5 Mei 1937 was een belangrijke datum voor het naziregime in Duitsland. Op deze dag werd het nieuwe passagiers- en cruiseschip Wilhelm Gustloff gedoopt op de werf van Blohm & Voss te Hamburg en genoemd naar Gauleiter Wilhelm Gustloff, leider van de Zwitserse nazipartij. Op 4 februari 1936 werd Gustloff vermoord door de jonge Joegoslavische Jood David Frankfurter. Gustloff was sinds de allereerste dagen van de nazibeweging een fanatieke en militante aanhanger van Hitler geweest. In Zwitserland was het zijn taak de nazileer onder de Duitstalige Zwitsers te verspreiden en gegevens te verzamelen over de daar wonende Duitsers die antinazi waren. Wilhelm Gustloff kreeg zijn monument op die 5e mei in 1937 toen zijn weduwe Hedwig, in het bijzijn van Hitler en zijn belangrijkste handlangers, het nieuwe schip doopte.
Adolf Hitler had zelf de opdracht gegeven het schip te bouwen, dat het vlaggenschip moest worden van de beweging Kraft durch Freude (KdF). KdF, een onderdeel van het Deutsche Arbeitsfront (DAF), was een door Hitler opgerichte en door het naziregime beheerde organisatie die goede arbeidsprestaties beloonde met uitstapjes en vakanties. Vanaf 1933 verzorgde KdF voor arbeiders betaalbare vrijetijdsbestedingen zoals concerten, theatervoorstellingen en dagtochtjes. Die arbeiders moesten overigens wel lid zijn van de nationaalsocialistische partij (NSDAP). Een paar jaar later ging KdF over tot het organiseren van cruises. Cruises waren in die tijd alleen weggelegd voor zeer rijke Amerikanen, Britten en Fransen die op hun transatlantische oceaanstomers beschikten over ongekende luxe. Op deze buitenlandse schepen werd echter een groot onderscheid gemaakt tussen eerste-, tweede- en derdeklasse verblijven die het klassenonderscheid symboliseerden. De Wilhelm Gustloff beschikte over identieke verblijven voor zowel de 400 bemanningsleden als de 1465 passagiers. Zo wilden de nazi`s de aandacht vestigen op de klasseloosheid van het nieuwe Duitsland. De nazi`s wilden erop wijzen dat in het Duitsland van Hitler de arbeiders als dames en heren behandeld werden en niet de rijken. Of zoals een Duitse schrijver het uitdrukte: “De Gustloff was er niet voor de grote en belangrijke lui, maar voor de slotenmaker uit Bayreuth, de postbode uit Keulen, de garderobejuffrouw uit Bremen en de huisvrouw uit Karlsruhe”.
Hitler en zijn aanhangers maakten dan ook gretig gebruik van de doop van de Wilhelm Gustloff om de nationaalsocialistische levensbeschouwing te propaganderen door een groot aantal van de van hen zo bekende speeches te houden. De doop van het nieuwe nazischip werd opgeluisterd door muziekkorpsen, gejuich van duizenden belangstellenden en het geloei van scheepshoorns die weerklonken toen het schip met toenemende snelheid van de helling gleed. Tot september 1939 voldeed het schip uitstekend aan Hitlers verwachtingen. De Wilhelm Gustloff bracht vele duizenden arbeiders naar Noorse fjorden, Portugal en Italië en daarmee droeg zij de bedoelde boodschap van de nazi`s uit. Na slechts 50 cruises en 17 maanden vlagvertoon werd het schip in Hamburg verbouwd tot hospitaalschip. Al in 1940 voer de Wilhelm Gustloff oostwaarts naar het veroverde Gdynia, later door Hitler omgedoopt tot Gotenhafen, om als onderkomen te dienen voor nieuwe U-bootbemanningen die hier hun opleiding kregen. Meer dan vier jaar lag het schip aan de kade in de bezette Poolse havenstad en zij bracht een stroom Duitse onderzeebootbemanningen voort die Groot-Brittannië bijna op de knieën bracht.
Grossadmiral Karl Dönitz was bijzonder gehecht aan zijn U-bootmannen en wilde hen begin 1945 in veiligheid brengen, samen met honderdduizenden soldaten, gewonden en andere vluchtelingen. Onder codenaam Hannibal organiseerde Dönitz een enorme evacuatiestroom die ruim 2.000.000 Duitse militairen en burgers uit de handen van het oprukkende Rode Leger wist te houden. Ook de Wilhelm Gustloff werd voor operatie Hannibal ingezet en buiten een duizendtal militairen van de Kriegsmarine scheepten zich op 30 januari 1945 ruim 9.000 andere vluchtelingen in waaronder veel gewonde soldaten, vrouwen en kinderen.
De vluchtpoging zou op een ramp uitlopen. De Wilhelm Gustloff werd in de avond van 30 januari getroffen door drie torpedo`s van de Sovjetonderzeeboot S-13 onder commando van Alexander Marinesko en zonk even later in het ijskoude water van de Oostzee. Vele opvarenden gingen met het schip ten onder en diegenen die het schip wel tijdig konden verlaten kwamen om in het koude water. Slechts 1.250 opvarenden werden gered door Duitse schepen waardoor ruim 9.000 vluchtelingen omkwamen. Hiermee werd de naam van de Wilhelm Gustloff tot op heden verbonden aan de grootste scheepsramp in de geschiedenis. Dit was niet naar de verwachting van Hitler die het schip bekendheid had willen laten genieten als één van de symbolen van het Derde Rijk.
De kiel van de Wilhelm Gustloff werd op 1 augustus 1936 gelegd op de werf van Blohm & Voss te Hamburg onder werfnummer 511. De werf had slechts 20 maanden nodig om het 208 meter lange en 23,5 meter brede schip af te bouwen want al op 15 maart 1938 werd het opgeleverd. Na een geslaagde proefvaart op de Noordzee, onder stormachtige omstandigheden, werd de Jungfernreise van de 25.484 ton grote Wilhelm Gustloff vastgelegd op 24 maart 1938. Om goodwill te kweken bij de Oostenrijkers, wier land binnenkort door Hitler geannexeerd zou worden, was tweederde van de zorgvuldig geselecteerde passagiers voor deze eerste reis van het cruiseschip, afkomstig uit het Alpenland ten zuiden van Duitsland. Verder bestond de passagiersgroep uit 300 meisjes van de Bund Deutscher Mädel (BDM) en 165 journalisten. Onder commando van Kapitän Carl Lübbe begon de Wilhelm Gustloff aan een driedaagse cruise op de Noordzee die achteraf als een enorm succes beschouwd werd. Vooral de Oostenrijkers waren vol lof over het varende symbool van Duitse scheepsbouwkunde en eenheid.
Op 29 maart 1939 bracht Hitler een officieel bezoek aan de Wilhelm Gustloff die hij niet meer had aanschouwd sinds de tewaterlating in 1937. Dit eerste bezoek van de Führer aan het nazischip zou meteen zijn laatste zijn. Drie dagen later vertrok het nieuwe Duitse schip voor een tweede cruise die haar naar Het Kanaal bij Dover zou brengen. Ditmaal waren de passagiers wel Duitse arbeiders zodat deze cruise binnen het kader van de doelen van KdF viel. Bovendien verliet de Wilhelm Gustloff de haven van Hamburg in gezelschap van de KdF-schepen Der Deutsche, Oceana en Sierra Cordoba. Tijdens de heenreis kwamen de vier Duitse schepen in een storm terecht op 25 zeemijlen ten noorden van Terschelling. De vier 8-cilinder MAN dieselmotoren van de Gustloff, die 9.500 pk machinevermogen leverden, hadden echter weinig moeite met de hoge golven en de harde wind. De volgende morgen, op 2 april 1938, rond 07:45 uur, redde een motorboot van de Wilhelm Gustloff 19 Britse zeelieden die afkomstig waren van het vrachtschip Pegaway, dat de vorige dag in de storm in de problemen was gekomen. De Britse zeelieden maakten de rest van de Duitse cruise mee en werden op 5 april in Hamburg aan wal gebracht. In de media werd de redding van de Britten breed uitgemeten. Lokale en internationale kranten deden uitgebreid verslag van het gebeuren en prezen de moed van de kapitein en de bemanning van het Duitse schip. Deze positieve aandacht was natuurlijk koren op de propagandamolen van het Duitse naziregime.
Om de annexatie van Oostenrijk, in het kader van de Anschluss, legaal te laten lijken, liet Hitler in april 1938 Duitse en Oostenrijkse stemgerechtigden hun stem uitbrengen over het van te voren al besloten onderwerp. Kapitän Lübbe kreeg opdracht met de Wilhelm Gustloff de monding van de Thames op te varen tot drie mijl buiten de territoriale wateren van Groot-Brittannië. Het Duitse schip ging hier voor anker om op 10 april als drijvend stembureau te fungeren. Op die dag brachten bijna 2.000 Duitse en Oostenrijkse staatsburgers, die in Groot-Brittannië woonden, hun stem uit aan boord van de Gustloff nadat ze met bootjes vanaf de Tilbury Docks, ten oosten van Londen, gebracht waren. De Duitse propagandamachine deed goede zaken toen de Britse pers met lof schreef over het indrukwekkende Duitse schip en het extravagante, maar vlotte verloop van het stemproces.
Op 22 april 1938 werd Kapitän Lübbe dood gevonden op de brug van de Wilhelm Gustloff. Hij was in het harnas gestorven aan een hartaanval. Hij werd voor de duur van één cruise vervangen door Kapitän Friedrich Petersen waarna koopvaardijkapitein Heinrich Bertram aangewezen werd om het gezag van de Wilhelm Gustloff op zich te nemen.
Vanaf half april 1938 tot half augustus 1939 voer de Wilhelm Gustloff in dienst van KdF. Tijdens de warme zomermaanden werden reizen ondernomen naar de Noorse fjorden. De passagiers mochten om politieke redenen echter niet aan wal in het Scandinavische land. Tijdens de koude wintermaanden voer de Gustloff, soms in gezelschap van andere KdF-schepen, naar warmere oorden zoals Lissabon en Madeira en naar de Middellandse Zee waar havens aangedaan werden zoals Tripoli in het huidige Libië en Napels en Genua in Italië.
De serie van cruises van de Wilhelm Gustloff werd in mei 1939 onderbroken toen het schip, samen met zeven andere schepen van KdF, de opdracht kreeg Duitse militairen te repatriëren die aan de zijde hadden gevochten van Generalissimo Francisco Franco tijdens de Spaanse Burgeroorlog. Op 24 mei arriveerden de Duitse schepen in de Spaanse havenstad Vigo om de Duitse vrijwillige soldaten van het befaamde Legion Condor naar huis te brengen nu de burgeroorlog in Spanje beëindigd was. Dit was de enige keer dat het schip puur als troepentransportschip ingezet zou worden.
Gedurende de vijftigste cruise van de Wilhelm Gustloff, op 25 augustus 1939, ontving Kapitän Bertram een gecodeerd radiobericht dat hem opdroeg de geheime brief, die in zijn hut was opgeborgen, te openen. Hij moest onmiddellijk terugkeren naar Hamburg zonder dat hem, zijn bemanning of de passagiers enige uitleg werd gegeven. Niemand van hen kon vermoeden dat de dagen van cruiseschip Wilhelm Gustloff definitief voorbij waren.
De meeste van de 417 bemanningsleden van de Wilhelm Gustloff werden op 2 september 1939 overgeplaatst. Alleen kapitein Bertram en enkele van zijn belangrijkste officieren bleven aan boord. Het enige wat Bertram en zijn mensen op dit moment wisten, was dat de Gustloff ingezet zou worden ten behoeve van de oorlog die Duitsland de dag daarvoor begonnen was door Polen binnen te vallen. Op 22 september werd officieel bekendgemaakt dat de Gustloff en de andere cruiseschepen van de KdF-beweging ingezet zouden worden als hospitaalschepen. Volgens de regels van de Conventie van Den Haag werd de Wilhelm Gustloff herkenbaar gemaakt als hospitaalschip door het aanbrengen van een groene lijn over de lengte van de scheepshuid en Rode Kruistekens. Vervolgens werd het schip ondergebracht bij de Kriegsmarine als Lazarettschiff D. De volgende weken werd het schip verder ingericht voor haar nieuwe taak. Dokters, verpleegsters en een nieuwe bemanning kwamen aan boord en er werden 500 bedden in gereedheid gebracht om gewonden op te vangen.
Eind september 1939 werd Lazarettschiff D naar Gotenhafen gedirigeerd waar het tot midden april 1940 dienst deed als drijvend hospitaal. Niet alleen gewonde Duitse soldaten werden verzorgd aan boord van het voormalige cruiseschip. Ook gewonde Poolse soldaten werden opgevangen en kregen een goede behandeling voordat zij alsnog in krijgsgevangenschap werden genomen. Midden april vertrok het Duitse hospitaalschip naar de Noordzee om de Duitse campagne in Noorwegen te ondersteunen. Op 10 mei 1940 meerde het schip af in Oslo. De politieke redenen waarom de Wilhelm Gustloff voor de oorlog niet in een Noorse haven mocht aanmeren, werden nu voor iedereen duidelijk. Na de capitulatie van Noorwegen, op 10 juni 1940, bleef Lazarettschiff D nog ruim drie weken in Oslo om haar medische verplichtingen te vervullen. In Noorwegen werden enkel Duitse gewonden verzorgd waardoor de verzorging van de Poolse soldaten eerder op een propagandastunt leek dan op een humanitaire actie. Op 2 juli verliet het hospitaalschip Noorwegen en bracht het 750 gewonde Duitse soldaten over naar Kiel en Swinemünde, Noord-Duitsland.
Begin juli had Hitler zijn plannen voor de invasie van Groot-Brittannië bekendgemaakt bij zijn handlangers en belangrijkste militaire commandanten. Lazarettschiff D werd met vele andere hospitaalschepen aangewezen om deel uit te maken van de grootse plannen van de nazi`s. De Duitsers beschikten niet over speciaal getrainde amfibische troepen en hielden rekening met veel meer gewonden dan bij hun voorgaande campagnes. Op 5 september 1940 arriveerde Lazarettschiff D in Wesermünde, Bremerhaven, na een korte stop in Kiel voor reparaties aan haar degausingssysteem tegen magnetische mijnen. Hitler wilde voordat de invasie van Groot-Brittannië begon het overwicht in de lucht hebben. De hospitaalschepen zouden tijdens de amfibische landingen in Rotterdam gestationeerd worden. Zover zou het niet komen want de Britse piloten vochten als leeuwen en de Luftwaffe verloor de Battle of Britain van de Royal Air Force (RAF). Midden september gelastte Hitler de invasie in Groot-Brittannië af en begon zich te richten op een oostfront. Het belang van grote aantallen hospitaalschepen nam hiermee af. Op 22 oktober 1940 werd hospitaalschip Wilhelm Gustloff voor de laatste maal naar Oslo gestuurd en zij keerde op 12 november terug in Swinemünde met 414 gewonde soldaten.
Op 17 november 1940 werd de Wilhelm Gustloff weer naar de Golf van Danzig gestuurd waar het schip drie dagen later aankwam. Het gewezen cruise- en hospitaalschip meerde af aan de Oxhöft Pier in Gotenhafen waar het schip de komende maanden werd ingericht als logementschip. De Gustloff werd zodanig verbouwd dat zij plaats kon bieden aan 1.000 militairen van de Kriegsmarine, die aan boord werden opgeleid tot U-bootbemanningen, en hun instructeurs. De medische apparatuur, dokters en verpleegsters waren al van boord gehaald en in Gotenhafen werd de bemanning gereduceerd tot een kernbemanning die het onderhoud van het schip en de dieselmotoren op zich nam. Ook kapitein Bertram bleef aan boord om leiding te geven aan de bemanning. Het schip werd geheel in marinegrijs overgeschilderd. Camouflage werd veel belangrijker nu de Wilhelm Gustloff, als opleidingsschip voor U-bootbemanningen, een legitiem militair doelwit werd.
De Wilhelm Gustloff zou ruim vier jaar lang als opleidingschip fungeren. Korvettenkapitän (luitenant-ter-zee der 1e klasse) Wilhelm Zahn had vanaf 1942 de leiding over de opleiding van de mannen die één van de grootste Duitse bedreigingen voor de geallieerden vormden tijdens de Tweede Wereldoorlog, vooral in de jaren `40, `41 en `42. Vanaf eind 1943 gingen echter steeds meer U-boten verloren omdat de geallieerden hun konvooien steeds beter konden verdedigen door de komst van radar, betere onderzeeboot opsporings- en bestrijdingsmiddelen en de inzet van hulpvliegdekschepen. Daarom werden Zahns rekruten in de loop van de jaren steeds jonger, hun opleidingstijd korter en hun overlevingskans kleiner. Grossadmiral Karl Dönitz, bevelhebber van de Kriegsmarine, bezocht Gotenhafen en de Wilhelm Gustloff in maart 1943. Op 9 oktober van datzelfde jaar was Gotenhafen doelwit van bommenwerpers van de Amerikaanse 8th Air Force. Voor de eerste maal in het bestaan van de Wilhelm Gustloff werd het schip bedreigd door een rechtstreekse aanval. Het voormalige KdF-schip ontsnapte ternauwernood aan grote schade toen een geallieerde bom in het water ontplofte aan stuurboordzijde van het schip. De klap leverde alleen een scheur in de scheepshuid op van zo`n anderhalve meter. Deze kon zonder problemen gerepareerd worden. Andere schepen in de haven kwamen er minder goed vanaf. Het voormalige KdF-schip Stuttgart en enkele andere Duitse schepen werden tot zinken gebracht.
Al die jaren deden de machinisten van het schip, met steeds minder beschikbare middelen, hun best om de hoofdmotoren en hulpdiesels aan de praat te houden. Dit was enerzijds nodig voor de energievoorziening aan boord van opleidingschip Wilhelm Gustloff en anderzijds nodig om het schip vaargereed te houden. Op 20 februari 1944 keerde kapitein Friedrich Petersen terug als gezagvoerder van het voormalige KdF-schip. Hij verving kapitein Bertram die een verzoek ingediend had om bevelhebber te worden van een schip dat nog gewoon in de vaart was. Petersen had in Britse krijgsgevangenschap gezeten en was vrijgelaten omdat de Britten ervan uitgingen dat hij op zijn 66-jarige leeftijd de Duitse oorlogsmachine niet meer van dienst kon zijn. Ondanks dat hij in Groot-Brittannië een verklaring had moeten ondertekenen dat hij nooit meer actief zou zijn als gezagvoerder van een schip kreeg hij de op papier immobiele Wilhelm Gustloff onder zijn hoede.
Eind 1944 begon de militaire macht van het naziregime behoorlijk af te brokkelen. De Duitse propagandamachine had de grootst mogelijke moeite om nog enige vorm van succes te kunnen melden. Steeds minder U-boten keerden terug naar hun bases, de Westelijke geallieerden hadden vaste grond onder de voeten gekregen in Normandië en trokken Frankrijk in en het was al maanden geleden dat de Duitsers Noord-Afrika hadden moeten ontruimen. Bovendien was bondgenoot Italië al overgelopen naar de vijand. Het grootste probleem voor de Duitsers waren echter de Sovjettroepen die gestaag oprukten in Oost-Pruisen, een gedeelte van het huidige Polen. In oktober 1944 was een gedeelte van het Rode Leger onder Generaal Kuzma N. Galitsky er in geslaagd de grens van het Groot Duitse Rijk over te steken en had de stad Nemmersdorf veroverd. Opgehitst door hun politieke leiders, in opdracht van Stalin, spaarden de Sovjettroepen niemand. Vrouwen van alle leeftijden werden verkracht, verminkt en vermoord. Kinderen en bejaarden werden niet ontzien en zonder pardon omgebracht. Het nieuws van dit en andere door de Sovjets aangerichte bloedbaden zorgde voor een enorme stroom Duitse vluchtelingen richting het westen en de havensteden rond de Golf van Danzig.
Grossadmiral Karl Dönitz zag in dat de Duitsers in Oost-Pruisen verslagen zouden worden door de Sovjets, maar Hitler wilde geen centimeter wijken. Op aandringen van de opperbevelhebber van de Kriegsmarine gaf de Führer echter wel toestemming om de U-boten terug te trekken naar het westen. Op 21 januari 1945 liet Dönitz het codesignaal Hannibal uitgaan dat in hield dat zijn U-boten het groene licht kregen om uit te wijken. De bevelhebber van de Kriegsmarine maakte van operatie Hannibal gebruik om zoveel mogelijk Duitse militairen en burgers te evacueren uit de havensteden rond de Golf van Danzig onder het mom van het evacueren van de U-bootkadetten en hun opleidingsfaciliteiten. Hiertoe dirigeerde hij opleidingsschepen als de Hansa en de Hamburg en passagiersschepen als de Deutschland en de Cap Arcona alsmede vele vrachtschepen naar de Golf van Danzig. Al deze schepen werden onder rechtstreeks bevel van Dönitz zelf geplaatst zodat de evacuatie de hoogste prioriteit kreeg.
Op 22 januari 1945 begonnen kapitein Petersen en Korvettenkapitän Wilhelm Zahn aan de voorbereidingen om de Wilhelm Gustloff te laten uitvaren met zoveel mogelijk onderzeebootpersoneel, gewonde Duitse soldaten en burgervluchtelingen aan boord. De bemanning werd zoveel mogelijk aangevuld met personeel van de Kriegsmarine dat uiteraard niet massaal meer voorhanden was. Ondanks dat de vier hoofddieselmotoren de afgelopen vier jaren slechts korte testruns hadden gemaakt, slaagden de machinisten erin de machines redelijk naar behoren te laten draaien. De maximale snelheid van 15,5 knopen zou echter niet meer behaald kunnen worden volgens het hoofdmachinekamer. Er werden haastig enkele reddingsboten aan boord gehesen die de originele sloepen van de Wilhelm Gustloff moesten vervangen. Deze waren in de afgelopen jaren gevorderd door de havendienst om rookgordijnen aan te leggen tijdens luchtaanvallen. Ook werden enkele honderden rubberen reddingsvlotjes vastgesjord op de zonnedekken. Onder toeziend oog van Korvettenkapitän Zahn werd luchtafweergeschut aan boord gebracht en opgesteld.
Zes dagen later kreeg de Wilhelm Gustloff bevel om zich gereed te maken binnen 48 uur te kunnen uitvaren. De stad Gotenhafen werd intussen overspoeld met vluchtelingen. Dit waren bijna allemaal vrouwen en kinderen omdat SS`s alle beschikbare mannen uit de groepen refuges haalden om te vechten tegen de oprukkende Sovjets.
Ondanks de chaos in de haven verliep het inschepen van de Wilhelm Gustloff in het begin relatief gedisciplineerd. Gewapende bewakers zagen erop toe dat alleen diegenen met de hoogste prioriteit een plek aan boord kregen. In de eerste plaats waren dit de onderzeebootbemanningen, bemanningsleden en enkele honderden leden van de marine vrouwenafdeling. Ook gewonde militairen, die per trein aangevoerd werden, kregen prioriteit. Daarna kwamen de vluchtelingen met contacten, bijvoorbeeld familieleden van marinepersoneel of bemanningsleden. Ook invloedrijke of welgestelde vluchtelingen hadden meer kans op een toegangsbewijs. De gewilde papieren werden op de Gustloff zelf gedrukt in de drukkerij waar in betere tijden de kleurrijke cruiseprogramma`s en menu`s werden vervaardigd. Naarmate het tijdstip van vertrek naderde werd het toezicht op de inscheping verminderd en de telling uit het oog verloren. Officieel waren er in de ochtend van 30 januari 918 man marinepersoneel, 173 bemanningsleden, 373 leden van de marine vrouwenafdeling, 162 gewonden en 4.424 vluchtelingen aanwezig op de Gustloff. Op dit moment waren er echter al vele vluchtelingen meer aan boord, illegaal aan boord geklommen, aan boord gesmokkeld of heimelijk toegelaten door omgekochte bewakers.
Tegen 13:00 uur op 30 januari 1945 werden eindelijk de trossen van evacuatieschip Wilhelm Gustloff losgegooid en vier sleepboten begonnen het schip de haven uit te trekken. Onmiddellijk werd het grote schip geblokkeerd door tientallen bootjes vol met wanhopige vluchtelingen. Vrouwen hielden hun kinderen in de lucht en smeekten gebarend hen aan boord te nemen. Bemanningsleden van de Wilhelm Gustloff lieten touwladders, klimnetten en statietrappen zakken en duizenden vluchtelingen werden voor hun volharding beloond en klommen aan boord. Toen de Gustloff eindelijk Gotenhafen verliet, op die ijzig koude en grijze dag eind januari 1945, wist niemand hoeveel mensen er precies aan boord waren. Rudi Lange, een 21-jarige kwartiermeester en radiotelegrafist, die op het laatste moment de bemanning van de Wilhelm Gustloff kwam versterken, meldde op een reünie van overlevenden: “wij lieten de netten neer en iedereen uit de bootjes klauterde zo goed mogelijk naar boven. Ik meen mij te herinneren dat toen we onderweg waren één van de officieren mij zei een bericht uit te zenden dat wij er nog 2.000 personen hadden bijgekregen”.
Hoewel de Wilhelm Gustloff was ontworpen om maximaal 1.465 passagiers en 400 bemanningsleden te kunnen faciliteren was dat aantal op 30 januari 1945 minimaal vervijfvoudigd. Ongeveer de helft van het aantal opvarenden waren kinderen. Er waren ijsbrekers nodig om een uitvaarroute voor het voormalige cruiseschip vrij te maken. Het was 18 graden onder nul toen het schip rond 13:00 uur Gotenhafen achter zich liet. Op de brug ontstond meteen een meningsverschil over de te volgen koers tussen kapitein Petersen en Korvettenkapitän Zahn. Zahn wilde de westelijke route volgen door ondiep water en met maximaal vermogen de kortste weg nemen. In theorie had hij gelijk want een snelle oceaanstomer kon, zelfs zonder escorte, op snelheid ontkomen aan veel langzamere, vijandelijke onderzeeboten. Kapitein Petersen wees hem er echter op dat de Wilhelm Gustloff helemaal geen snel schip was en in haar beste jaren slechts een maximale snelheid had gehad van niet meer dan 15 knopen. Bovendien had het schip enige bomschade opgelopen en was de schroefastunnel nooit helemaal bevredigend gerepareerd. Kapitein Petersen koos daarom voor een noordelijke koers die later naar het westen werd verlegd zodat het schip boven de Stolpe Bank langs zou gaan. Dit was volgens hem de veiligste route, vrij van mijnen en ondiepten.
Als escorte had de Wilhelm Gustloff twee kleine oorlogsschepen meegekregen in de vorm van de Löwe en de TF 19. De Löwe was een Steipner-klasse torpedoboot van 735 ton die veroverd was op de Noren op 9 april 1940. Die hadden het schip in 1938 in dienst gesteld als Gyller. Het tweede escorteschip was Torpedofangboot 19, een schip dat tot dan toe alleen was gebruikt om oefentorpedo`s op te pikken. De TF 19 kreeg problemen met een lekke lasnaad in de woelige Oostzee en moest al snel terugkeren naar Gotenhafen. Onder escorte van alleen de Löwe ging de Wilhelm Gustloff verder. Rond de klok van 20:00 uur kreeg men het sein dat een groep Duitse mijnenvegers op hoge snelheid op tegenkoers naderde. Om een aanvaring te voorkomen liet de Wilhelm Gustloff de groene en rode navigatielichten ontsteken. In deze gevaarlijke situatie troostte de bemanning van de Wilhelm Gustloff zich met de kennis dat de zware kruiser Admiral Hipper en haar escorte, de nieuwe Flottentorpedoboot T 36 van ruim 1.500 ton, haar rond middernacht op een parallelle koers zouden passeren. De aanwezigheid van deze grote oorlogsschepen in de buurt van de vluchtende Gustloff was ook voor de Kriegsmarine een overweging geweest om het schip met het kleine escorte te laten vertrekken.
Ondanks het feit dat de onderzeebootopsporingsapparatuur aan boord van de Löwe door bevriezingsverschijnselen onbruikbaar was geworden, de luchtafweermitrailleurs aan boord van de Gustloff door ijsvorming onbruikbaar waren en dat de tuigage om de reddingsboten te water laten bevroren was, kwam er tegen 20:30 uur enige ontspanning op de brug van het vluchtende Duitse schip. De bevelhebbers dachten het gevaarlijkste deel van de reis achter de rug te hebben en hadden net gegeten en cognac gedronken. De Löwe en de Wilhelm Gustloff waren op dat moment echter afhankelijk van de waarnemingen van hun uitkijken die het in de ijzige wind bijzonder moeilijk hadden.
Intussen was de Sovjetonderzeeboot S-13, onder commando van Kapitan III Ranga (luitenant-ter-zee der 1e klasse) Alexander I. Marinesko, actief onder de Pools-Duitse kust van de Oostzee. Kort nadat de Wilhelm Gustloff haar navigatielichten had ontstoken werd zij door een uitkijk en de commandant van de S-13 opgemerkt. In een gesprek, opgenomen in de officiële geschiedenis van de Oostzeevloot, vertelde Marinesko: “toen de sneeuw plotseling wegtrok zag ik een silhouet van een groot oceaanschip. Het was geweldig. Het voerde zelfs een paar lichten. Op datzelfde ogenblik schatte ik dat het zowat 20.000 ton moest zijn, zeker niet minder. Ik was er zeker van dat het vol zat met mannen die Moedertje Rusland hadden vertrapt en nu probeerden het vege lijf te redden. Het moest tot zinken worden gebracht, besloot ik, en de S-13 zou het doen. Het was alleen nog maar de vraag waar en wanneer. Ik had mij geestelijk al voorbereid op een bovenwateraanval voor een grotere trefzekerheid met een boegsalvo. Toen kwam het bij mij op dat ik achterom het konvooi moest langstrekken om het vanaf de walkant aan te vallen. Zij zouden vanuit die richting geen aanval verwachten. Hun uitkijk zou in de eerste plaats op zee zijn gericht. Het enige wat wij hoefden te doen, was onze berekeningen zuiver uitvoeren en kalm blijven. Later konden we ons wel zorgen maken over de mijnenveger”.
Marinesko bedoelde met de mijnenveger de Löwe en manoeuvreerde zijn onderzeeboot tussen de kust en de Wilhelm Gustloff in en achtervolgde het grote Duitse schip om in de juiste aanvalspositie te komen. Kort na 21:00 uur, niet wetend dat er zich duizenden vluchtelingen aan boord van het vijandelijke schip bevonden, gaf hij bevel om alle vier de torpedo`s uit de boegbuizen te lanceren op de Wilhelm Gustloff. Om 21:16 trof de eerste torpedo van de S-13 doel. Het onderwaterprojectiel veroorzaakte een explosie en een groot gapend gat in de bakboordboeg van het Duitse schip. Seconden later trof de tweede torpedo de midscheeps van de Wilhelm Gustloff ter hoogte van het lege zwembad dat gebruikt was om de marinevrouwen onder te brengen. De derde torpedo trof het schip in de machinekamer ter hoogte van de schoorsteen. De vierde torpedo bleef vastzitten in de lanceerbuis wat de bemanning van de S-13 in groot gevaar bracht. Terwijl de torpedomakers koortsachtig de vastgeklemde torpedo onschadelijk maakten, keek commandant Alexander Marinesko vanaf de commandotoren van de S-13 toe hoe de Wilhelm Gustloff zware slagzij over bakboord begon te maken en begon te zinken.
Om te voorkomen dat het voorschip van de Gustloff te veel water zou maken door het gat in de boeg werd meteen de order gegeven de voorste waterdichte schotten te sluiten. Hierdoor werden de verblijven van de niet op post staande bemanningsleden afgesloten zodat een groot gedeelte van juist diegenen met de kennis om de reddingsboten te strijken en van de verdere noodprocedures, uitgeschakeld werd. De tweede torpedo had directe, fatale gevolgen voor vele passagiers, maar de derde treffer bezegelde het lot van rampschip Wilhelm Gustloff. De directe treffer in de machinekamer had als gevolg dat alle machines en stroomvoorzieningen gestopt werden. In het donkere en overhellende schip brak een verschrikkelijke paniek uit die een chaos veroorzaakte bij het verlaten van het schip door de doodsbange vluchtelingen. Velen werden vertrapt, verdrukt of zwaar gewond in de overvolle gangen van het schip. Degenen die er in slaagden om aan dek te komen kwamen er snel achter dat het bijna onmogelijk was om reddingsboten te strijken. Tijdens pogingen om reddingsvlotten overboord te zetten, gleden veel vluchtelingen uit op het door ijs bedekte en daardoor spiegelgladde dek en verdwenen kansloos in de ijzige wateren van de Oostzee. Degenen die in paniek overboord sprongen ondergingen hetzelfde lot.
Radiotelegrafist Rudi Lange kon alleen een noodtransmitter, met een bereik van nauwelijks 2.000 meter, gebruiken om een SOS uit te zenden. Dit signaal werd echter wel meteen opgemerkt door de Löwe die direct rechtsomkeer maakte en het signaal doorzond. Terwijl de torpedoboot de eerste schipbreukelingen oppikte, nam het menselijke drama aan boord van de zinkende Wilhelm Gustloff steeds grotere vormen aan. ‘Vrouwen en kinderen eerst’ en ‘de kapitein gaat met zijn schip ten onder’ gingen niet op omdat de mannelijke opvarenden zich zonder pardon een weg baanden naar de reddingsboten en kapitein Petersen als eerste de betrekkelijke veiligheid van een sloep opzocht. Andere mannen maakten met pistoolschoten een einde aan de miserabele situatie en aan de levens van hun familieleden en zichzelf. Enkele reddingsboten werden toch gestreken en zaten in een oogwenk overvol met verkleumde drenkelingen. Mensen die alsnog aan boord wilden klauteren werden er letterlijk afgeslagen. Zeventig minuten nadat de Wilhelm Gustloff door de eerste torpedo getroffen werd, verdween zij langzaam in de woelige en ijskoude golven van de Oostzee. Duizenden opvarenden die nog aan boord waren gingen met het Duitse schip ten onder.
Net voordat de Wilhelm Gustloff ten onder ging arriveerde de torpedoboot T 36 die net als de Löwe zoveel mogelijk mensen uit het koude water oppikte. De zware kruiser Admiral Hipper, die zelf ruim 1.300 vluchtelingen aan boord had, kreeg orders om door te varen. Het onderzeebootgevaar was te groot en de Kriegsmarine vond het grote oorlogsschip te kostbaar om het te verliezen tijdens het redden van drenkelingen. Drie mijnenvegers die later ten tonele verschenen konden nog enige tientallen mensen redden maar de vrachtschepen Göttingen en Gotenland en enkele andere kleinere schepen, die nog later arriveerden, konden bijna alleen nog maar bevroren lijken bergen. Zeven uren nadat de Wilhelm Gustloff gezonken was redde de bemanning van de Vorpostenboot (patrouilleboot) VP 1703 een baby uit een reddingsboot van het voormalige KdF-schip. Deze gelukkige zuigeling was de laatste officiële overlevende van de Wilhelm Gustloff die in veiligheid kon worden gebracht.
Sinds de noodlottige ondergang van de Wilhelm Gustloff doen er vele schattingen de ronde over het juiste aantal opvarenden van het rampschip. Een onderzoeksteam van Discovery Channel`s “Unsolved History” heeft aangetoond dat het aantal opvarenden aan boord van de Wilhelm Gustloff ruim 10.000 was. Het team deed dit aan de hand van computerberekeningen van het aantal slachtoffers. Een vast gegeven hierbij was dat de Löwe 472 schipbreukelingen had gered, de T 36 564, de drie mijnenvegers totaal 179, overige schepen 37 en de VP 1703 1. Hiermee kwam het totaal aantal overlevenden op 1.253. De computers, die met behulp van het softwareprogramma “Maritime Exodus” rekenen, becijferden dat in de omstandigheden waarin de Wilhelm Gustloff verging en in vergelijking met de tijd die het duurde voordat het schip gezonken was, 85 tot 90 procent van de opvarenden het niet overleefd kan hebben waarmee de schatting van het grote aantal opvarenden hard gemaakt werd.
Het naziregime gaf het zinken van de Wilhelm Gustloff weinig aandacht omdat er in die tijd al te veel slecht nieuws gemeld moest worden. Het nieuws van het tot zinken brengen door de Sovjets van één van de nazisymbolen bij uitstek kon daarom het beste vermeden worden. Op 9 februari 1945 werd, op dezelfde route als de Wilhelm Gustloff genomen had, het Duitse passagiersschip Steuben tot zinken gebracht dat volgepakt zat met Duitse vluchtelingen, eveneens door Marinesko`s S-13. Hierbij vielen ruim 4.000 slachtoffers. Op 16 april van datzelfde jaar brachten Sovjettorpedo`s, wederom op de route van de Wilhelm Gustloff, het Duitse vrachtschip Goya tot zinken, ook een vluchtschip afgeladen met Duitsers die aan de wraak van de Sovjettroepen trachtten te ontkomen. Bij deze ramp waren 6.600 slachtoffers te betreuren.
Ook al waren deze rampen, die individueel tot de grootste scheepsrampen in de geschiedenis gerekend worden, enorm, in het kader van operatie Hannibal betekenden zij niet zoveel. Grossadmiral Karl Dönitz verklaarde zelf in zijn memoires: “tussen 23 januari en 8 mei werden 2.022.602 personen uit Koerland, Oost- en West-Pruisen en later uit Pommeren en delen van Mecklenburg, behouden over zee naar het westen afgevoerd. De evacuaties werden uitgevoerd onder voortdurende aanvallen van Britse, Amerikaanse en Russische vliegtuigen, van Russische onderzeeboten en lichte kuststrijdkrachten en via wateren waarin herhaaldelijk grote aantallen mijnen werden gedeponeerd. De geleden verliezen waren waarlijk ontzettend: 4.000 personen kwamen om op de Wilhelm Gustloff, 7.000 bij het verlies van de Goya en 3.000 met het hospitaalschip Steuben. Hoe pijnlijk deze verliezen ook waren, zij vertegenwoordigen slechts één procent van het totale aantal over zee vervoerde personen; 99 procent kwam behouden in havens in het westen van de Oostzee aan”. In zijn ogen was operatie Hannibal dan ook een groot succes. Het grote aantal nabestaanden van de slachtoffers zullen met deze relativerende, en door Dönitz wat de Gustloff betreft onderschatte, statistieken niet geholpen zijn. Zij missen nog steeds de erkenning en herdenking van de ongelofelijke rampen die de ineenstorting van het naziregime van Hitler met zich meebracht.
Alexander Marinesko vocht eveneens tevergeefs voor erkenning door de Sovjetregering na zijn succesvolle aanvallen op de Wilhelm Gustloff en de Steuben. Hij was vóór zijn successen al in ongenade gevallen bij Stalin en zijn handlangers door zijn manier van leven. Hij was een notoire drinker en vrouwenjager die regelmatig vermist werd als hij ergens zijn roes lag uit te slapen. Dit had hem al eens bijna de kop gekost toen hij begin 1945 een aantal dagen vermist werd in Turku, Finland. Zijn afwezigheid duurde zolang dat hij beschuldigd werd van desertie. Alleen de feiten dat hij een uitstekende onderzeebootcommandant was, dat hij enige bescherming genoot van zijn rechtstreekse meerderen en dat die wisten dat de bemanning van de S-13 niet uit zou varen zonder Marinesko, redden zijn hachje. Na de oorlog werden zijn overwinningen echter niet erkend en omdat hij zoveel vijanden maakte in zijn strijd om die erkenning werd hij slachtoffer van de zuiveringen binnen de marine die door Stalin kort na de oorlog werden ingezet. Hij verdween in een gevangenkamp in Siberië na een kleinzerige beschuldiging van diefstal. Hij was toen al niet meer in dienst van de Sovjetmarine. Hij overleefde de kampen maar overleed in 1963 te Leningrad aan kanker. In 1990 werd hij postuum geëerd als Held van de Sovjet-Unie en kreeg hij een monument in Kaliningrad, het voormalige Königsberg in Oost-Pruisen. Bovendien werd het onderzeebootmuseum in St. Petersburg naar hem vernoemd.