Vertaald uit het Engels | |
Hoofdpersonen: | Frely Sacchi en Erwin Rommel |
Plaats van handeling: | Mareth Linie, Tunesië |
Datum van handeling: | Waarschijnlijk ergens tussen 19 en 27 maart 1943 |
Datum van eerste publicatie: | 1 september 2005 |
Ik heb gediend tijdens de Mareth- en Wadi Akarit-veldslagen als luitenant van de artillerie bij een Italiaanse batterij van antieke (model 1906) 75/27 kanonnen. In de Mareth-linie waren mijn kanonnen geplaatst op een hoge bergrug en ik was gelegerd in een observatiepost, ingegraven in de flank van een hoge berg (ik herinner me de naam niet meer) die uitzag over Djebel Tebaga. Menig andere observatiepost werd ingegraven in dezelfde omgeving, waaronder ook enige Duitse waar ik echter geen weet van had. Op een vroege ochtend, uitkijkend over een mistige vlakte, zag ik tanks en voertuigen bewegen en gaf mijn batterij bevel tot vuren; hetgeen volgde was dat een paar woedende Duitsers schreeuwend naar mijn post kwamen rennen, terwijl ze me toesnauwden dat het onze eigen troepen waren en geen Britten en dat we onmiddellijk moesten ophouden met schieten. Rommel had een gedurfde verrassingsaanval gericht op het omcirkelen en vernietigen van de Britse voorhoedes in Medenine en mijn ongenode actie had bijgedragen aan de mislukking van dat plan. De Duitsers hadden alleen de moeite niet genomen ons daarover in te lichten.
Een paar dagen later stopte er een grote Duitse auto bij mijn positie. Rommel zat erin en één van zijn adjudanten riep me naar hun toe. Ik sprong in de houding en de jonge adjudant spraak me in het Engels aan: “Generaal Rommel vraagt u om alstublieft tweemaal na te denken alvorens het vuur te openen.” Wat ik erg ridderlijk van hem vond. Ik was 21 jaar oud en mijn batterij had oorspronkelijk behoord tot de Ariete-divisie die vernietigd was bij El Alamein; wij hadden dat overleefd omdat we vóór die slag waren verordonneerd naar de oase van Jalu om daar een aanval van commandotroepen af te slaan.
Na de geallieerde doorbraak werd mijn groep van drie batterijen naar het zuiden in de Jabouff-vallei gestuurd om tegenstand te bieden aan een optrekkende Indiase divisie; na twee dagen actie trokken we ons terug achter de Akarit-linie.
In de Akarit-linie bevond mijn batterij zich zonder enige leiding van de infanterie in de Pistoia-Spezia sector aangezien een nachtelijke verrassingsaanval hen allen had gedood of gevangengenomen. We vuurden een paar duizend granaten af op de heuvels van Djebel Tebaga Fatnassa en van Djebel Roumana en tegen het ochtendgloren slaagden we erin om weg te komen via de Enfidaville weg voor de finale slag om Djebel Garci en Takruna.
Een speciaal gevoel gaf het feit dat we de hele dag recht op de tegenstanders lagen te schieten onder een soort scherm van het tegenvuur van 25 ponders. Geen daarvan raakte ons, zij sloegen zo’n 100 meter achter ons in. Zelfs een poging tot het leggen van een rookgordijn had geen enkele zin. We hadden niet één slachtoffer aan onze kant.