TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Etienne Goethals, op de vlucht in Frankrijk

    Etienne Goethals over het verblijf in Mont-à-Leux van een groep Sint-Niklase scouts op de vlucht, 16-18 mei 1940:

    "De Madame en Monsieur in kwestie zijn een koppel oude menskens die een klein kruidenier-bazaar-alleswinkeltje uitbaten aan het eind van de lange rechte straat. Gedurende drie dagen worden wij bij deze oudjes ingekwartierd. Ik zie ze nog duidelijk voor mij. Hij, ik schat hem vijfenzestig, grijs werkjasje op 'n wit hemd met een 'gouden' kolknopje, een donkerblauwe broek, op eeuwig versleten sloefen, hogerop een pijpje in de mond en bovenaan afgewerkt met een grijze platte pet, die hij gans de dag op zijn hoofd heeft. Zij, een klein koddig dik vrouwken in bruin afgedragen kleed (crème-caramelle), vinnig blauwe ogen en een grijze 'dot' die op z'n plaats wordt gehouden door een brede donkere haarspeld.

    Het zijn brave mensen, die kinderloze oudjes. Zij spreken een soort Belgisch-Moeskroens-Frans, lopen hoog op met 'Ie roi Léopold' en 'I'armée belge' en verafschuwen 'les sales boches' die hen nu voor de tweede keer in hun leven den duivel aandoen. Het winkeltje zit volgepropt met honderden artikelen van allerlei slag. Ja, men mag gerust naar 'confiture' vragen, schoenveters of 'mokskens', kaas en 'n dweil, een 'vin blanc' of schuurpapier.

    Wij worden vriendelijk ontvangen in het salonnetje achter de winkel. Het riekt er naar antiek. Dit is onze verblijfplaats. Goed, jongens! Rugzakken uitpakken, opschikken, ordenen met zóveel slordigheid, dat de 'mooiste kamer' op een verkoopzaaltje begint te gelijken, Waar handdoeken, pyjama's, dekens, tandpasta, schoenen, alles kriskras door elkaar aan een 'civiel' prijsken te bekomen zijn. Het 'Madammeken' heeft er geen erg in. Zij schenkt koffie op in de keuken. Wij krijgen lekkere boterhammen met hesp, kaas, speculaas: een ongekende weelde in die dagen. Nu zitten wij met zijn zessen aan tafel. Iets zeer ongewoon voor die mensen. Dan maar babbelen, Frans en Vlaams door elkaar in de stijl van: "Moi nous sommes de Saint-Nicolas et j' habite dans la rue Kokkelbeek, tu comprends, Madame?" "Kokkel? ... Kokkel? .. ne comprends pas." "Kokkel, wat wil dat zeggen in 't Frans, mannen?" ''Il veut dire, Madame, qu'il habite dans la rue du ruisseau de Kokkel. C'est un avenue qui, qui donne sur la Grande Place. Kokkelbeek, tu comprends?" Er wordt een ferme beet gelachen. Af en toe trekt het ventje naar zijn winkel 'parce qu' iI y avait un client'.

    Reeds van de eerste dag groeit er een soort vriendelijke familiale atmosfeer in dit nieuw gezin. Iedereen helpt mee op 'goed valle het uit' koffie zetten, 'corvé de patat' afwassen, de papegaai eten geven en de muit uitkuisen en 's avonds de luiken aanhangen als 't Bazarken gesloten wordt.

    Och, 's avonds! Ik moet er nog aan denken, aan de meiavonden van '40, toen na een hete dag, de zon in een warm zacht getemperd licht, langzaam, o zo langzaam wegzonk in de lauwe nacht.

    Nu wordt het stil. Vanuit de verte hoor ik nog vaag het onophoudelijk dommelen van zwaar verkeer: vrachtwagens, tanks, kanonnen, dokkerende laadwagens door boerenpaarden getrokken, en al wat rijden kan. Een leger in aftocht met daartussen honderdduizend vluchtelingen in een eindeloze sliert van miserie trekt op weg naar 'la douce France'. Als het donker is, verschijnen er in de lucht, het klinkt bijna apocalyptisch, stralende lichtbundels. Zij wiekewaaien en tasten met lange zilveren vingeren de hemel af, op zoek naar vijandige vliegtuigen.

    In de geladen, spanningsvolle stilte wuiven mijn gedachten naar huis. Hoe zou het daar zijn? De meest fantastische geruchten, die steeds akeliger en onjuister worden naarmate zij van ver komen, springen als wilde sprinkhanen koppig op en neer in mijn hoofd. "Sint-Niklaas, een voorstad van Antwerpen (??) is zwaar gebombardeerd! Er zijn wel honderdduizend doden !!??"

    Draaiend en kerend in een vreemd bed denk ik aan Ma en Pa en de familie. Zou het toch waar zijn? Ik zie brandende puinen en verminkte lichamen. Lig ik nu reeds twee uur wakker of drie uur? In de kamer naast ons slapen de oudjes. Ik hoor een eentonig ritmisch snurken. 't Is het ventje dat snurkt ... ja, het ventje snurkt het...het ventje snurkt het. .. het... ven. .. tje..."

    Noot: de taal is letterlijk overgenomen van het originele verslag zelf, vandaar het verouderde en met dialect doorspekte taalgebruik.

    Afbeeldingen

    Informatie

    Artikel door:
    Piet van Bouchaute
    Geplaatst op:
    28-12-2008
    Feedback?
    Stuur het in!