In de jaren 1930 werden de verouderde opleidingsvliegtuigen van zowel de Marine Luchtvaartdienst als de Luchtvaartafdeling vervangen door nieuwe Fokker S.IX toestellen. Ten tijde van de Duitse inval waren 15 toestellen geleerd aan de MLD en 20 aan de LVA. De vliegtuigen gingen tijdens de strijd in mei 1940 verloren of weken uit naar Frankrijk. De laatste nog bruikbare toestellen werden uiteindelijk in Frankrijk achtergelaten.
Tot aan 1937 vloog de Marine Luchtvaartdienst (MLD) nog met verouderde Fokker S.III (S-3) lestoestellen. Deze waren toen zeer verouderd en vervanging was noodzakelijk. Fokker ontwikkelde uit zichzelf, de concurrentie aangaande met de firma's Koolhoven en De Schelde, een lesvliegtuig. De eerste vlucht van de Fokker S.IX vond plaats op 1 november 1937.[1]
Dit type werd aangedreven door een Menasco Buccaneer lijnmotor. Het toestel trok de aandacht van de Marine Luchtvaartdienst die dit type met deze motor dan ook bestelde. In januari 1938 vloog ook een variant aangedreven door een Armstrong Siddeley Genet Major stermotor. Deze variant trok de aandacht van de Luchtvaartafdeling die dit type dan ook bestelde.
Fokker S.IX MLD |
Variant met
Menasco Buccaneer lijnmotor |
15 |
Fokker S.IX LVA |
Variant met
Armstrong Siddeley Genet Major stermotor |
20 |
De Marine Luchtvaartdienst bestelde eind 1937 totaal 27 toestellen, aangedreven door een Menasco Buccaneer lijnmotor. Deze bestelling werd later terug gebracht tot 15 vanwege problemen met de motoren. De toestellen werden afgeleverd met de registratie S-20 tot en met S-34. Alle toestellen werden tussen juni en oktober 1938 afgeleverd op de vliegbasis De Kooy. Het eerste prototype dat op 1 november 1937 voor het eerst had gevlogen kreeg de registratie S-20.[2]
Alle MLD toestellen werden in mei 1940 bij oorlogshandelingen of door eigen personeel vernield.
In januari 1938 koos de X-3 het luchtruim. Dit was een prototype aangedreven door een Armstrong Siddeley Genet Major IA motor. Dit toestel met constructienummer 5479, werd in februari 1940 gevorderd door de LVA en onder registratienummer 996 in dienst genomen. De laatste vlucht van dit toestel vond in april 1940 plaats.
Op basis van dit ontwerp besloot de LVA twintig toestellen te bestellen. Deze toestellen werden gebouwd met de constructienummers 5616 tot en met 5635. Bij de LVA zouden ze de registratienummers 31 tot en met 50 ontvangen. De toestellen 31 tot en met 41werden vanaf augustus 1939 tot en met september 1939 geleverd en waren aangedreven door in Groot Brittannië gekochte motoren. De toestellen vanaf registratie 42 werden geleverd met in licentie gebouwde motoren. De 42 werd in oktober 1939 afgeleverd, de rest in maart en april 1940. Alleen toestel 50 werd niet meer geleverd voor de Duitse inval in mei 1940.
De productie liep vertraging op door problemen met het in licentie bouwen van de motoren door Kromhout. De LVA importeerde uiteindelijk 20 motoren waarmee de productie kon worden opgestart. Uiteindelijk werd de eerste serie van 20 toestellen alsnog gemengd met gekochte en in licentie gebouwde motoren afgeleverd. De LVA bestelde nog een tweede serie van 20 toestellen die echter door de Duitse inval in mei 1940 niet meer werden geleverd.[3]
Ten tijde van de Duitse inval in mei 1940, waren de 17 vliegwaardige S.IX toestellen van de LVA ingedeeld bij de Elementaire Vliegschool van het 3e Luchtvaartregiment, gestationeerd op het Vliegpark Vlissingen. Toestel 33 was op 3 mei 1940 op vliegveld Vlissingen verongelukt. De niet afgeleverde 50 ging bij een bombardement verloren. De 31 werd in mei 1940 bij een Duitse luchtaanval vernield. De 39 moest op 14 mei 1940 een noodlanding maken en werd afgeschreven. Het lot van de 42 tijdens de meidagen is onbekend. De overige toestellen, 32, 34 tot en met 38, 40 en 41 en 43 tot en met 49 weken ten tijde van de Nederlandse overgave op 14 mei 1940 uit naar Frankrijk. De 32 ging verloren bij een noodlanding onderweg te Buisson in Frankrijk. De 37 moest een noodlanding maken op een strand in België en werd daar achtergelaten. De 48 moest worden achtergelaten in Calais na een noodlanding aldaar. De overige toestellen werden bij aankomst overgedragen aan de Franse Armee de l'Air, waarna de manschappen naar Engeland vertrokken.[4][5]
Type: | Fokker S.IX LVA |
Taak: |
Lesvliegtuig |
Bemanning: |
2 |
Spanwijdte: |
9,55 meter |
Vleugeloppervlakte: |
23 m2 |
Lengte: |
7,65 meter |
Hoogte: |
2,90 meter |
Gewicht: |
Leeggewicht: 695 kg Max. gewicht: 975 kg |
Motor: |
1x Armstrong Siddeley Genet
Major motor 165 pk (123 kW) |
Snelheid: |
Max. snelheid: 185 km/u Kruissnelheid: ? km/u |
Bereik: |
710 km |
Plafond: |
4.300 meter |
Bewapening: |
geen |
Productie: |
20 (+1 prototype) |
Na de Tweede Wereldoorlog werden bij Fokker voor Frits Diepen Vliegtuigen N.V. drie Fokker S.IX toestellen gebouwd onder constructienummers 6174 tot en met 6176. Deze werden gebruikt voor rondvluchten. De toestellen kregen de registraties PH-NAR, PH-NAS en PH-NAT en waren geregistreerd tussen augustus 1946 en maart (PH-NAS) dan wel oktober 1949. De PH-NAT kwam uiteindelijk terecht bij de Jeugd Luchtvaart Brigade.
PH-NAR c/n 6174 ingeschreven 5-8-46 uitgeschreven 1-10-49 PH-NAS c/n 6175 ingeschreven 12-8-46 total loss 23-3-49 PH-NAT c/n 6176 ingeschreven 16-8-46 uitgeschreven 1-10-49