TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Oorspronkelijke tekst

    Luister de speech!
    rechtermuisknop > opslaan als...

    Ich will auch ein ganz schweres Kapitel will ich hier vor Ihnen in aller Offenheit nennen.

    Es soll zwischen uns ausgesprochen sein, und trotzdem werden wir nicht in der Öffentlichkeit nie darüber reden.

    Genau so wenig, wie wir am 30. Juni gezögert haben, die befohlene Plicht zu tun und Kameraden, die sich verfehlt hatten, an die Wand zu stellen und zu erschiessen.

    Wie wir darüber niemals gesprochen haben und sprechen werden.

    Das war so eine Gottseidank in uns wohnende Takt, Selbstverständlichkeit des Taktes, dass wir uns untereinander nie darüber unterhalten haben, nie darüber sprachen, es hat jeden geschauert und jeder war sich klar, dass er es das nächste Mal wieder tun würde, wenn es befohlen wird und wenn es notwendig ist.

    Ich meine die "Judenevakuierung": die Ausrottung des jüdischen Volkes. Es gehört zu den Dingen, die man leicht ausspricht. "Das jüdische Volk wird ausgerottet", sagt Ihnen jeder Parteigenosse, "ganz klar, steht in unserem Programm drin, Ausschaltung der Juden, Ausrottung, machen wir, pfah!, Kleinigkeit".

    Und dann kommen sie alle, alle die braven 80 Millionen Deutschen, und jeder hat seinen anständigen Juden. Sagt: alle anderen sind Schweine, und hier ist ein prima Jude.

    Und zugesehen, es durchgestanden hat keiner. Von Euch werden die meisten wissen, was es heisst, wenn 100 Leichen beisammen liegen, wenn 500 daliegen oder wenn 1000 daliegen. Und dies durchgehalten zu haben, und dabei -- abgesehen von menschlichen Ausnahmeschwächen -- anständig geblieben zu sein, hat uns hart gemacht und ist ein niemals genanntes und niemals zu nennendes Ruhmesblatt.

    Denn wir wissen, wie schwer wir uns täten, wenn wir heute noch in jeder Stadt bei den Bombenangriffen, bei den Lasten des Krieges und bei den Entbehrungen, wenn wir da noch die Juden als geheime Saboteure, Agitatoren und Hetzer hätten. Wir würden wahrscheinlich in das Stadium des Jahres 16/17 jetzt gekommen sein, wenn die Juden noch im deutschen Volkskörper sässen.

    Die Reichtümer, die sie hatten, haben wir ihnen abgenommen, und ich habe einen strikten Befehl gegeben, den Obergruppenführer Pohl durchgeführt hat, wir haben diese Reichtümer restlos dem Reich, dem Staat abgeführt. Wir haben uns nichts davon genommen. Einzelne, die sich verfehlt haben, die werden gemäss einem von mir gegebenen Befehl, den ich am Anfang gab: Wer sich auch nur eine Mark davon nimmt, ist des Todes.

    Eine Anzahl SS-Männer haben sich dagegen verfehlt. Es sind nicht sehr viele, und sie werden des Todes sein - GNADENLOS! Wir haben das moralische Recht, wir hatten die Pflicht unserem Volk gegenüber das zu tun, dieses Volk, das uns umbringen wollte, umzubringen. Wir haben aber nicht das Recht, uns auch nur mit einem Pelz, mit einer Mark, mit einer Zigarette, mit einer Uhr, mit sonst etwas zu bereichern. Das haben wir nicht. Denn wir wollen nicht am Schluss, weil wir den Bazillus ausrotten, an dem Bazillus krank werden und sterben.

    Da werde ich niemals zusehen, dass so etwas überhaupt nur auch ein kleine Fäulnisstelle bei uns eintritt oder sich festsetzt. Sondern, wo sich eine festsetzen sollte, werden wir sie gemeinsam ausbrennen. Insgesamt aber können wir sagen: Wir haben diese schwerste Aufgabe in Liebe zu unserem Volk getan. Und wir haben keinen Schaden in unserem Innern, in unserer Seele, in unserem Charakter daran genommen.

    Afbeeldingen

    Heinrich Himmler spreekt tijdens een bijeenkomst zijn manschappen toe.

    Vertaling tekst

    Ook wil ik aan u hier, in alle openheid, een zeer moeilijk punt noemen.

    Het moet tussen ons besproken zijn, en toch zullen we nooit in de openbaarheid hierover spreken.

    Net zoals we op 30 juni niet schroomden om de ons bevolen plicht uit te voeren, en kameraden die in gebreke gebleven zijn tegen de muur te zetten en neer te schieten.

    Waarover we nooit gesproken hebben en waarover we ook nooit zullen spreken.

    Dat was godzijdank een aangeboren norm van ons, zelfbewustzijn van deze norm zodat we hierover nooit met elkaar gesproken hebben, nooit daarover spraken. Iedereen heeft het gezien en voor iedereen was het duidelijk dat we het de volgende keer weer zouden doen, wanneer het bevolen wordt en het nodig is.

    Ik bedoel de ‘evacuatie van de Joden’, het uitroeien van het Joodse volk

    Dat zijn van die dingen die je zo makkelijk zegt. “Het Joodse volk wordt uitgeroeid”, dat kan ieder partijlid je vertellen: “Natuurlijk, staat toch in ons programma, we schakelen de Joden uit, uitroeien, natuurlijk, doen we, ha! Kleinigheidje”.

    En dan komen ze allemaal, alle 80 miljoen brave Duitsers, en iedereen heeft zijn eigen fatsoenlijke Joden. Men zegt: alle anderen zijn zwijnen, maar dit is een prima Jood.

    En niemand heeft toegezien, het moeten doorstaan. Onder ons zullen de meeste weten wat het is als 100 lijken bij elkaar liggen, wanneer er 500 liggen of wanneer er 1000 liggen. En dit doorgestaan te hebben en daarbij – afgezien van enkele uitzonderingen als gevolg van menselijke zwakten – fatsoenlijk gebleven te zijn, heeft ons hard gemaakt en is een roemrijke bladzijde in onze geschiedenis die niet beschreven is en niet beschreven zal worden.

    Omdat we weten hoe zwaar we het zouden hebben, als vandaag in elke stad tijdens bombardementen, gedurende de druk van de oorlog en de ontberingen, we daarbij de Joden ook nog eens hadden als geheime saboteurs, agitatoren en ophitsers. We zouden waarschijnlijk in hetzelfde stadium zijn als in de jaren ‘16/’17, wanneer de Joden nog deel uitmaakten van het Duitse volk.

    De rijkdommen die ze hadden, hebben we hun afgenomen en ik heb het strikte bevel gegeven dat Obergruppenführer Pohl doorgevoerd heeft. We hebben deze rijkdommen volledig bezorgd aan het Rijk, de staat. We hebben niks daarvan voor ons zelf ontnomen. Enkele, die zich hier niet aan gehouden hebben, worden volgens een door mij uitgegeven bevel dat ik in het begin gaf [gestraft]: Wie ook maar één mark daarvan neemt, is ten dode opgeschreven.

    Een aantal SS mannen heeft zich niet daaraan gehouden. Het zijn er niet zeer veel en zij zullen ten dode opgeschreven zijn – genadeloos! We hebben het morele recht, we hebben de plicht ten opzichte van ons volk om dit volk – dat ons wil ombrengen – om te brengen. We hebben echter niet het recht om ons ook maar met slechts een pels, met een mark, met een sigaret, met een horloge, met ook maar iets te verrijken. Dat hebben we niet. Omdat we niet willen dat aan het einde, wanneer alle bacillen uitgeroeid zijn, we door dezelfde bacillen ziek worden en sterven.

    Ik zal nooit toezien dat überhaupt ook maar een klein bederfelijk punt bij ons intreedt of zich vastzet. Anders, wanneer het zich vastgezet heeft, zullen we het gezamenlijk uitbranden. Maar gezamenlijk kunnen we zeggen: We hebben deze zware opgave uit liefde voor ons volk gedaan. En we hebben geen schade in onszelf, in onze ziel, in ons karakter daaraan overgehouden.

    Toelichting

    De in dit artikel weergegeven tekst is slechts een klein, maar historisch uiterst beduidend onderdeel, van een langer dan drie uur durende toespraak die Heinrich Himmler hield op 4 oktober 1943 in Poznan (Polen). Zijn toespraak maakte deel uit van een vergadering met SS-Gruppenführer. De toespraak werd vastgelegd op geluidsband en op verzoek van Himmler werd aan het begin van de toespraak zelfs nog gecontroleerd of zijn stem naar behoren werd vastgelegd. Het is niet uitzonderlijk dat Himmler zijn toespraak op geluidsband liet vastleggen, maar het is de inhoud van zijn speech die dit fragment uitermate bijzonder maakt.

    Nooit sprak Himmler in het openbaar expliciet over de fysieke vernietiging van het Joodse volk. Altijd sprak hij in verhullende termen over massamoord en hij eiste dit ook van zijn manschappen. Alhoewel velen in binnen- en buitenland op de hoogte waren van de Endlösung was dit een geheime operatie waarvoor men strikte geheimhouding diende te waarborgen. Zelfs in aantekeningen van Himmler zijn expliciete verwijzingen naar massamoord niet terug te vinden. Opmerkelijk is het dan ook dat hij in deze toespraak, die vastgelegd werd op geluidsband, uitdrukkelijk ingaat op het vermoorden van Joden. Als één van de weinige bronnen waarin Himmler massamoord nadrukkelijk ter sprake brengt, is dit geluidsfragment dan ook uniek.

    Veelzeggend is bovendien de wijze waarop Himmler diefstal van ten dode opgeschreven Joden veroordeeld. Het vermoorden van Joden zag hij als de plicht van zijn manschappen. Wanneer deze manschappen daarentegen dezelfde Joden bestalen, zag hij dit als een misdaad waar zelfs de doodstraf op stond. Alle bezittingen van Joden waren immers publiek bezit en de SS diende alle afgenomen kostbaarheden aan de staat over te dragen. De massamoordenaar Himmler zag zichzelf bovenal als een moralist. Een moralist die voorkwam dat zijn manschappen zich schuldig maakten aan diefstal, maar die hen tegelijkertijd de opdracht gaf om een volledig volk uit te roeien.

    Twee dagen later hield Himmler opnieuw een toespraak in Poznan, waarbij Albert Speer, Hitlers architect en rijksminister voor Bewapening en Munitie, vermoedelijk aanwezig was. Speer heeft altijd ontkend dat hij tijdens de oorlog op de hoogte was van de Endlösung. Zijn vermoedelijke aanwezigheid tijdens deze bijeenkomst pleit echter tegen hem, want ook nu sprak Himmler openlijk over de uitroeiing van de Joden. Speer beweerde dat hij Poznan tegen de middag al had verlaten, terwijl Himmlers toespraak pas tegen half zes begon. Dit lijkt echter onwaarschijnlijk omdat Himmler zich op een bepaald moment in de toespraak persoonlijk richt tot Speer: “in het getto van Warschau waren jarenlang ‘bontmantels, kleren en dergelijke dingen’ geproduceerd, maar elke keer dat hij [Himmler] dit ‘hard wilde aanpakken’ was hem voorgehouden dat dergelijke ingrepen de oorlogseconomie verstoorden. Daarna volgden de zinnen: ‘Natuurlijk heeft dat niks te maken met partijgenoot Speer. U’, zo wendde hij zich rechtstreeks tot Speer, ‘kunt daar niets aan doen.’” (Citaat vergenomen uit Joachim Fest, Speer, architect van Hitler, 2000.)

    Definitielijst

    Endlösung
    Eufemistische term, letterlijk eindoplossing, waarbij met oplossing bedoeld werd de oplossing voor het Jodenprobleem zoals dat door de nationaal-socialisten was geconstateerd. De Endlösung zou uiteindelijk vorm krijgen in de pogingen van de nazi's om het gehele Joodse volk in Europa uit te roeien in speciaal daarvoor ingerichte vernietigingskampen.
    getto
    Grotendeels van de buitenwereld afgescheiden stadswijk voor Joden. Het aanstellen van getto's had als doel om Joden uit het dagelijkse leven te weren. Vanuit getto's konden Joden bovendien gemakkelijker gedeporteerd worden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Ook bekend als 'Judenviertel' ofwel 'Joodse wijk'.

    Informatie

    Vertaald door:
    Kevin Prenger
    Geplaatst op:
    08-06-2005
    Laatst gewijzigd:
    26-12-2018
    Feedback?
    Stuur het in!

    Gerelateerde bezienswaardigheden

    Bronnen

    - BREITHEIM, R., Heinrich Himmler - De architect van de holocaust, Laren, Verbum, 2005.

    Internet:
    - www.holocaust-history.org

    Geluidsfragment:
    - NARA | US National Archives & Records Administration

    Gerelateerde bezienswaardigheden