De Nederlandse marine beschikte vanaf de mobilisatie in augustus 1939 over een groep hulpschepen, die wel door de marine gevorderd werd, maar niet gemilitariseerd werd. De schepen werden gehuurd, gecharterd of gewoon geconfisqueerd, maar de eigenaren van de schepen hadden door de officieel afgekondigde mobilisatie niet de vrije keuze om dit te weigeren. Het betrof schepen die op enigerlei wijze dienst deden voor de Koninklijke Marine, maar die niet als oorlogsschepen in dienst werden gesteld. Deze schepen kregen dan ook geen Hr. Ms. voor hun naam en de bemanningsleden gingen geen contract aan als marine-reservist of oorlogsvrijwilliger, maar bleven in dienst van de rederij waar het schip toebehoorde. Een derde onderscheidende factor was het feit dat deze schepen, op een enkele uitzondering na, niet bewapend werden.
Een belangrijke groep koopvaardijschepen die voor de Koninklijke Marine dienst deed in Nederlands Oost-Indië werd gevormd door tankers en benzinetransportschepen. Omdat de Nederlandse marine zelf niet de beschikking had over vloottankers was zij vanaf 1939 sterk afhankelijk van vooral Shelltankers om de oorlogsschepen een grotere actieradius te geven(Nederlandse tankers, Nederlandse benzinetransportschepen). Tijdens de meidagen van 1940 vorderde de Koninklijke Marine enige veerboten en vrachtschepen om troepen, goederen en scheepsonderdelen te transporteren (Nederlandse transportschepen). Vanaf augustus 1939 eiste de Koninklijke Marine vrijwel alle grotere sleepboten in Nederland op. Een groot aantal werd gemilitariseerd en ingezet als bewakingsvaartuig of hulpmijnenveger. Een andere groep kreeg niet de status van oorlogsschip en werd opgeëist om ingezet te worden als sleepboot. Hieronder bevonden zich acht motorsleepboten die het IJsselmeerflottielje zouden gaan vormen (Nederlandse sleepboten).
In mei 1940, net voor de Nederlandse capitulatie, vorderde de Koninklijke Marine enkele koopvaardijschepen die als blokschepen afgezonken zouden worden. Samen met de mijnenvegers Hr. Ms. M1, Hr. Ms. M3 en Hr. Ms. M4 en twee gevorderde sleepboten van de Gebr. Goedkoop, werden in IJmuiden nog drie schepen afgezonken om de haven te blokkeren. In Stavoren werden voor dit doel een koopvaardijschip en in Enkhuizen twee veerboten tot zinken gebracht. In Nederlands Oost-Indië werden twee Duitse prijsschepen en drie koopvaardijers, waarvan er twee niet op tijd weg konden komen uit Soerabaja, door de marine opgeëist en als blokschepen afgezonken.
ms Cosmopoliet
Bouwwerf: | Noord-Nederlandse Scheepsbouwwerven te Groningen, 1925 | |
Grootste lengte: | 30,15 meter | |
Grootste breedte: | 6 meter | |
Diepgang: | 2,24 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 155 ton | |
Machine-installatie: | 1 x Kromhout dieselmotor | |
Machinevermogen: | 120 pk |
De Cosmopoliet was een kustvaartuig uit Groningen. Het schip werd op 10 mei 1940 gevorderd en in de haven van Stavoren tot zinken gebracht om te voorkomen dat de oprukkende Duitsers met buitgemaakte veerboten het IJsselmeer konden oversteken. Na de Nederlandse capitulatie werd het schip gelicht, hersteld en verkocht aan de Nederlandse Oost Rederij te Rotterdam. Op 29 januari liep het schip in Duitse dienst bij het Zweedse Trellenborg, in de Langelands Belt, op een mijn en zonk. De kustvaarder werd wederom gelicht en op 12 december 1943 overgebracht naar Kopenhagen. Daar zonk het schip op Eerste Kerstdag waarna het voor een derde keer gelicht werd. De coaster werd daarna naar Marstal gesleept en in opdracht van koper L.P. Jensen te Rudkobing hersteld. In 1972 werd het schip verkocht aan Erling Lohse te Juelsminde en verbouwd tot stenenvisser Söholm. Vanaf 1987 lag het schip opgelegd te Juelsminde en werd in december 1991 voor sloop verkocht aan P. Soerensen, die het naar Kopenhagen liet slepen waar het schip ontmanteld werd.
ss Eem
Bouwwerf: | Verschure & Co.`s Scheepswerf & Machinefabriek te Amsterdam, 1920 | |
Grootste lengte: | 73 meter | |
Grootste breedte: | 11,1 meter | |
Diepgang: | 5 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 1.316 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 850 pk | |
Maximale snelheid: | 9 knopen |
Het stoomschip Eem van de firma Houtvaart te Rotterdam werd op 14 mei 1940 opgeëist om als blokschip tot zinken te worden gebracht voor de sluizen van IJmuiden. De door marinepersoneel aan boord geplaatste explosieven kwamen wel tot ontploffing, maar het schip zonk niet. Het slechts licht beschadigde schip viel de volgende dag in Duitse handen en werd gerepareerd. De Eem kwam daarna weer in de vaart met een Nederlandse bemanning, maar in Duitse dienst. Op 12 juli 1944 liep het stoomschip op de Noordzee bij Borkum op een mijn en zonk de volgende dag.
ss Jan Pieterszoon Coen
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Mij. te Amsterdam, 1915 | |
Grootste lengte: | 153 meter | |
Grootste breedte: | 18,4 meter | |
Diepgang: | 8 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 11.693 ton | |
Machine-installatie: | 2 x triple expansie stoommachines | |
Machinevermogen: | 7.400 pk | |
Maximale snelheid: | 15 knopen |
Het passagiers- en mailschip Jan Pieterszoon Coen van de Stoomvaart Maatschappij Nederland te Amsterdam had op 28 juni 1939 haar laatste afvaart vanuit Tandjong Priok gehad en was feitelijk bestemd om gesloopt te worden. Op 14 mei 1940 werd het schip door de marine gevorderd en diezelfde dag nog, om 22:00 uur met de boeg op de punt van de Zuiderpier en het achterschip naar de Noorderpier gericht, in de toegang van de haven van IJmuiden, met explosieven tot zinken gebracht. Gedurende de oorlog werd het wrak door de golven gedeeltelijk uiteengeslagen en ten dele opgeruimd. In mei en juni 1945 werden de resten van het wrak door de Britten, met behulp van dieptebommen opgeblazen om de toegang tot de haven vrij te maken. De laatste resten van het schip werden pas in 1968 definitief verwijderd.
ss Meroendoeng
Bouwwerf: | J. Frerichs & Co. A.G. te Einswarden, Duitsland, 1922 | |
Grootste lengte: | 90 meter | |
Grootste breedte: | 13 meter | |
Diepgang: | 6,1 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 2.464 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.200 pk | |
Maximale snelheid: | 10 knopen |
De Meroendoeng was het op 10 mei 1940 bij Makassar buitgemaakte Duitse passagiersvrachtschip Friderun van de Hamburg-Bremer Afrika-Linie A.G. te Bremen. Bij de inbeslagname werd het schip Meroendoeng genoemd. Het prijsschip werd op 2 maart 1942 door de Koninklijke Marine gevorderd en de volgende dag te Tandjong Priok als blokschip afgezonken. Het wrak werd niet door de Japanners gelicht en pas na de oorlog opgeruimd.
ss Naaldwijk
Bouwwerf: | Scheepsbouwwerf Baanhoek v/h T. Nederlof te Sliedrecht, 1921 | |
Grootste lengte: | 81 meter | |
Grootste breedte: | 12,8 meter | |
Diepgang: | 5,5 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 2.041 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.100 pk | |
Maximale snelheid: | 9,5 knopen |
ss R. van Hasselt
Bouwwerf: | J. & K. Smit te Kinderdijk, 1916 | |
Grootste lengte: | 67,06 meter | |
Grootste breedte: | 9,9 meter | |
Diepgang: | 3,85 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 720 ton | |
Machine-installatie: | 2 x triple expansie stoommachines | |
Machinevermogen: | 1.000 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
De dubbelschroef stoomveerboot R. van Hasselt van de dienst Enkhuizen-Stavoren van de Nederlandsche Spoorwegen werd op 14 mei 1940 door de marine gevorderd en voor de Spoor- en Binnenhaven te Enkhuizen tot zinken gebracht. Na de capitulatie van Nederland werd de veerboot geborgen, gerepareerd en weer op de lijn Enkhuizen-Stavoren ingezet. In 1960 werd het schip verhuurd aan de Havendienst Spido te Rotterdam en ingezet als rondvaartboot. Zes jaar later werd zij voor ditzelfde doel verkocht aan Rederij Flandria te Antwerpen. Het schip werd enkele jaren geleden voor sloop behoed door de schepenrestaurateur Van Seumeren die het samen met zusterschip C. Bosman opknapte en wil verkopen. De R. van Hasselt en C. Bosman zijn de laatste geklonken stoompassagiersschepen van Nederland.
ss `s-Jacob
Bouwwerf: | Maatschappij Fijenoord te Rotterdam, 1907 | |
Grootste lengte: | 99 meter | |
Grootste breedte: | 13,4 meter | |
Diepgang: | 6,9 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 2.998 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.300 pk | |
Maximale snelheid: | 11 knopen |
Het stoompassagiersschip `s-Jacob werd eind augustus 1939 door de Koninklijke Marine opgeëist om te dienen als zinkschip te Tandjong Priok. Op 17 februari 1940 werd echter besloten het schip terug te geven aan de KPM, die het weer op de oude lijndienst plaatste. Op 8 maart 1943 werd het stoomschip tijdens de passage van Milne Bay naar Oro Bay, op 120 zeemijlen van Port Moresby, Papua Nieuw Guinea, door Japanse gevechtsvliegtuigen tot zinken gebracht. Bij dit drama waren vijf doden te betreuren.
ss St. Philipsland
Bouwwerf: | Werf v/h Rijkee & Co. te Rotterdam, 1916 | |
Grootste lengte: | 89,91 meter | |
Grootste breedte: | 13,12 meter | |
Diepgang: | 6,1 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 2.275 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 1.250 pk | |
Maximale snelheid: | 9,5 knopen |
Het vrachtschip St. Philipsland van de Scheepvaart en Steenkolen Maatschappij uit Rotterdam werd op 18 mei 1940, liggende in de haven van Terneuzen, door terugtrekkende Franse troepen als blokschip in brand gestoken en tot zinken gebracht. Op 17 december van dat jaar werd het schip op last van de Duitsers gelicht, hersteld en bij de Kriegsmarine in de vaart gebracht als H 69. Op 13 oktober 1941 werd het vaartuig omgedoopt in Albert Janus. Op 5 december 1944 werd het in konvooi varende schip, op een reis van Trondheim naar Hamburg in de Örstafjord door Britse gevechtsvliegtuigen in brand geschoten waarna de bemanning het vrachtschip aan de grond zette. Tijdens de daarop volgende nacht en dag raakte het schip vlot en verging.
ss Tjikandi
Bouwwerf: | David Rowan & Co. Ltd. te Glasgow, 1921 | |
Grootste lengte: | 141,35 meter | |
Grootste breedte: | 17,68 meter | |
Diepgang: | 8,5 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 7.970 ton | |
Machine-installatie: | 1 x Parsons stoomturbine | |
Machinevermogen: | 4.000 pk | |
Maximale snelheid: | 13 knopen |
De Tjikandi was een vrachtschip van de Java-China-Japan Lijn die gevestigd was in Batavia. Op 2 maart 1942 kregen alle in Soerabaja aanwezige schepen de opdracht om uit te wijken naar Australië of Ceylon. De Tjikandi was op dat moment niet gereed om uit te varen en werd door de marine gevorderd en als blokschip afgezonken op de rede van Soerabaja. Het wrak werd pas na de oorlog geborgen en afgevoerd.
ss Tjikarang
Bouwwerf: | Nederlandsche Scheepsbouw Maatschappij te Amsterdam, 1922 | |
Grootste lengte: | 147,35 meter | |
Grootste breedte: | 18,29 meter | |
Diepgang: | 9,5 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 9,505 ton | |
Machine-installatie: | 1 x triple expansie stoommachine | |
Machinevermogen: | 5.000 pk | |
Maximale snelheid: | 12 knopen |
ss Toendjoek
Bouwwerf: | Vulcan-Werke Hamburg und Stettin A.G., 1926 | |
Grootste lengte: | 137,3 meter | |
Grootste breedte: | 17,8 meter | |
Diepgang: | 7,5 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 6.200 ton | |
Machine-installatie: | 2 x triple expansie stoommachines | |
Machinevermogen: | 4.100 pk | |
Maximale snelheid: | 11 knopen |
De Toendjoek was het voormalige Duitse vrachtschip Rendsburg van de Deutsche Australische Dampfschiffs Gesellschaft te Hamburg. Op 10 mei 1940 werd het schip door de Nederlands Oost-Indische regering geconfisqueerd en als Toendjoek ondergebracht bij de Nederlandsch Indische Maatschappij voor Zeevaart. Op 2 maart 1942 werd het buitschip door de Koninklijke Marine opgeëist en als blokschip tot zinken gebracht in Tandjong Priok. Het wrak werd op 12 augustus van dat jaar door de Japanners geborgen, gerepareerd en in de vaart gebracht als Tango Maru. Op 25 februari 1944 werd het schip ten zuidwesten van Kangean door de Amerikaanse onderzeeboot USS Rasher getorpedeerd en tot zinken gebracht.
ms W.F. van der Wijck
Bouwwerf: | Boele & Pot te Bolnes, 1926 | |
Grootste lengte: | 64 meter | |
Grootste breedte: | 9,9 meter | |
Diepgang: | 3,7 meter | |
Waterverplaatsing standaard: | 725 ton | |
Machine-installatie: | 2 x Kromhout dieselmotoren | |
Machinevermogen: | 1.250 pk | |
Maximale snelheid: | 13 knopen |
De W.F. van der Wijck was een veerboot van de dienst Enkhuizen-Stavoren van de Nederlandsche Spoorwegen. Tijdens de bouw was het schip uitgerust met twee Kromhout dieselmotoren, maar de veerboot kon de contractueel vastgelegde snelheid van 13 knopen niet halen en trilde ontzettend. Dit euvel werd pas verholpen nadat er in 1937 twee Werkspoor diesels aan boord werden geplaatst. De Veerboot werd op 14 mei 1940 door de marine gevorderd en voor de Spoor- en Binnenhaven te Enkhuizen tot zinken gebracht. Na de capitulatie van Nederland werd de veerboot geborgen, gerepareerd en weer op de lijn Enkhuizen-Stavoren ingezet. Op 17 september 1941 werd het schip door de Duitsers gevorderd en omgedoopt in Wilkommen. In 1943 werd het schip in Antwerpen omgebouwd tot troepentransportschip Regulus. Na de oorlog werd de veerboot zwaar beschadigd teruggevonden op het Duitse eiland Wangerooge en naar Amsterdam gesleept waar het bij de Nederlandsche Scheepsbouw Mij. gerepareerd werd. Het schip deed korte tijd dienst als veerboot voor Texels Eigen Stoomboot Onderneming (TESO) en werd in 1954 verkocht. Daarna deed het schip dienst als logementsschip, internaatschip en schoolschip onder de naam Erasmus. De Erasmus dient nu als logeerboot voor autistische kinderen.
Vanaf 10 mei 1940 was de Nederlandse koopvaardijvloot veruit de grootste en de meest waardevolle bijdrage die ons land kon leveren aan de geallieerde zaak. In tegenstelling tot de Nederlandse marine en het Nederlandse leger, was de nationale koopvaardijvloot één van de grootste, best uitgeruste en meest moderne ter wereld. De Nederlandse vakkennis op maritiem koopvaarders gebied was al eeuwen diep geworteld in ervaring en was de basis geweest van de Nederlandse welvaart in de voorbije eeuwen. De bemanningsleden van de Nederlandse koopvaardijvloot namen deze kennis en ervaring, samen met de nodige moed en vaderlandsliefde, mee op zee om hun taken uit te voeren. Deze taken bestonden niet alleen uit het transporteren van goederen, al dan niet in konvooiverband, maar ook uit het leiden van konvooien, het verschaffen van nautische kennis en het organiseren en uitvoeren van vervoersopdrachten. Zoals uit de artikelen over Nederlandse hulpschepen, maar ook Nederlandse hulpmijnenvegers, Nederlandse hospitaalschepen en Nederlandse bewakingsvaartuigen blijkt, leverde de koopvaardij daarbij ook een grote bijdrage aan de taken van de Koninklijke Marine.