Belgische jeugd. Alzo stichtte hij in Buxton "The Belgian College", welke in december 1940 door eerste minister Pierlot ingehuldigd werd. Hier zochten meerdere honderdtallen Belgische jongeren hun toevlucht en kregen ze de gelegenheid om hun humaniora studies [vergelijkbaar met het huidige vwo in Nederland] verder te zetten, of te beëindigen. De vader van Jourdain was trouwens de stichter van de ondergrondse "Libre Belgique" tussen 1914-1918. Alzo was Jourdain vanaf zijn jeugd een vurig vaderlander.
Op een dag kwam ik bij hem terecht met mijn gewetens- en toekomstproblemen ten opzichte van de gemeenschap. Zonder ooit opdringerig op te treden liet hij mij, die hem raadpleegde, duidelijk voelen waar de prioriteiten lagen. Na grondig beraad besloten Michel Nève de Mévergnies en ikzelf, ons aan te melden als vrijwilliger bij de R.A.F. Voor jongelui zonder voorafgaandelijke vliegeniersopleiding bestond toen geen mogelijkheid om rechtstreeks tot de RAF toe te treden en moesten Michel en ikzelf ons vervoegen bij de Belgische landmacht dat gelegerd was in Tenby.
Toen begon voor mij een militaire loopbaan die voor mij tot 5 jaar ging uitlopen. Mijn vriend Michel kreeg de gelegenheid om bij de RAF toe te treden. Jammerlijk stierf hij als RAF piloot op 9 mei 1943 in het Engels luchtruim. Zijn jachtvliegtuig stortte neer boven de Todstead Farm, naast de Weldon Bridge ( Northumberland ). Hij was 19 jaar en 10 maanden jong.
Waarom ikzelf er niet toe kwam om bij de RAF toe te treden wil ik u besparen. De Belgische landmacht in Tenby telde in het begin slechts een honderdtal mensen. Vier jaar later was dit aantal uitgegroeid tot een geduchte eenheid. Na vier jaren afgepeigerd te zijn geweest, na zelf met succes de commandotraining te hebben doorlopen landde ik als "Lieutenant in command" met een "assault platoon" [aanvalspeloton] begin augustus 1944 te Arromanches in Normandië.
Met de Belgische eenheid van 2200 man bevrijdden wij de Normandische kuststrook van de Orne tot de monding van de Seine. Te weten de steden: Cabourg, Dives, Villers-Sur-Mer, Blanville, Deauville, Trouville, Honfleur. Wij staken de Seine over ter hoogte van Caudebec eerst richting Le Havre, daarna stormden wij verder door langs Rouen, Arras, Doornik, Leuze, Edingen, Halle. De Belgische brigade toegevoegd aan de "Welsh Guards" zou Brussel bevrijden. Na een korte week respijt zou de brigade in Limburg worden ingezet om er de uitgangsbasis ter voorbereiding van het Limburgs offensief te versterken. Het offensief met de doelen Eindhoven, Nijmegen en Arnhem was verre van een onbesproken succes.
De Belgische brigade bereikte de Maas te Maaseik en bevrijdde Thorn ( het Witte stadje) om zich langs de zuidelijke oever van de vaart Wessem-Weert te ontplooien. Dit was een front van 20 km. Zo vormden wij nagenoeg twee maanden lang een scharnier tussen het Amerikaanse en het Britse leger en raakten wij meermaals verwikkeld in hevige gevechten. Op 11 november 1944 werd ik op patrouille zeer ernstig gewond, wat voor mij het einde betekende van mijn aanwezigheid aan het front. In september 1945 werd ik gedemobiliseerd en kon ik na 5 jaar en 4 maand mijn studies hervatten.
Ik voegde me bij brouwerij « De Koninck » op 16 augustus 1949. Jammer genoeg overleed mijn vader schielijk op 2 september 1949 en kreeg ik, op 27 jarige leeftijd, zijn verantwoordelijkheid toegeschoven als bestuurder van de brouwerij.
De brouwerij vertoonde nog veel merkbare oorlogsporen. Zelfs een V2 was er tot ontploffing gekomen. De maatschappij "De Koninck" bezat een belangrijk immobiliënpatrimonium [geërfd onroerend goed]. Alles wat het maatschappelijk doel niet rechtstreeks diende werd verkocht en met de opbrengst werd nieuwe apparatuur aangekocht. Het is ons gelukt om aan ons produkt de gewenste stabiliteit te waarborgen en "De Koninck" werd een begrip bij de speciale amberkleurige bieren van hoge gisting. Een begrip dat de Antwerpenaar wist te verleiden. De Antwerpenaar koesterde dit bier met eerbied en kon er niet aan weerstaan om aan dit Bier een troetelnaam te geven : "Bolleke".
Modeste van den Bogaert voegde zich in 1940 bij de 1st Belgian Infantry Brigade. Deze brigade werd ook de Brigade Piron genoemd, naar Luitenant Kolonel Jean-Baptiste Piron, die in december 1942 het commando verwierf over de 1st Belgian Infantry Brigade. Modeste van den Bogaert nam tijdens de Operation Paddle, deel aan de bevrijding van België en Nederland tezamen met o.a. de Nederlandse Prinses Irene Brigade. Hij bekleedde toen de rang van eerste sergeant van het vierde peloton van de derde gemotoriseerde compagnie. Een interessant beeld van die strijd, in het bijzonder van de bevrijding van Thorn, is te lezen in het verslag van Modeste van den Bogaert zelf. Een verwijzing naar die informatie en overige informatie over de Brigade Piron en haar deelname aan de bevrijding van Europa, vindt u in de onderstaande bronnen.