TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Sport in de oorlog

Titel: Sport in de oorlog
Schrijver: Ad van Liempt & Jan Luitzen
Uitgever: L. J. Veen
Uitgebracht: 2010
Pagina's: 191
ISBN: 9789020419368
Omschrijving:

In Sport in de oorlog wordt in dertien korte verhalen een beeld geschetst van de sport in Nederland in de Tweede Wereldoorlog. In die periode nam in Nederland de actieve en passieve deelname aan sport enorm toe. De Nederlanders leken massaal een plaats te zoeken waar ze de dagelijkse ellende een tijdje helemaal konden vergeten. Blijkbaar waren de sportvelden hiervoor de ideale plaats. Zoals op allerlei maatschappelijke terreinen zag je ook rond de sport mensen die vooral druk bezig waren te overleven, mensen die zich dapper door de deprimerende jaren probeerden te rommelen en soms mensen die zich inspanden zichzelf of naasten te redden.
Het doel van het boek is een rijkgeschakeerd beeld van de sport in de oorlogsjaren te geven aan de hand van dertien korte verhalen van de gerenommeerde sportschrijvers Erik Brouwer, Ron Couwenhoven, Marcel Goedhart, Wiep Idzenga, Ad van Liempt, Jan Luitzen, Marnix Koolhaas, Jan van Mersbergen, Yfke Nijland, Ed van Opzeeland en Leo Verheul.

Het zijn soms meeslepende verhalen. In “De moord op de gouden turnploeg” beschrijft Erik Brouwer de beklemmende geschiedenis van de vijf Joodse leden van de Nederlandse damesturnploeg die bij de Olympische Spelen in 1928 een gouden medaille won. Vier van hen (Lea Nordheim, Anna Dresden-Polak, Estella Agsteribbe, Judik Simons) kwamen om in de vernietigingskampen van Auschwitz en Sobibor, slechts één lid (Elka de Levie) overleefde de holocaust en ook hun coach (Gerrit Kleerekoper) verloor het leven in Sobibor. Leo Verheul heeft een ontroerend verhaal (“Sparta, de Joden en vader Piet”) over de jarenlange betrokkenheid van de familie Verheul bij het wel en wee van de Rotterdamse voetbalclub, over de manier waarom binnen Sparta door sommige medewerkers wel erg voortvarend werd omgesprongen met de maatregelen van de Nieuwe Orde en de sloop van de fraaie houten tribune met ereterras. Deze tribune werd door overgrootvader Verheul in 1916 bij de opening van het Kasteel afgeleverd als hét pronkstuk van het nieuwe stadion en diende in de laatste oorlogswinter als uitstekend kachelhout voor de buurtbewoners.
Ook aangrijpend is de door Yfke Nijland en Marcel Goedhart opgetekende petit histoire (“Opstand tegen de voorzitter”) van de Gooische Hockey Club, waar de voorzitter zich al eind dertiger jaren bekeerde tot de NSB, in de oorlog steeds driester werd in zijn nazi-sympathieën en daarmee de club bijna ten gronde richtte. De club uit Bussum had door de handelswijze van de voorzitter heel lang de naam gehad een NSB-club te zijn geweest, terwijl in werkelijkheid de leden massaal in opstand kwamen tegen hun voorzitter door het lidmaatschap op te zeggen.
En ook zeer lezenswaardig is “De onstuitbare opmars van De Volewijckers” waarin Wiep Idzenga aan de hand van de ervaringen van deze Amsterdamse volksclub, die in 1944 landskampioen werd, een aardig beeld schetst hoe in het laatste oorlogsjaar ondanks de moeilijke omstandigheden gevoetbald werd. Tot slot, goed inzichtelijk over de sportbeleving in de oorlogsjaren is het openingsartikel van Ad van Liempt en Marnix Koolhaas (‘En de stadions puilden uit…’), met de kanttekening dat het toch vooral een goede samenvatting lijkt van hét boek over de sport in de oorlogsjaren, “In de pas” van André Swijtink dat onlangs onder de titel Een sportman doet niet aan politiek in een populaire versie opnieuw in de handel is gekomen.

De rest van de verhalen valt eerlijk gezegd wat tegen of kan toch maar moeizaam worden gezien als erg inzichtelijk over de sportbeleving in de oorlogsjaren. Het verhaal van Jan van Mersbergen (‘Hoe Luc van Dam zich erdoor vocht’) gaat meer over hoe de Rotterdamse bokser zich door het leven vocht dan door de oorlogsjaren. “Negenveertig bevroren penissen” van Marnix Koolkaas over bevriezingsverschijnselen bij een Elfstedentocht speelt in de oorlog, dat klopt …. maar erg veel toegevoegde waarde over de relatie sport en oorlog lijkt het niet te hebben. Wat ook geldt over een andere verhaal over de Elfstedentocht, namelijk de derde tocht in de oorlogsjaren, waarover Ron Couwenhoven schrijft over de oorlog tussen de voorzitters van rivaliserende bonden (‘Oorlog op het ijs’). Zo zijn er wel meer verhalen die erg anekdotisch of detaillistisch van opzet zijn, wat overigens niet betekent dat ze slecht geschreven zijn. Bijvoorbeeld over het kaatstoernooi van 29 juli 1942 te Franeker, over de taalzuivering in het tennis en het roeien en de klap waarmee Joop Niemans bij het boksgala op 13 september 1944 de gehate SS’er Cees Olij knock-out slaat.

Kortom …. leuk boekje, vlot geschreven en leuke anekdotes. Het doel van Sport in de oorlog zou zijn een rijkgeschakeerd beeld van de sport in de oorlogsjaren te geven. Redelijk geschakeerd is het zeker, zowel in aantal sporten (voetbal, boksen, schaatsen, kaatsen, hockey, tennis, turnen) als in onderwerpkeuze. Als introductie in de relatie sport en bezettingspolitiek is het dan ook zeker geschikt. Een helemaal overtuigend en goed inzichtelijk beeld over de sport in de oorlogsjaren geeft het boek echter niet. Daarvoor blijft de bundeling korte verhalen iets te veel hangen in anekdotes en geeft ze onvoldoende diepgang voor de lezers die meer geïnteresseerd zijn in de relatie sport en oorlog, in de beleidsmaatregelen en in de ideologische visie die daaraan ten grondslag lag.

Beoordeling: (Redelijk)

Informatie

Artikel door:
Frans van den Muijsenberg
Geplaatst op:
01-06-2010
Laatst gewijzigd:
25-03-2011
Feedback?
Stuur het in!

Afbeeldingen