Landgenoten,
Gij zult reeds door middel van de zender in Boston gehoord hebben, dat ik en mijn beide kinderen gedurende enige dagen de gasten zijn van de President der Verenigde Staten en van Mevrouw Roosevelt, op hun landhuis in het dorp Hyde Park aan de Hudson-rivier. Van de gelegenheid, die zich biedt, om van hier enige woorden tot u te spreken, maak ik met graagte gebruik, want mijn gedachten zijn voortdurend bij u en het is mij daarom een groot gemis, dat ik slechts zo zelden tot u kan spreken. Ik ben hier in de bibliotheek van de President, een kamer, waarin hij zich reeds vele malen door middel van de microfoon tot het Amerikaanse volk en de hele wereld heeft gewend. Vanaf deze plaats, vanuit het land, dat wij de werkplaats der democratieën zouden willen noemen waar dag en nacht met grote haast en ijver gewerkt wordt om het front tegen het barbaars geweld van strijdmiddelen voorzien, zou ik u een woord van moed willen toeroepen.
Mijn kinderen en ik hebben hier in dit mooie oude huis een paar heerlijke dagen doorgebracht. De bezieling, die uitgaat van de grote staatsman, die aan het hoofd staat van het sterke en vrije Amerikaanse volk, heb ik voortdurend gevoeld en ik heb gezien, hoe de eerste vrouw des lands, zoals Mevrouw Roosevelt hier genoemd wordt, hem in alles terzijde staat. Ik heb ook weer opnieuw kunnen ervaren, hoe de President staat ten opzichte van het lot van ons Nederland en hoe rotsvast zijn overtuiging is, dat de gouden zon der vrijheid weer over ons trouwe en stoere volk zal stralen. Toen wij eergisteren in de kleine Nederlandse kerk in Hyde Park, die meer dan 150 jaar geleden door Hollandse kolonisten gebouwd werd, verzameld waren en onze gebeden voor die vrijheid, en voor u allen, richten tot de Heere God, heb ik u zeer nabij gevoeld. Ook gebeden overspannen in een oogwenk de oceaan en zij hebben zich zeker verenigde met die, welke die zelfde zondag uit uw overkropt gemoed zijn gestegen. Twijfelt niet: zij zullen verhoord worden!
En thans moet ik al weer afscheid van u nemen. Ik heb met deze weinige woorden gesproken van deze plaats, het voertuig willen zijn, dat iets van de geest en het vertrouwen, die hier heersen, aan u overbrengt. En verder weet ik, hoe gij zijt. Moed en vertrouwen hoort gij telken dage door deze zender. Moed en vertrouwen roep ook ik u thans toe.
En tot weerziens.
Landgenoten,
Wat kon er beter zijn, dan op mijn verjaardag een groet aan u te kunnen brengen? Onze zaak, waarvoor gij strijdt met meer dan uw uiterste krachten, en met inzet van al, wat u het dierbaarst is, is onweerstaanbaar aan het overwinnen. De feiten spreken duidelijke taal. De overtuiging en de macht van de Verenigde Volkeren is niet te keren; ook mede dank zij de niet rustende strijdkracht van de onzen op zee, op het land, in de lucht, en van de koopvaardij.
Ik wil van deze gelegenheid gebruik maken, om u te danken voor de wijze, waarop gij hebt meegeleefd bij de geboorte van onze kleine Margriet, en die mijn man en mij zeer heeft getroffen en dankbaar getemd. Hoe blij en gelukkig wij ook zijn met ons nieuwe dochtertje, steeds drukkender wordt het gevoel, niet in het vaderland te zijn, en er te delen in de grote offers, die daar door een zo groot aantal gebracht worden voor recht, vrijheid en vaderland. Wij hebben dit kind dan ook willen wijden tot een hulde aan hen, die strijden, en aan de nagedachtenis van hen, voor wie de strijd reeds voleindigd is. Peet over haar staan de helden van onze koopvaardij, zoals de Marine, het Leger en het Indische Leger dit deden bij Irene. Margriet is in den vreemde met de grootste hartelijkheid verwelkomd. Het beste bewijs, symbool daarvan, is het feit, dat op de hoge toren van het Parlementsgebouw hier in Ottawa, waar de Britse vlag wappert, deze voor één dag door de onze, de Nederlandse vlag is vervangen.
Uit de West, van land- en rijksgenoten over de wereld verspreid, maar ook hier uit Canada, en van bondgenoten overal, kregen wij bewijzen van medeleven, en vele geschenken, die op ons verzoek, niet onze baby, maar de algemene zaak ten goede komen. Margriet is, ondanks de tijden, waarin ze is geboren, een vrolijk, levendig kind geworden. Ook uiterlijk lijkt zij veel op haar zusjes. Zij heeft door de welwillendheid der Canadese regering uitsluitend de Nederlandse nationaliteit; en niet tevens de Canadese, zoals de wet hier dat anders teweeggebracht zou hebben. Deze kleine Nederlandse zal ons door haar geboorte steeds aan de Verenigde Volkeren herinneren, maar zij zal zich toch alleen werkelijk thuis voelen in het Vaderland. Beatrix en Irene weten, zonder dat haar dat in ’t bijzonder wordt gezegd, dat haar grote doel is, naar Nederland terug te gaan, doodeenvoudig alleen omdat dan ons land is, en wij er thuis horen.
In deze strijd, waarin miljoenen hun leven, vaak hun jonge leven, hebben gegeven, vraag met zich dikwijls af: wat is één onzer, een enkel mens waard? Maar dan verrijst aan de andere kant het bewustzijn, dat ons is verzekerd, dat zelfs de haren van ons hoofd alle zijn geteld, en dat wij het licht der wereld, het zout der aarde zijn. Dit wordt in Nederland zo sterk als maar ergens gevoeld. En zo wordt het fundament gelegd voor de betere toekomst, waarvoor wij alles willen over hebben.
Ja, zij zullen
zich vervullen,
deze tijden van geluk!
Dees ellenden
gaan volenden;
en verpletterd wordt het juk.