De zes torpedoboten uit de Duitse reeks Type 23 Torpedoboten, soms aangeduid als Raubvogel-klasse, werden rond 1926 gebouwd. Bij aanvang van de Tweede Wereldoorlog waren alle zes de schepen nog in dienst. Schepen uit deze klasse deden onder andere dienst bij de Non-Interventie vloot tijdens de Spaanse Burgeroorlog, de strijd rond Noorwegen tijdens de Geallieerde invasie in Normandië. Ze gingen allen tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren.
Naam: |
Gegevens: |
Albatros (AT) |
5 oktober 1925: kiellegging 15 juli 1926: tewaterlating 5 mei 1927: in dienst gesteld 10 april 1940: gestrand |
Falke (FK) |
17 november 1925: kiellegging 22 september 1926: tewaterlating 1 augustus 1927: in dienst gesteld 15 juni 1944: gezonken (bombardement) |
Greif (GR) |
5 oktober 1925: kiellegging 15 juli 1926: tewaterlating 15 maart 1927: in dienst gesteld 23 mei 1944: gezonken |
Kondor (KO) |
17 november 1925: kiellegging 22 september 1926: tewaterlatineg 15 juli 1927: in dienst gesteld 31 juli 1944: gezonken |
Möwe (MO) |
2 mei 1925: kiellegging 25 maart 1926: tewaterlating 1 oktober 1926: in dienst gesteld 15 juni 1944: gezonken (bombardement) |
Seeadler (SE) |
5 oktober 1925: kiellegging 15 juli 1926: tewaterlating 1 mei 1927: in dienst gesteld 13 mei 1942: gezonken (getorpedeerd) |
De Type 23 Torpedoboten, werden volgens het bouwprogramma Torpedoboot 1923 gebouwd tussen 1925 en 1927 aan de Reichsmarinewerft in Wilhelmshaven. De schepen werden voor de Reichsmarine gebouwd, geheel volgens de regels die in het Verdrag van Versailles waren neergelegd. De groep wordt ook wel aangeduid als de Raubvogel-klasse.[1]
Het ontwerp van deze klasse, begonnen in 1923, welke tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Britten als Möwe-class werd aangeduid, werd gebaseerd op de Grosses Torpedoboot 1916 M Torpedoboten van de Keizerlijke Marine die tijdens de Eerste Wereldoorlog werden gebruikt. Vanwege de beperkingen die waren opgelegd door de Verdrag van Versailles, werd het standaard tonnage gehouden op 800 BRT maximaal. Hierbij mocht het operationele en maximale tonnage hoger liggen. Door het gebruik van nieuwe bouwtechnieken, kon het gewicht enigszins worden gereduceerd tot uiteindelijk 923 BRT standaard. Officieel werd echter gemeld dat de tonnage 'slechts' 800 BRT was. Het eerste schip, de latere Möwe, werd als prototype gebouwd. De Möwe kwam in 1926 in dienst. De vijf volgende schepen werden iets gewijzigd uitgevoerd[2].
De schepen waren iets groter dan hun voorbeeld uit de Eerste Wereldoorlog, maar ontvingen een gelijksoortige bewapening en bereikten eenzelfde snelheid. De Möwe had een lengte van 87 meter maar haar zusterschepen werden iets groter gebouwd en wel 87,7 meter. Dit werd veroorzaakt door de toepassing van een andere boeg. De schepen hadden 120-130 bemanningsleden. Aangedreven door twee sets geschakelde stoomturbines, kon met de twee propellers een snelheid gegenereerd worden van 33 knopen (61 km/u) en kon bij een kruissnelheid van 19 knopen (36 km/u) een afstand van 3.300 km worden afgelegd. De standaard bewapening bestond uit drie stuks 105 mm / 42 kaliber SK L/45 geschut waarvan er één op het voorschip en twee op het achterschip waren gemonteerd. Twee drievoudige 500 cm torpedolanceerinstallaties waren op het middenschip aangebracht. Ingezet als mijnenlegger konden de schepen 30 mijnen meevoeren.[3][4][5]
In 1931 werden de schepen uitgerust met de nieuwere 533 mm torpedolanceerbuizen ter vervanging van de oude 500 mm buizen. In hetzelfde jaar werden twee stuks 20 mm C/30 luchtafweergeschut toegevoegd aan de bewapening, geplaatst voor No. 2 geschut.. Verdere aanpassingen vonden tijdens de Tweede Wereldoorlog plaats. Deze werden in 1942 vervangen door een 20 mm Vierling-Luchtafweer kanon en werd de achterste afstandsmeter vervangen door een enkelloops 2 cm luchtafweergeschut. De nog aanwezige schepen werden in 1943 uitgerust met de FuMB Antenne 4 "Sumatra" radar op de voorste mast. Hierbij werd in 1944 op de voorste en achterste mast een FuMO-Geräte aangebracht. Om de zeewaardigheid te verbeteren, werd de hoogte van de brug en de masten, gedurende de Tweede Wereldoorlog, ingekort.[6][7]
De schepen werden verdeeld over twee flottieljes en namen allen deel aan de vloot van het Non-Interventie Committee tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Het merendeel van de schepen nam in april en mei 1940 deel aan de strijd rond Noorwegen en bleven een aanzienlijk deel van de oorlog aldaar gestationeerd. Diverse schepen verbleven vanaf halverwege de Tweede Wereldoorlog rond de Noordzee en het Engelse Kanaal. Tijdens de operaties van de Geallieerden in Normandië in juni 1944 namen verschillende schepen deel aan aanvallen op de Geallieerde vloten.
Klasse: | Type 23 Torpedoboten /
Raubvogel-klasse |
Aantal in klasse: |
6 |
Land: |
Duitsland |
Type: |
Torpedoboot |
Waterverplaatsing: |
798 (Möwe) / 923 lt (811 / 938
t)
(standaard)[8] 1.213 (Möwe) / 1.290 lt (1.232 / 1.311 t) (maximaal)[9] |
Lengte: |
87 meter (Möwe)[10] / 87,70 meter[11] |
Breedte: |
8,25 meter[12] |
Diepgang: |
3,65 meter[13] |
Aandrijving: |
3 water-tube boilers 2 stoomturbines 2 schachten 23,000 shp (17,000 kW)[14] |
Snelheid: |
33 knopen (61 km/u)[15] |
Bereik: |
3.300 km (bij 19
knopen)[16] |
Bewapening: |
3x 10,5 cm Geschut UTOF L/45
Modell 1916 2x 2 cm FlaMG L/65 Geschut 2x3 50 cm Torpedolanceerbuizen[17] 30 Zeemijnen |
Bemanning: |
127 |