Het Verscholen Dorp werd begin 1943 opgericht aan de Pas-opweg te Vierhouten op de Noord-Veluwe door verzetsman Edouard von Baumhauer.
Door het toenemende aantal onderduikers had de opnamecapaciteit in de omgeving van Ermelo, Nunspeet, Epe, Doornspijk en Vierhouten bijna zijn grens bereikt. De kans om ontdekt te worden werd daardoor steeds groter. In samenwerking met het Nunspeetse echtpaar Corry en Dionnysiu Bakker, ook wel ‘Tante Cor’ en ‘Opa Bakker’ genoemd, richtte Edouard von Baumhauer, bijnaam ‘De Boem’, daarom in de dichtbegroeide bossen het Pas-op-kamp op.
Von Baumhauer vroeg aan boer Karstens van de boerderij ‘Pas Op’, die langs de bosrand stond, of de keet achter het huis van boswachter Schaarenburg gebruikt kon worden als schuilplaats. Boer Karsten stemde in en benaderde de boswachter. Boswachter Schaarenburg adviseerde echter om de keet te verplaatsen naar een plek in het bos. Langs de bosranden werd streng gepatrouilleerd door de Duitsers. Het was niet meer veilig om grote aantallen mensen in dit gebied te laten onderduiken. Dieper in het bos werd niet gecontroleerd door de Duitsers. Patrouilles gingen zoals gezegd langs de bosranden, via paden die nog enigzins te belopen of te berijden waren.
De onderduikers leefden in eerste instantie in de schaftkeet en in een tent, later in primitieve hutten midden in het bos. Het Pas-op-kamp ontstond. Er werden in totaal twaalf hutten gebouwd, sommige half ondergronds, andere geheel boven de grond. De hutten stonden in een zeer dicht bos van jonge dennen en werden zo aan het oog onttrokken.
De dorpspopulatie groeide uit tot meer dan honderd onderduikers waaronder veel Joden, maar ook een Duitse deserteur, neergeschoten geallieerde piloten, een Pool en een Rus. Vandaag de dag wordt het Pas-op-kamp ook wel Het Verscholen Dorp genoemd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog speelden mr. Edouard Henri von Baumhauer (1890-1950) en zijn echtgenote Hermien von Baumhauer-Ribbink (1895-1986) een belangrijke rol in het verzet. Von Baumhauer was een zelfstandige advocaat met uitgebreide contacten in het internationale zakenleven. Ook kende hij het lot van Joden en gevangenen. Eerder had hij in Duitsland gezien wat de Joden overkwam en Joden opgeroepen om te emigreren. Ook zelf is hij niet ontkomen aan gevangenschap. In mei 1942 werd hij gearresteerd. Hij bracht ruim een half jaar door in de gevangenis van Sint-Michielsgestel. Met kerstmis kwam hij vrij, nadat zijn vrouw de contacten van haar man had weten te benaderen.
Na zijn vrijlating ging Von Baumhauer hard aan de slag om onderduikers te helpen. Samen met zijn vrouw richtte hij het Pas-op-kamp op voor onderduikers in Vierhouten. Hiermee redde het echtpaar Von Baumhauer met behulp van vele verzetsmensen het leven van tientallen onderduikers.
Er ontstond vanaf de oprichting in mei 1943 een enorme toeloop van zowel Joodse en als niet-Joodse vluchtelingen naar het dorp. Opa Bakker en Tante Cor hadden de coördinatie over het dorp. Zij zorgden voor de bevoorrading door bonkaarten te verzamelen en goederen te smokkelen. De bevolking hielp hieraan mee.
Iedere hut had een kistje met gegevens over het aantal bewoners. Aan de hand van deze gegevens probeerde Tante Cor de verkregen goederen zo eerlijk mogelijk te verdelen. De goederen werden door koeriers naar het dorp gebracht. Op de hoek van de Pas-opweg en de Tongerenseweg stond Huize ‘Pas-op’, bewoond door de familie Vos, dat onder andere dienst deed als voedselopslagplaats. Het huis ‘Pas-op’ stond langs een oude handelsroute, en dankt haar naam aan de waarschuwing voor struikrovers die er ooit actief waren.
In de bossen had men geen beschikking over drinkwater. In de avonduren kon er watervoorraad gehaald worden bij huizen die aan de bosrand lagen. De huizenbezitters sympathiseerden met het verzet. Dit bracht uiteraard veel risico met zich mee. Het was onmogelijk om de ‘waterhalers’ op tijd te waarschuwen in geval van onheil. De bewoners van de woningen bedachten daarom een waarschuwingssysteem. Wanneer de kust tijdelijk onveilig was, hingen bewoners een lap stof aan een boom. Bleef het de hele avond onveilig, dan legden de bewoners hun waakhond buiten. Zodra de hond aansloeg wisten de onderduikers dat zij terug moesten naar Het Verscholen Dorp. Later plaatste het verzet een waterpomp dichter bij het dorp.
De bewoners van Het Verscholen Dorp hadden geen beschikking over een ziekenboeg. Ook was het onmogelijk om naar een ziekenpost in omliggende dorpen te gaan. In Het Verscholen Dorp leefden wel twee artsen, een Joodse student geneeskunde en een tandarts. Ook Huize Pas-op had een behandelkamer voor de tandarts. Toch kon niet altijd worden voorkomen dat een onderduiker naar het ziekenhuis moest worden overgebracht. Een ziekenwagen midden in de bossen zou echter te verdacht zijn. Verzetsmensen brachten de patiënt daarom op een brancard naar de Epenseweg waar een ziekenwagen klaar stond die de patiënt afleverde bij het ziekenhuis in Ermelo.
Het verblijf in Het Verscholen Dorp betekende altijd een groot risico om ontdekt te worden. Daarom werden er regels opgesteld om ontdekking zoveel mogelijk te voorkomen. Het dorp bestond uit vier bosvakken die gescheiden werden door brandgangen. Overdag mochten de onderduikers naar buiten, maar uitsluitend in hun eigen bosvak en in absolute stilte. Alleen in het donker mochten zij naar een ander bosvak om bij de andere hutten langs te gaan of om water te halen bij de pomp.
Niet alle bewoners konden zich aan deze regel houden. Sommige onderduikers raakten in de war van steeds weer dezelfde omgeving en steeds weer dezelfde mensen. Daarnaast was de bevrijding nog lang niet inzicht. Ze’ev Bar, een overlevende dorpsbewoner, verklaart: ‘Ik was een kind en ik moest de hele tijd stil zijn en de hele dag fluisteren, en fluisteren is voor een kind vreselijk. Want ten eerste moet je fluisteren maar je mag ook niet kwaad worden want dan verhef je je stem.’
Het was dus totaal niet vreemd dat er spanningen tussen de bewoners optraden. De voortdurende spanning en het leven op een kluitje in het dichte struikgewas bezorgden sommigen bewoners de zogenaamde "boskolder". Ze hadden hun emoties niet meer in de hand en reageerden angstig, agressief of overdreven.
Om de tijd te doden werd er veel geknutseld en gelezen en werden er maaltijden voorbereid en spelletjes gespeeld. Tevens kregen kinderen les van studenten. Leny Duyzend, een overlevende bewoner, vertelt hierover: ‘Ik kan niet herinneren dat ik me verveelde, we hadden ‘Mens Erger Je Niet’ en dat soort dingen.’
Omdat het allemaal zo goed leek te gaan, gingen sommige bewoners slordig met de regels om. De onderduikers waren al eens door het oog van de naald gekropen, want in het voorjaar van 1944 werd het dorp bijna ontdekt. Eén van de verzetsmensen had een filmpje gemaakt over het dagelijks leven in het dorp. Dit filmrolletje bewaarde hij thuis. Bij een huiszoeking vonden de Duitsers het filmrolletje en namen het mee.
Toen het filmrolletje in beslag werd genomen werd het dorp direct ontruimd. De bewoners werden door verzetsmensen naar onderduikadressen in de omgeving gebracht. Vier weken later mochten de onderduikers weer terugkeren naar het dorp. Het filmrolletje was door een fout onbruikbaar geworden waardoor de Duitsers het filmpje niet konden bekijken. Volgens de officiële lezing moet een Duitse opsporingsambtenaar de doos met het filmpje buiten een donkere kamer hebben geopend. In een ander verhaal zou het rolletje voor de bewerking in een Arnhems laboratorium tegen het licht zijn gehouden na tussenkomt van één van de contacten van ‘De Boem’.
Op 29 oktober 1944 werd het dorp ontdekt. Twee SS’ers die aan het jagen waren, hoorden het geluid van houtzagen en houthakken in het bos. Ze gingen op het geluid af en stuitten op een jonge onderduiker. Ze’ev Bar: ‘Op een bepaald moment werd er ineens heel luid geschreeuwd: "Raus du Jude, raus raus!"’. De SS’ers losten enkele waarschuwingsschoten waardoor een grote groep onderduikers kon vluchten. De SS’ers lieten de jongen gaan om versterking te halen bij ‘De Paasheuvel’ te Vierhouten waar de Duitsers hun onderkomen hadden. Ze verwachtten op een groep ‘gevaarlijke terroristen’ te stuiten. Na de ontdekking gooiden de Duitsers handgranaten in de hutten en vernietigden het gehele dorp. Er werden acht Joodse onderduikers gevangengenomen en in de kelder van ‘De Paasheuvel’ gevangengezet.
Eén van hem was Johnny Meijer, hij was pas zes jaar oud. Twee van de acht gevangenen werden aan de voet van ‘De Paasheuvel’ gefusilleerd. De anderen moesten op 31 oktober 1944, samen met een executiepeloton, naar het ‘Pas-Opkamp’ lopen om daar gefusilleerd te worden. Ongeveer een kilometer buiten Vierhouten ontstond een conflict toen twee van de onderduikers probeerden te vluchten. Een van hen werd op de vlucht doodgeschoten, de ander keerde terug toen zijn 6-jarige zoontje begon te schreeuwen. Er werden drie kuilen gegraven waar de onderduikers in moesten gaan liggen. Vervolgens werden zij doodgeschoten. Ook het 6-jarige jongetje ontkwam niet aan dit lot. Op de plek waar zij werden gefusilleerd, is nu een monument geplaatst.
Edouard von Baumhauer had een aantal gevluchte onderduikers voortijdig ondergebracht. Vele onderduikers wisten zich in veiligheid te brengen en hebben de oorlog overleefd.
Aan de Tongerenseweg werden op 4 mei 1994 twee gedenkstenen onthuld ter nagedachtenis aan de acht Joden die zijn ontdekt en omgekomen.
Van de oorspronkelijke hutten is niets meer over. In vak 1, waar de waterpomp stond, zijn drie hutten nagebouwd. De nagebouwde hutten zijn gebouwd ter herinnering aan de honderden onderduikers, waaronder Joden, geallieerde vliegers, een Rus en een Pool. De hutten worden nu als monument in stand gehouden. Op de plek waar ooit Het Verscholen Dorp zich bevond, staat nu een gedenksteen ter nagedachtenis aan het onderduikkamp en haar oprichters.
Opa Bakker werd in februari 1945 gearresteerd en op 2 maart samen met 47 andere verzetsstrijders in Varsseveld gefusilleerd. Tante Cor overleefde de oorlog. Zij stierf in 1989 en werd onder grote belangstelling begraven.
In het voorjaar van 1984 werd het Verzetsherdenkingskruis uitgereikt aan Hermien von Baumhauer-Ribbink en haar dochter Clazien (1923-1984). Haar man had de oorlog weliswaar overleefd maar stierf in 1950. Vanwege hun hulp aan Joden werd het echtpaar Von Baumhauer in mei 2000 postuum geëerd met de Yad Vashemonderscheiding. De Yad Vashemonderscheiding is een eretitel die door Israel wordt gegeven aan niet-Joden die Joden destijds hebben geholpen met onderduiken, ontkomen en overleven.
Tevens werd het Verzetherdenkingskruis uitgereikt aan vele die de organisatie van Het Verscholen Dorp ondersteunden: C.D. Bakker, C.J. Bakker-van Rheenen, C. Karsten, J. Karsten-Rekers, A. Vos, A. Vos-van der Kolk, W. Wolffensperger, O.W. van der Linde, L.C. Schaarenburg, C. Mazier, I. Mazier-ter Velde, W. Mazier, M. Koster, W. Lindeboom, P. Doppenberg, G.J. ten Hoven, J.M. Vos, D. van den Bunte, J. Kattenburg, W. ter Flierbaar, J. Engel, G. Mulder, W. Westerhuis, E.J. Evers en anderen.
In 1987 begon familie Hendriks in hun schuur, ‘De Ouwe Schuure’, met het exposeren van oude prenten van Vierhouten en diverse andere spulletjes uit grootmoeders tijd. In 1991 werd deze collectie uitgebreid met een foto-expositie van het voormalig onderduikerskamp. In 1993 kreeg de schuur de status van museum. Zo ontstond op 5 mei 1993 het museum Het Verscholen Dorp. Het museum was vanaf 2000 tot 31 maart 2012 gevestigd bij de VVV aan de Nunspeterweg. Binnenkort hoopt het museum een nieuw onderkomen te krijgen. Tot die tijd staat de collectie opgeslagen in de archiefkelder van het gemeentehuis in Nunspeet. Het museum is inmiddels gevestigd in Vierhouten in restaurant "de Vossenberg".