De Albatros was de vierde torpedoboot binnen de Raubvogel-klasse. Het schip kwam in 1927 in dienst van de Reichsmarine en diende later bij de Kriegsmarine. Tijdens Operatie Weser (Weserübung) liep het schip op 10 april 1940 aan de grond en ging het verloren.
Gebouwd door: |
Kiel gelegd: |
Te
waterlating: |
In dienst: |
Einde: |
Reichsmarinewerft, Wilhelmahaven |
5 oktober 1925 |
15 juli 1926 |
15 mei 1928 |
10 april 1940 (aan de grond gelopen) |
Bouwnummer : 105 |
||||
Indeling: |
Datum in: |
Datum uit: |
||
15 mei 1928 |
7 december 1932 |
Albatros
(AT), 4. Torpedobootshalbflottille, Reichsmarine |
||
5 oktober 1933 |
1937 |
Albatros (AT), 2.
Torpedobootshalbflottille, Reichsmarine/Kriegsmarine |
||
1937 |
16 februari 1938 |
Albatros (AT),
Schulschiff, Kriegsmarine |
||
1 juli 1938 |
november 1938 |
Albatros (AT), 6.
Torpedobootsflottille, Kriegsmarine |
||
november 1938 |
10 april 1940 |
Albatros (AT), 5.
Torpedobootsflottille, Kriegsmarine |
De kiel voor torpedoboot Albatros (AT) werd op 5 oktober 1925 gelegd aan de Reichsmarinewerft in Wilhelmshaven als bouwnummer 105 en schip van het Type 23 Torpedoboot. Het was het derde schip dat deze naam droeg bij achtereenvolgens de Reichsmarine en de Kriegsmarine en zou gerangschikt worden als schip van de Raubvogel-klasse. Op 15 juli 1926 werd het schip te water gelaten en op 25 mei 1927 afgebouwd. Op deze laatste datum werd het schip in dienst genomen bij de Reichsmarine.[1][2]
Na de proefvaarten werd het schip samen met zusterschepen Falke (FK), Greif (GR) en Möwe (MO) ingedeeld bij de 4. Torpedobootshalbflottille te Wilhelmshaven, waarbij het als vlaggenschip fungeerde. Tussen 1929 en 1932 nam het schip met andere Duitse vlooteenheden deel aan een aantal tochten langs andere landen, waarbij het deelnam aan diverse internationale vieringen. Op 7 december 1932 werd het schip uit de vaart genomen. Op 5 oktober 1933 werd het schip weer in dienst genomen, dit keer bij de 2. Torpedobootshalbflottille te Swinemünde. Hier werd het schip op 1 oktober 1934 aangewezen als vlaggenschip.[3]
Vanaf juli 1936 werd de Albatros ingezet bij de Non-Interventie vloot in Spaanse wateren ten tijde van de Spaanse Burgeroorlog. Met een aantal tussenpozen in thuiswateren tijdens verlof, bleef de Albatros in Spaanse wateren patrouilleren. Toen het Duitse schip Deutschland door Spaans Republikeinse vliegtuigen werd gebombardeerd, gaf Adolf Hitler opdracht de Republikeinse verdediging bij de stad Almeira te bombarderen. Albatros vormde samen met enkele andere schepen de escorte voor de Admiral Scheer die het bombardement uitvoerde. Op 24 juni 1937 keerde de Albatros terug naar Duitsland.[4][5]
Eind 1937 werd de eenheid van de Albatros opgeheven en werd het schip als opleidingsschip ingezet tot het op 16 februari 1938 uit de vaart werd genomen. Nadat het op 1 juli 1938 weer in de vaart kwam, werd het schip ingedeeld bij de 6. Torpedobootsflottille om vier maanden later alweer te worden overgeplaatst naar de 5. Torpedobootsflottille. Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog, maakte het schip, samen met haar zusterschepen, deel uit van de 5. Torpedobootsflottille. De eenheid kwam voor het eerst in actie op 3 september 1939, tijdens een mijnenleg operatie in de Noordzee. In oktober kwamen de schepen in actie ter bescherming van handelsschepen in het Skagerrak en het Kattegat.[6][7]
Als onderdeel van de Kriegsschiffsgruppe 5, nam de Albatros in april 1940 deel aan Operatie Weser (Weserübung). Op 9 april kwam het hierbij tot een treffen, het eerste marine treffen met de Koninklijke Noorse Marine, met het wachtschip d.s. Pol III (1926). Later die dag nam het schip deel aan de landingsoperaties bij Horten. Op 10 april 1940 werd de Albatros beschoten door geschut van de kustbatterij bij Bolaerne in het Oslofjord. Door stuurfouten liep de Albatros bij Frederikstad aan de grond en moest beschadigd worden opgegeven. Het wrak bevind zich op 59°5′40″N, 10°47′30″E.[8]
Naam: | Albatros |
Callsign/Registratie: |
AT |
Bouwer: |
Reichsmarinewerft, Wilhelmahaven |
Bouwnummer: |
105 |
Type/Klasse: |
Torpedobootjager / Type 23
Torpedoboot / Raubvogel-klasse |
Waterverplaatsing: |
923 lt (938 t) (standaard) 1.290 lt (1,310 t) (maximaal) |
Lengte: |
87,70 meter |
Breedte: |
8,25 meter |
Diepgang: |
3,65 meter |
Aandrijving |
3 water-tube boilers 2 stoomturbines 2 schachten 23,000 shp (17,000 kW) |
Snelheid: |
33 knopen (61 km/u) |
Bereik: |
3.300 km (bij 17 knopen) |
Bewapening: |
3x 10,5 cm Geschut UTOF L/45
Modell 1916 2x 2 cm FlaMG L/65 Geschut 2x3 50 cm Torpedolanceerbuizen 30 Zeemijnen |
Bemanning |
120 |
Kapitänleutnant Ernst Fischer
(Luitenant ter Zee 2e Klasse oudste categorie) |
mei 1928 |
Oberleutnant zur See Karl-Jesko von Puttkamer (Luitenant ter Zee 2e Klasse) | 29 september 1928 |
Oberleutnant zur See Alfred Schulze-Hinrichs (Luitenant ter Zee 2e Klasse) | oktober 1930 |
Oberleutnant zur See Alfred Schemmel (Luitenant ter Zee 2e Klasse) | september 1932 |
Kapitänleutnant Werner Hartmann (Luitenant ter Zee 2e Klasse oudste categorie) | oktober 1933 |
Kapitänleutnant
Hubert Freiherr von Wangenheim (Luitenant ter Zee
2e Klasse oudste categorie) |
oktober 1935 |
Kapitänleutnant
Georg Langheld (Luitenant ter Zee 2e Klasse oudste
categorie) |
september 1936 |
Kapitänleutnant
Hans Erdmenger (Luitenant ter Zee 2e Klasse oudste
categorie) |
september 1936 |
Kapitänleutnant
Heinrich Wittig (Luitenant ter Zee 2e Klasse
oudste categorie) |
november 1937 |
KapitänleutnantHerbert
Max Schultz (Luitenant ter Zee 2e Klasse oudste categorie) |
juli 1938 |
Kapitänleutnant
Siegfried Strelow (Luitenant ter Zee 2e Klasse
oudste categorie) |
december 1939 - 10 april 1940 |