30 kopieën
16de kopie
Notulen van de Bespreking
I. De volgende personen namen deel aan de bespreking over de definitieve oplossing van het Joodse vraagstuk, die op 20 januari 1942 plaatsvond in Berlijn, Am Grossen Wannsee Nr. 56/58:
Gauleiter Dr. Meyer en | Rijksministerie voor de Bezette Gebieden in het Oosten |
Reichsamtsleiter Dr. Leibbrandt | |
Staatssecretaris Dr. Stuckart | Rijksministerie van Binnenlandse Zaken |
Staatssecretaris Neumann | Gecommitteerde voor het Vierjarenplan |
Staatssecretaris Dr. Freisler | Rijksministerie van Justitie |
Staatssecretaris Dr. Bühler | Bureau van de Generaalgouverneur |
Onderstaatssecretaris Luther | Ministerie van Buitenlandse Zaken |
SS-Oberführer Klopfer | Partijkanselarij van de NSDAP |
Ministerialdirektor Kritzinger | Rijkskanselarij |
SS-Gruppenführer Hofmann | Rasse- und Siedlungshauptamt |
SS-Gruppenführer Müller | Reichssicherheitshauptamt |
SS-Obersturmbannführer Eichmann | |
SS-Oberführer Dr. Schöngarth | Sicherheitspolizei en SD |
Bevelhebber van de Sicherheitspolizei en de SD | in het Generaalgouvernement |
SS-Sturmbannführer Dr. Lange, | Sicherheitspolizei en SD |
Bevelhebber van de Sicherheitspolizei | |
en de SD in Letland, als plaatsvervanger | |
van de bevelhebber van de Sicherheitspolizei | en van de SD voor het Rijkscommissariaat Ostland |
II. De Chef van de Sicherheitspolizei en de SD, SS-Obergruppenführer Heydrich, begon met de mededeling dat hij door de rijksmaarschalk tot gevolmachtigde voor de voorbereiding van de eindoplossing van het Europese Joodse vraagstuk was benoemd en wees erop dat men voor deze bespreking was uitgenodigd om klaarheid te brengen in principiële vraagstukken. De wens van de rijksmaarschalk om hem een ontwerp omtrent de organisatorische, economische en financiële problemen met betrekking tot de eindoplossing van het Joodse vraagstuk te doen toekomen, vereist met het oog op een inachtnemen van gelijke richtlijnen een voorafgaande gemeenschappelijke behandeling door alle, onmiddellijk bij deze vraagstukken betrokken centrale instanties.
De organisatorische leiding bij het realiseren van de eindoplossing van het Joodse vraagstuk moet, ongeacht geografische grenzen, centraal berusten bij de Reichsführer-SS en de chef der Duitse politie.
De Chef van de Sicherheitspolizei en van de SD gaf hierop een korte terugblik over de tot dusver gevoerde strijd tegen deze tegenstander. De meest essentiële kenmerken hiervan bestaan uit:
a) het terugdringen van de Joden uit de afzonderlijke sectoren van het maatschappelijk leven in Duitsland;
b) het terugdringen van de Joden uit de leefruimte van het Duitse volk.
Bij het uitvoeren van dit programma werd als enig mogelijke en voorlopige oplossing de versnelde emigratie der Joden uit het Rijksgebied in versterkte mate en op planmatige wijze aangepakt.
Bij beschikking van de rijksmaarschalk werd in januari 1939 een Rijkscentrale voor Joodse emigratie opgericht, met welker leiding de chef van de Sicherheitspolizei en de SD werd belast. Deze centrale had in het bijzonder tot taak:
a) alle maatregelen te treffen ter voorbereiding van een versterkte emigratie van de Joden;
b) de emigratiestroom te leiden;
c) de uitvoering van de emigratie in individuele gevallen te versnellen.
Het doel dat voor ogen stond was, op legale wijze de Duitse leefruimte van Joden te zuiveren.
De nadelen die een dergelijke geforceerde emigratie met zich meebracht, stonden alle instanties duidelijk voor ogen. Deze moesten echter, gezien het ontbreken van andere oplossingen, voorlopig op de koop toe worden genomen.
De werkzaamheden voor de emigratie waren in het vervolg niet slechts een Duits probleem, doch ook een probleem waarmee de autoriteiten van de definitieve respectievelijk (voorlopige) immigratielanden zich bezig moesten houden. De financiële moeilijkheden, zoals de verhoging van de gelden voor documenten en inreis door de verschillende buitenlandse regeringen, het ontbreken van scheepsruimte, de voortdurend verscherpte beperking of blokkade van de immigratie, legden dit streven naar emigratie buitengewoon grote moeilijkheden in de weg.
Ondanks deze moeilijkheden werden sedert de machtsovername tot en met de peildatum 31-10-1941 in totaal ongeveer 537.000 Joden tot emigratie genoopt. Daarvan
vanaf 30-1-1933 | uit het oude Rijk | ca. 360.000 |
vanaf 15-3-1938 | uit Oostenrijk | ca. 147.000 |
vanaf 15-3-1939 | uit het protectoraat Bohemen en Moravië | ca. 30.000. |
De financiering van de emigratie geschiedde door de Joden, resp. de Joods-politieke organisaties zelf. Om het achterblijven van het proletarische deel van de Joden te vermijden, werd volgens het principe te werk gegaan dat de vermogende Joden het wegtrekken van de onvermogende Joden dienden te financieren; hier werd naar gelang van vermogen een dienovereenkomstige hoofdelijke aanslag, resp. emigratie-retributie opgelegd, welke voor de bestrijding van de financiële verplichtingen van de onvermogende emigrerende Joden werd gebruikt.
Naast deze opbrengst aan Rijksmarken waren er deviezen vereist voor de gelden voor documenten en inreis. Om het Duitse deviezenbezit te ontzien, werden de Joodse hulporganisaties in het buitenland door de binnenlandse Joodse organisaties geïnstrueerd, dat zij voor het benodigde overeenkomstige bedrag aan deviezen dienden te zorgen. Zo werd door deze buitenlandse Joden tot en met 30-10-1941 in totaal een bedrag van ca. 9.500.000 dollar bij wijze van schenking ter beschikking gesteld.
Inmiddels heeft de Reichsführer-SS en de chef van de Deutsche Polizei met het oog op de gevaren van een emigratie in oorlogstijd en met het oog op de mogelijkheden in het oosten de emigratie van Joden verboden.
III. In de plaats van emigratie is thans als verdere oplossing - na dienovereenkomstige voorafgaande toestemming door de Führer - de evacuatie van de Joden naar het oosten gekomen.
Deze acties dienen echter enkel en alleen als uitwijkmogelijkheid te worden beschouwd, doch er worden hier reeds reeds die praktische ervaringen vergaard, die met het oog op de komende eindoplossing van het Joodse vraagstuk van groot belang zijn.
Binnen het kader van deze eindoplossing van het Europese Joodse vraagstuk komen ongeveer 11 miljoen Joden in aanmerking, die als volgt over de afzonderlijke landen zijn verdeeld:
land |
aantal |
|||
A. | Duitsland | 131.800 | ||
Oostenrijk | 43.700 | |||
Oostgebieden | 420.000 | |||
Generaalgouvernement | 2.284.000 | |||
Bialistok | 400.00 | |||
Protectoraat Bohemen en Moravië | 74.200 | |||
Estland - Jodenvrij - | ||||
Letland | 3.500 | |||
Litouwen | 34.000 | |||
België | 43.000 | |||
Denemarken | 5.600 | |||
Frankrijk / bezet gebied | 165.000 | |||
Frankrijk / onbezet gebied | 700.000 | |||
Griekenland | 69.600 | |||
Nederland | 160.800 | |||
Noorwegen | 1.300 | |||
B. | Bulgarije | 48.000 | ||
Engeland | 330.000 | |||
Finland | 2.300 | |||
Ierland | 4.000 | |||
Italië, incl Sardinië | 58.000 | |||
Albanië | 200 | |||
Kroatië | 40.000 | |||
Portugal | 3.000 | |||
Roemenië, incl Bessarabië | 342.000 | |||
Zweden | 8.000 | |||
Zwitserland | 18.000 | |||
Servië | 10.000 | |||
Slowakije | 88.000 | |||
Spanje | 6.000 | |||
Turkije (Europees gedeelte) | 55.500 | |||
Hongarije | 742.800 | |||
Sovjet-Unie | 5.000.000 | |||
Oekraïne | 2.994.684 | |||
Wit-Rusland zonder Bialystok | 446.484 | |||
Totaal: ruim |
11.000.000 |
De vermelde aantallen Joden in de verschilIende buitenlandse staten hebben slechts betrekking op religieuze Joden, daar de definitie van het begrip Jood op basis van raskenmerken daar ten dele nog ontbreekt. De behandeling van het probleem in de afzonderlijke landen zal met het oog op de algemene houding en opvatting(en) op bepaalde moeilijkheden stuiten, vooral in Hongarije en Roemenië. Zo kan de Jood zich bv. thans nog in Roemenië tegen geld de nodige documenten verschaffen, die hem officiëel tot buitenlands staatsburger bestempelen.
De invloed der Joden op alle gebieden in de Sovjet-Unie is bekend. In het Europese deel daarvan leven ongeveer 5 miljoen, in het Aziatische gebied ternauwernood 1/4 miljoen Joden.
De verdeling volgens beroepen van de in het Europese gebied van de Sovjet-Unie gevestigde Joden was ongeveer als volgt:
in de landbouw | 9,1% |
arbeiders in de steden | 14,8% |
in de handel | 20,0% |
in overheidsdienst aangesteld | 23,4% |
in vrije beroepen-geneeskunde, pers, theater en dergelijke | 32,7% |
Onder daarvoor geschikte leiding moeten nu de Joden in het kader van de eindoplossing op passende wijze in het oosten te werk worden gesteld. In grote arbeidskolonnes, naar geslacht gescheiden, zullen de Joden die tot werken in staat zijn terwijl ze wegen aanleggen binnen deze gebieden worden gebracht, waarbij zonder twijfel een belangrijk deel op natuurlijke wijze zal uitvallen.
Het eventueel tenslotte overblijvende deel moet, daar het hier ongetwijfeld om het deel met de meeste weerstand gaat, dienovereenkomstig worden behandeld, omdat dit, bestaand uit een natuurlijke keurgroep, bij vrijlating als de kiem van een nieuwe Joodse opbouw dient te worden beschouwd. (Zie de ervaring van de geschiedenis).
In het kader van de praktische tenuitvoerlegging van de eindoplossing wordt Europa van het westen naar het oosten uitgekamd. Het rijksgebied zal inclusief Bohemen en Moravië, reeds alleen om redenen van huisvestingsproblemen en andere sociaal-politieke noodzakelijkheden als eerste aan de beurt dienen te komen.
De geëvacueerde Joden worden eerst, trein voor trein in zogenaamde doorgangsgetto's samengebracht om van daaruit verder naar het oosten te worden getransporteerd.
Een belangrijke voorwaarde, zo zette SS-Obergruppenführer H e y d r i c h voorts uitvoerig uiteen, voor de tenuitvoerlegging van de evacuatie in het algemeen, is de nauwkeurige vaststelling van de categorie personen die hiervoor in aanmerking komt.
Het ligt in het voornemen om Joden van boven de 65 jaar niet te evacueren, doch hen naar een bejaardengetto - hiervoor heeft men Theresienstadt op het oog – over te brengen.
Naast deze leeftijdsklassen - van de op 31-10-1941 in Duitsland en Oostenrijk aanwezige ca. 280.000 joden is ongeveer 30% boven de 65 jaar - worden in de Joodse bejaardengetto's voorts de zwaar oorlogsgetroffen Joden (uit de Eerste Wereldoorlog, Red.) en Joden met oorlogsonderscheidingen (EK I) opgenomen. Met deze
doelmatige oplossing komen de vele verzoeken tot vrijstelling (van deportatie. Red.) op slag te vervallen.
Het begin van de afzonderlijke grotere evacueringsacties zal in grote mate afhankelijk zijn van de militaire ontwikkeling. Met betrekking tot de behandeling van de eindoplossing in de door ons bezette en onder onze invloedssfeer vallende Europese gebieden, werd voorgesteld dat de in aanmerking komende zaaksambtenaren van het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de daartoe bevoegde referenten van de Sicherheitspolizei en van de SD besprekingen voeren.
In Slowakije en Kroatië is deze kwestie niet bijzonder moeilijk meer, daar de essentiële problemen in dit opzicht aldaar reeds tot oplossing werden gebracht. In Roemenië heeft de regering intussen eveneens een Jodengevolmachtigde aangesteld. Ter regeling van het vraagstuk in Hongarije is het een vereiste om op korte termijn een adviseur voor Joodse zaken aan de Hongaarse regering toe te voegen.
Met het oog op het treffen van voorbereidingen tot de regeling van het probleem in Italië acht SS-Obergruppenführer H e y d r i c h een liaison met de politie-chef in deze aangelegenheden gewenst.
In het bezette en onbezette Frankrijk zal het oppakken van de Joden voor evacuatie naar alle waarschijnlijkheid zonder grote moeilijkheden kunnen geschieden.
Onderstaatssecretaris L u t h e r deelde in dit verband mee, dat bij een grondige aanpak van dit probleem in sommige landen, zoals in de noordelijke staten, er moeilijkheden zullen opduiken, weshalve het aanbeveling verdient deze landen voorshands
nog ongemoeid te laten. Gezien het geringe aantal Joden dat hier in aanmerking komt, vormt deze opschorting dus geenszins een wezenlijke beperking.
Daarentegen voorziet het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen grote moeilijkheden in het zuid-oosten en westen van Europa. SS-Gruppenführer H o f m a n n is voornemens eerst dan een zaaksambtenaar van het Rasse- und Siedlungshauptamt naar Hongarije te willen meesturen, wanneer van de zijde van de chef van de Sicherheitspolizei en de SD de kwestie daar ter plaatse wordt aangepakt. Afgesproken werd dat deze zaaksmabtenaar van het Rasse- und Siedlungshauptamt, die niet actief zal optreden, voorlopig officieel als assistent aan de politie-attaché toe te voegen.
IV. Bij de uitwerking van de plannen tot de eindoplossing moeten de Neurenbergerwetten tot op zekere hoogte de basis vormen, waarbij voor een totale oplossing van deze kwestie ook de oplossing van de problemen van gemengde huwelijken en van gemengdbloedigen een voorwaarde vormen.
De chef van de Sicherheitspolizei en de SD licht met het oog op een brief van de chef van de Rijkskanselarij allereerst theoretisch de onderstaande punten toe:
1) Behandeling van gemengdbloedigen in de 1e graad
Gemengdbloedigen in de 1e graad, zijn met het oog op de eindoplossing van het Joodse vraagstuk met Joden gelijkgesteld.
Van deze behandeling worden uitgezonderd:
a) Gemengdbloedigen in de 1e graad, die gehuwd zijn met iemand van Duitsen bloed, uit welk huwelijk kinderen zijn voortgekomen (gemengdbloedigen in de 2e graad). Deze gemengdbloedigen in de 2e graad zijn in wezen met Duitsers gelijkgesteld.
b) Gemengdbloedigen in de 1e graad, aan wie door de hoogste instanties van de partij en de staat tot dusver i.v.m. bepaalde werkzaamheden of anderszins vrijstellingen zijn verleend. leder geval afzonderlijk moet nauwkeurig worden onderzocht, waarbij het niet uitgesloten is, dat de beslissing opnieuw ten nadele van de gemengdbloedige uitvalt.
Voorwaarden voor het verlenen van een vrijstelling dienen steeds in beginsel de verdiensten van de gemengdbloedige in kwestie zelf te zijn. (Niet de verdiensten van de ouder of van de huwelijkspartner van Duitsen bloed).
De gemengdbloedige in de 1e graad, die van de evacuatie wordt vrijgesteld, wordt - om het ontstaan van iedere nakomelingschap te beletten en het vraagstuk van de gemengdbloedigen definitief te saneren - gesteriliseerd. De sterilisatie vindt vrijwillig plaats. Deze is echter een voorwaarde om in het rijk te mogen verblijven. De gesteriliseerde gemengdbloedige is nadien van alle beperkende bepalingen waaraan hij tot dusver is onderworpen, ontheven.
2) Behandeling van gemengdbloedigen in de 2e graad.
De gemengdbloedigen in de 2e graad worden in principe gerekend tot personen van Duitsen bloed, met uitzondering van de volgende gevallen, waarin de gemengdbloedigen in de 2e graad met Joden worden gelijkgesteld:
a) Afkomst van de gemengdbloedige in de 2e graad uit een bastaardhuwelijk (beide partners gemengdbloedigen).
b) Een van rassenstandpunt uit bijzonder ongunstig uiterlijke verschijning van de gemengdbloedige in de 2e graad, hetgeen hem reeds in zijn voorkomen tot de Joden doet behoren.
c) Bijzonder slechte politiële en politiëke beoordeling van de gemengdbloedige in de 2e graad, waaruit valt af te leiden dat hij zich als een Jood voelt en gedraagt.
Ook deze gevallen zullen echter dan niet als uitzonderingen worden beschouwd, wanneer de gemengdbloedige in de 2e graad met iemand van Duitsen bloed gehuwd is.
3) Huwelijken van voljoden met personen van Duitsen bloed.
Van geval tot geval moet hier worden beslist of de Joodse partner geëvacueerd wordt, of dat hij/zij, met inachtneming van het effect van een dergelijke maatregel op de Duitse verwanten van dit gemengde huwelijk, naar een bejaardengetto wordt overgebracht.
4) Huwelijken van gemengdbloedigen in de 1e graad met personen van Duitsen bloed.
a) Zonder kinderen. Zijn uit het huwelijk geen kinderen voortgekomen, dan wordt de gemengdbloedige in de 1e graad geëvacueerd, resp. naar een bejaardengetto overgebracht. (Dezelfde behandeling als bij de huwelijken tussen voljoden en personen van Duitsen bloed, punt 3).
b) Met kinderen. Zijn er kinderen uit het huwelijk voortgekomen (gemengdbloedigen in de 2e graad), dan worden deze, als zij met de Joden worden gelijkgesteld, tezamen met de gemengdbloedigen in de 1e graad geëvacueerd, resp. naar een getto overgebracht. In zoverre deze kinderen met Duitsers worden gelijkgesteld (normale gevallen), worden zij van evacuatie vrijgesteld en daarmee ook de gemengdbloedigen in de 1e graad.
5) Huwelijken van gemengbloedigen in de 1e graad met gemengdbloedigen in de 1e graad of met Joden.
Bij deze huwelijken (inclusief de kinderen) worden alle gezinsleden als Joden behandeld en derhalve geëvacueerd. resp. naar een bejaardengetto overgebracht.
6) Huwelijken van gemengdbloedigen in de 1e graad met gemengdbloedigen in de 2e graad.
Beide huwelijkspartners worden, ongeacht of er kinderen aanwezig zijn of niet, geëvacueerd, resp. naar een bejaardengetto overgebracht, daar eventuele kinderen (uit dergelijke huwelijken) volgens opvattingen omtrent de raskenmerken in de regel een sterkere inslag van Joods bloed vertonen, dan de Joodse gemengdbloedigen in de 2e graad.
SS-Gruppenführer H o f m a n n staat op het standpunt, dat in vergaande mate sterilisatie moet worden toegepast, vooral daar de gemengdbloedige
voor de keus gesteld, of hij geëvacueerd of gesteriliseerd zal worden, zich liever aan sterilisatie zou onderwerpen.
Staatssecretaris dr. S t u c k a r t stelt vast dat de praktische tenuitvoerlegging van de zojuist meegedeelde mogelijkheden tot oplossing van de problemen van de gemengde huwelijken en gemengdbloedigen, in deze vorm een oneindig grote administratieve arbeid met zich mee zou brengen. Om anderzijds in ieder geval ook met de biologische feiten rekening te houden, stelt Staatssecretaris dr. S t u c k a r t voor over te gaan tot gedwongen sterilisatie.
Ter vereenvoudiging van het probleem van de gemengde huwelijken zou voorts naar de mogelijkheden moeten worden gezocht, die ertoe kunnen leiden, dat de wetgever zo ongeveer legt: "Deze huwelijken zijn gescheiden".
Met betrekking tot het probleem van het effect van de Jodenevacuatie op het economisch leven, verklaarde Staatssecretaris N e u m a n n, dat de Joden die in het kader van de Arbeitseinsatz in voor de oorlogsvoering belangrijke bedrijven werken, niet zouden kunnen worden geëvacueerd, zolang er nog geen vervanging voor hen beschikbaar is.
SS-Obergruppenführer H e y d r i c h wees erop, dat deze Joden volgens de door hem goedgekeurde richtlijnen voor de tenuitvoerlegging van de destijds lopende evacueringsacties, toch al niet zouden worden geëvacueerd.
Staatssecretaris dr. B u e h l e r stelde vast dat het Generalgouvernement het zou toejuichen wanneer met de eindoplossing van dit probleem in het Generalgouvernement zou worden begonnen, omdat het transportprobleem hier nu eenmaal niet een alles overheersende rol speelt
en redenen voortvloeiende uit de Arbeitseinsatz de voortgang van deze aktie niet zouden belemmeren. Joden zouden zo snel mogelijk uit het gebied van het Generalgouvernement moeten worden verwijderd, daar juist hier de Jood als drager van ziekten een alles overtreffend gevaar betekent en hij bovendien door voortdurende sluikhandel de economische structuur van het land blijvend in de war brengt. Van de in aanmerking komende ca. 2 1/2 miljoen Joden zou bovendien het merendeel der gevallen niet tot werken in staat zijn.
Staatssecretaris Dr. B u e h l e r stelde voorts vast dat de leiding bij de oplossing van het Joodse vraagstuk in het Generalgouvernement bij de chef van de Sicherheitspolizei en de SD berust en dat zijn werkzaamheden door de officiële instanties van het Generalgouvernement worden ondersteund. Hij zou slechts één verzoek willen doen, nl. dat men het Joodse vraagstuk in dit gebied zo snel mogelijk tot oplossing brengt.
Ter afsluiting werden de verschiliende mogelijkheden tot een oplossing besproken, waarbij zowel van de zijde van gouwleider Dr. M e y e r als van de zijde van staatssecretaris Dr. B u e h l e r het standpunt werd ingenomen, dat men bepaalde voorbereidende werkzaamheden in het kader van de eindoplossing in de betreffende gebieden dadelijk zelf ten uitvoer moet brengen, waarbij echter het veroorzaken van onrust onder de bevolking vermeden zou moeten worden.
Met het verzoek van de chef van de Sicherheitspolizei en de SD aan de deelnemers der conferentie, hem bij de uitvoering van de werkzaamheden ten behoeve van de eindoplossing de nodige steun te verlenen, werd de bespreking gesloten.
Weergegeven in dit artikel zijn de volledige notulen van de Wannseeconferentie die op 20 januari 1942 gehouden werd in een villa aan de oever van de Wannsee, een meer bij Berlijn. Vijftien belangrijke vertegenwoordigers van de Schutzstaffel (SS), de partij en de ambtenarij kwamen samen om te spreken over de Endlösung der Judenfrage, de vernietiging van het Joodse volk in Europa. Vooraanstaande historici zijn het erover eens dat tijdens deze vergadering niet de beslissing tot de Endlösung genomen werd, maar dat de uitvoering daarvan ter sprake kwam. De beslissing tot de Endlösung was namelijk reeds genomen, omdat Joden al op georganiseerde schaal vermoord werden, onder andere door de Einsatzgruppen in de Sovjet-Unie.
Tijdens de conferentie kwam vooral de organisatorische uitvoering van de Endlösung aan bod. De reeds genomen maatregelen werden samengevat, de doelstelling werd geformuleerd en men stelde een soort plan van aanpak samen. Een belangrijk punt was bijvoorbeeld de vraag wat men moest doen met zogenaamde Mischlinge (gemengdbloedigen), mensen die niet volledig als Jood werden beschouwd omdat ze bijvoorbeeld uit een huwelijk tussen een Jood en een Duitser voortgekomen waren. Besproken werd of zij dezelfde behandeling moesten krijgen als Joden of niet.
Alhoewel niet expliciet verwezen wordt naar massamoord in de notulen, kunnen bepaalde zinsdelen de keiharde waarheid niet verhullen. Vooral in het volgende tekstfragment zijn de bedoelingen van de nazi’s overduidelijk:
“In grote arbeidskolonnes, naar geslacht gescheiden, zullen de Joden die tot werken in staat zijn terwijl ze wegen aanleggen binnen deze gebieden worden gebracht, waarbij zonder twijfel een belangrijk deel op natuurlijke wijze zal uitvallen. Het eventueel tenslotte overblijvende deel moet, daar het hier ongetwijfeld om het deel met de meeste weerstand gaat, dienovereenkomstig worden behandeld, omdat dit, bestaand uit een natuurlijke keurgroep, bij vrijlating als de kiem van een nieuwe Joodse opbouw dient te worden beschouwd”.
“Een belangrijk deel” dat op “natuurlijke wijze zal uitvallen” en “het deel met de meeste weerstand” dat “dienovereenkomstig [zal] worden behandeld”, zijn duidelijke verwijzingen naar massamoord. Joden zouden door de zware arbeidsomstandigheden in de concentratie- of werkkampen omkomen, maar ook de sterkste Joden die deze omstandigheden overleefden, zouden vernietigd worden omdat ze anders een basis konden vormen voor een nieuwe generatie Joden. Joden die niet in staat waren om te werken worden niet genoemd in dit zinsdeel. Het is inmiddels duidelijk dat zij direct ten prooi vielen aan de moordmachine van de nazi’s.
Van de notulen, waarvan er dertig in de omloop waren, bleef er na de oorlog slechts één kopie over. Men had een zeer belangrijk historisch document in handen. In vrijwel geen enkele andere primaire bron uit de periode van de Tweede Wereldoorlog worden de moordplannen van de nazi’s zo uitvoerig besproken. De gedetailleerde informatie en de toespelingen op massamoord zijn dan ook de belangrijkste redenen dat de notulen van de Wannseeconferentie worden beschouwd als één van de meest belangrijke documenten inzake de Endlösung. Een document met een tekst die weliswaar in verhullende termen beschreven is, maar toch voldoende informatie bevat om een beeld te krijgen van de organisatie van de Endlösung.