TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Inleiding

    Dit artikel is een ooggetuigenverslag van het fenomeen smokkelen. Smokkelen was tijdens de Tweede Wereldoorlog voor veel Belgen een manier van overleven in het grensgebied tussen Nederland en België.

    Gedurende de Duitse bezetting woonde Jos Vermeulen met zijn familie in het Belgische plaatsje Overpelt, vlakbij de Nederlandse grens. Om aan voedsel te komen en om hun zieke dochter te kunnen laten verzorgen, hielden de ouders van Jos, net als vele duizenden andere gezinnen, zich actief bezig met smokkelen. Zo smokkelden ze onder andere tabak richting Nederland en kwamen ze terug met voedsel.

    Als jonge jongen maakte Jos de bezettingsjaren mee. Toen het smokkelen relatief gezien nog veilig was, hield hij zich ook hiermee bezig. In de latere jaren van de bezetting was het zijn vader die smokkelde. Zijn vader bezat zelfs een eigen smokkelroute. Zijn herinneringen heeft hij in dit artikel verwerkt.

    Afbeeldingen

    Inleiding op het smokkelen door de familie Vermeulen

    De historie van smokkelen
    Smokkelen is een fenomeen van alle tijden. Trek een landsgrens en binnen de kortste keren zijn er aan weerszijden verschillen in de belastingen en accijnzen. Nederlanders bouwen tegenwoordig hun ‘optrekjes’ in België. De Belgen gaan naar Luxemburg met hun centen, tanken de wagen vol voor de terugreis met… enkele sloffen sigaretten in de koffer. Als dat geen smokkelen is.

    Hetzelfde fenomeen hadden we tijdens de oorlog, maar ditmaal met levensmiddelen als inzet. Deze smokkelactiviteiten krijgen, in vele gebrekkige pogingen om een beeld te schetsen van het leven tijdens de bezetting, vaak de naam van woekerhandel. Smokkelen, onder welke vorm dan ook (of het nou gaat om geld, benzine, sigaretten of koren), is altijd bedoeld om financiële winst te maken. Er is echter één groot verschil: tijdens de oorlog was het vooral de bedoeling om eten te hebben en te overleven. “Dat is meer dan een slok op een borrel” [dit is in de grensstreek een zeer gangbare uitdrukking voor ‘een duidelijk verschil’, red.]. De grenslijn tussen België en Nederland noemt men hier ‘de streep’. Aan de ene kant is het ‘bij den Bels’ en aan de overkant zitten we ‘bij den Hollander’.

    Locatie
    Tot de nazomer van 1941 maakten we regelmatig tochtjes van Hamont (België) naar Budel (Nederland). Mijn tante Koba woonde in de wijk Mulk te Hamont op nog geen 1000 meter van de grens, die daar midden door het riviertje de Aa liep. Een goede 500 meter over de grens stonden de eerste huizen van het Nederlandse Budel. De tochtjes die we maakten waren dus hooguit enkele kilometers ver.

    Nadien was het andere koek. We reden toen met de fiets tot aan een boerderij in de Beverbeekse bossen te Achel, het geboortedorp van mijn vader. We borgen er onze fietsen op in een ongebruikt, bouwvallig bijgebouw en trokken vandaar, te voet, naar onze eindbestemming. Het dichtste bij was Soerendonk. Deze tocht was ongeveer 10 kilometer heen en terug. Dit was de trip voor de vrouwen. Niet te ver en doenbaar. Ik mocht als twaalfjarige mee met moeder.

    Naar Leende was algauw 15 kilometer en naar Heeze was meer dan 20 kilometer heen en terug. Dat was mannenwerk. Wij woonden in Overpelt. Dit lag ongeveer 10 kilometer van Hamont met er tussenin, te Neerpelt, het kanaal Bocholt-Herentals.

    De hoofdrolspelers
    Aanvankelijk waren de hoofdrolspelers in dit waargebeurde verhaal mijn moeder en haar vriendinnen. Zij droegen meestal een last op de schouders van maximaal 20 kilo. Tijdens vakanties en wanneer de scholen bezet werden door Duitse troepen mocht ik mee. Mijn moeder zag erop toe dat ik niet meer dan 15 kilo op mijn schouders kreeg.

    Nadien maakten mijn vader en zijn vrienden de oversteek over de landsgrens. Daarbij waren enkele jonge kerels die drager speelden voor mijn vader. Hij betaalde hen 3 francs per kilo vracht, die zij tot in Achel brachten. Eenmaal daar was het geld verdiend en wat er verder gebeurde was hun zaak niet. Die jongemannen droegen 45 kilo ruim 10 kilometer ver, vooral ’s nachts, terwijl ze nauwelijks zagen waar ze liepen.

    De bewaking of controle aan de grens gebeurde op het Nederlands grondgebied door commiezen (douaniers) en marechaussees. Op de grens zelf patrouilleerden Duitse soldaten tussen de Achelse Kluis en de Steenweg van Hamont naar Budel, waar wachthuisjes stonden. In België waren dat de douane, controleurs van Economische Zaken, de Rijkswacht en leden van de Zwarte Brigade (collaborateurs). Het kanaal dat onze reisweg kruiste vergemakkelijkte hun werk aanzienlijk, aangezien de schaarse bruggen de enige weg naar het binnenland waren.

    Definitielijst

    Brigade
    Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.

    De eerste twee bezettingsjaren (1940 en 1941)

    Vrijdag 10 mei 1940: “Daar zijn de Pruisen weer!”
    “Daar zijn de Pruisen weer!” Ik hoor het mijn vader nog zeggen. De titel ‘Pruisen’ kregen de Duitsers smalend tijdens de oorlog van 1914-1918. Pa was toen even oud als ik in 1940: 12 jaar. Ik keek met ontzag naar de eindeloze colonnes zwaar bewapende troepen, hij met lede ogen en negatieve herinneringen aan 1914-1918.

    Alle families hamsterden de weken nadien naar gelang hun koopkracht. Zodanig zelfs dat reeds in juni een eerste rantsoeneringstabel van kracht werd. Ondertussen ontdekten de grensbewoners dat er in Nederland nog betrekkelijk normaal gewinkeld kon worden. De familiebanden met tante Koba in Hamont kregen een facelift en binnen de kortste keren reed ik met ma per fiets naar tante en verder naar Budel. Met een volgeladen tas reden we terug. In die tijd heb ik geleerd havermoutpap te eten. Dat was een variant op onze botermelkpap.

    Mijn vader was een zelfstandige kleermaker, die met medewerking van ma, tot dan toe goed onze boterhammen verdiende. Ik was de oudste van drie kinderen en hield me naast mijn studies bezig als de klusjesman van het huishouden. Door die status mocht ik met de fiets naar Budel en kocht er havermout, rijst en andere levensmiddelen die bij ons in België niet meer in de winkelrekken lagen.

    Drie, soms viermaal per week reed ik naar ‘den Hollander’. Zo bevoorraadde ik mijn ouders, familie en kennissen. Het zakgeld dat ik hiervoor kreeg was een fijne aanmoediging. Let op, ik was niet de enige jeugdige zakenman. Meerdere vriendjes vulden hun lege dagen op die manier en met sommigen reed ik samen. Maar nog voor het einde van 1940 vonden de Nederlandse commiezen en marechaussees het welletjes.

    Het eerste jaar, toen de controleurs nog met een vermanende vinger onze koopwaar in beslag namen
    Voor de marechaussees liepen we een heel eind om. Deze mannen waren stoere atletische figuren die vaak te paard patrouilleerden. Aan hen ontkomen was zeer moeilijk. De commiezen daarentegen zagen we van ver, per twee fietsend en babbelend op de kronkelende zandwegen tussen velden en weiden. Hun rijzend buikje vertelde ons dat sportiviteit tot hun verleden behoorde.

    En toch op een keer verrasten de commiezen mij en mijn vriend Flor. We moesten, tussen hen in, mee naar het bureel op de Grote Steenweg. De zandweg maakte eerst een grote bocht op ruim honderd meter van de beek. Aan de overkant lag België. Flor en ik bekeken mekaar en zonder een woord te zeggen, dook ik onder het prikkeldraad door en rende met alles wat ik in het lijf had naar de beek. Ik zag niks anders meer. Het getier van de commiezen klonk met de seconde verder weg. De beek was het enige wat voor mij nog bestond. De oever kwam tergend traag dichter bij. Toen zag ik die, maar de overkant lag zo ver weg. Ik ben gesprongen. De beek kan hooguit drie meter breed geweest zijn. Ik haalde halfweg, krabbelde rechtop en kroop druipend naar de overkant. Ik was in veiligheid, want daar mochten de Nederlanders niet komen. Flor had het ook gehaald, een eindje verderop. Dat was onze eerste confrontatie en zeker niet de laatste.

    Sacharine
    Smokkelen werkt als drugs. “Voor ge het door had waart ge verslaafd!” Wij ook. Thuis hoorde ik allerlei sterke verhalen en vooral nieuwe smokkeltechnieken. Op een dag, in het begin van 1941, kwam pa’s makker Bert thuis: “Toine (mijn vader), ik draag geen zware zakken meer. Voortaan neem ik nog een klein zakske op de rug voor het oog maar op mijn lijf verberg ik enkele doosjes sacharine. Dat is veel meer waard en een flink pak risico minder!”

    Sacharine, een calorievrij zoetmiddel, was al voor de oorlog enkel toegelaten voor industrieel gebruik. Dit middel was in de kleinhandel niet verkrijgbaar. Was dit een bescherming van onze nationale suikerfabrieken en ook, onrechtstreeks, van onze bietenteelt? Hoe dan ook, het particulier gebruik van dit middel werd zwaar bestraft. In Nederland was sacharine vrij in de verkoop en bovendien niet duur.

    Ik had Bert horen uitleggen hoe hij een zakje aan de voorzijde in zijn hemdslip had gemaakt. Zelfs wanneer je gefouilleerd werd, was de pakkans nog niet groot. Wanneer je betrapt werd, was de straf echter des te zwaarder.

    Een zakje in mijn hemd naaien was voor mij, zoon van een kleermaker, geen probleem. Enkele dagen later, vertrok ik op een namiddag bij mijn gebruikelijke winkelier, langs de hof, met vijf kilo tarwe op de schouders en twee doosjes sacharine in mijn hemdslip. Achter dit hof was een groot open veld pas omgeploegd. Plots zag ik links van het veld, op de weg, twee marechaussees per fiets. Ik stond daar als een vuurtoren in een woestijn. Als een bliksem dook ik naar de grond en kroop verder in een geploegde voor. [een ‘voor’ is een ploegsnede, red.] Panische schrik ging door mijn lijf. Met mijn hele lijf tegen de aarde gedrukt kroop ik verder. Aan het einde van het veld was een begroeide grachtkant en ongeveer honderd meter verderop was de beek en de grens. Daar moest ik opletten. De sacharine mocht niet nat worden.

    Het duurde een eeuwigheid voor ik met mijn neus tegen de grond aan de grachtkant kwam. Ik zou nooit meer sacharine meebrengen want in mijn fantasie zag ik het gevang, boeien, de kwaadheid van mijn vader. Nooit meer! Dat zakje in mijn hemd ging er deze dag nog vanaf. Als ik veilig thuis was. Als...

    Ik heb die panische schrik overleefd en de sacharine in stilte aan mijn moeder gegeven. Ma en ik hebben in die tijd dingen beleefd die we alleen aan elkaar vertelden. Aan het einde van datzelfde jaar werd sacharine vrij te koop gesteld op de Belgische markt.

    Pa moest zorgen dat de hoge doktersrekeningen van mijn zieke zuster [de zus van Jos leed aan botkanker, red.] betaald werden. Wat zegt u: ziekenfonds? Laat me niet lachen. Dat was nog zo goed als onbestaand en aan de willekeur onderworpen. Pa was een stille anti-Duitsgezinde en zeker geen flamingant. Dat was geweten bij de Zwarte Brigade.

    Onder de zoeklichten van het Luchtafweergeschut rond Eindhoven Einde 1941 was de trek naar Budel verleden tijd. De boswachter en de stropers hadden ervaring gekregen. Onze volgende bestemming werd Soerendonk, een landelijk dorpje ten Noorden van Budel. De grote Leenderbossen en -heide boden meer kansen om er door te komen. Maar de afstand werd nu ruim 5 kilometer. Dit was bovendien slechts de heenweg.

    We vertrokken bij de avondschemering, rond zeven uur, om terug te komen rond middernacht. De terugtocht was dus in het donker. Vanaf de bergplaats van onze fietsen in de Beverbeekse bossen te Achel tot aan de grens, een half uurtje verder lopen, was het betrekkelijk veilig. Vanaf daar werd het opletten voor de Duitsers die links en rechts konden opduiken. Na nog enkele honderden meter bos moesten we over de eindeloze Leenderheide. Bij zeer mistig weer of een pikdonkere nacht zonder maan of sterren zagen we hooguit een meter voor ons uit, en was er het gevaar blind in de armen van commiezen te lopen. Zij konden ons door het ritselen van de heide rond onze benen van ver horen aankomen.

    Een heldere open hemel met volle maan was even gevaarlijk. Dan zag een geoefend oog gemakkelijk 200 meter ver. Vaak waren er overvliegende geallieerde bommenwerpers. Bij Eindhoven stond er luchtafweergeschut met de daarbij horende zoeklichten. Als deze laatste hun lichtbundels 1000 meter hoog door de lucht zwaaiden, begeleid met af en toe wat schoten, zaten we op de eerste rij van een groot vuurwerk.

    Ideale nachten waren er zelden. Bij rotweer en hevige rukwinden zochten de commiezen beschutting, maar wij sukkelden doodmoe naar onze fietsen en hadden dan nog ruim 10 kilometer rijden voor de boeg. Blijven wachten hielp niet.

    We zijn één keer aangehouden. Twee commiezen wachtten ons op bij het uitkomen van een bos. We liepen toen met ruim tien beladen personen op een rij achter elkaar. Het was volle maan. Wanneer de rij volledig op de heide was, kwamen ze van achteraan weerszijden naast ons lopen en sloegen onze zak van de schouders. Een ogenblik later stonden we er allemaal verbouwereerd en sprakeloos erbij. Ze brachten ons professioneel naar de Duitsers die ons gevangennamen. Ze gaven ons onderdak tot de volgende morgen. Nadat de vrouwen in de keuken gewerkt hadden en ik geharkt had rond hun wachtgebouw, werden we losgelaten. De boetes kwamen achteraf.

    Definitielijst

    Brigade
    Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.

    Het smokkelen ging door na twee jaren van bezetting (1942 en 1943)

    1942: Twee jaar bezetting
    Het leven van de bevolking werd harder. Slechte bevoorrading, vijandigheid tussen collaborateurs en de rest van het dorp. Dit, de rest dus, waren enkele onverschilligen, stille Belgen (1) en leden van het ondergronds verzet. Veel van de collaborateurs droegen potsierlijke uniformen die overmatig versierd waren met allerhande nieuwbakken eretekens. Het was duidelijk te zien dat zij op een of andere manier een flink stuk bevoordeeld waren. Sommigen van hen, met name leden van de Zwarte Brigade, waren van jongs af aan dorpsgenoten en konden perfect vermoeden wie anti-Duits was en wie in staat was om te smokkelen. Ze veroorloofden zich controle te doen op de naleving van de avondklok (22.00 uur), wat voor smokkelaars pijnlijk kon zijn.

    Pa was maar tot zijn veertiende naar school geweest en was geen boekenwurm. “Maar verstand haalt ge niet uit boeken. Dat hebt ge, of hebt ge niet.” Pa had het. Hij zag dat zijn ambacht van kleermaker in deze tijden geen brood op de tafel bracht. Wie gaf nu in 1942 nog geld uit aan een kostuum? Mijn zuster moest voortaan, ten gevolge van haar ziekte, in Brussel bij een oom blijven voor behandeling. Deze behandeling moest bekostigd worden en dat was niet goedkoop. Smokkelen was niet langer een vrouwenzaak en vader kon zich daarmee bezig gaan houden. Hij zou stoppen als kleermaker, maar behield zijn ambacht als een dekmantel.

    In onze omgeving kende iedereen elkaar en pa werd gewaardeerd als een betrouwbare zwijger. Op een dag trok hij mee met een groepje naar Leende, een trip van ruim 10 kilometer. Dus 20 kilometer heen en terug. Maar pa, als kleermaker, was geen spierenkweker en hij kon dus niet veel dragen, maximaal 25 kilo. Doch zijn intelligentie maakte van hem een ideale verkenner. Een verkenner was iemand die 100 meter voorop liep en bij gevaar een sein kon geven. Als hij gepakt werd, was het verlies maar klein en zijn arrestatie zou tevens de weg vrij maken voor de anderen.

    Deze methode werkte perfect. Pa huurde enkele jonge kerels in die voor hem droegen. Hij betaalde 3 francs (nu € 0,07) per kilo. Deze mannen droegen gemakkelijk vijfenveertig kilo en verdienden op die manier - toen - flink wat zakgeld.

    Maar pa was ook een goed tacticus. Zijn vader, een weduwnaar, woonde in een huisje in Achel. Pa haalde hem over om bij ons in te komen wonen. Grootvader deed dat om zijn zoon te helpen. Hoe? Pa en zijn mannen lieten hun pakken bij terugkomst ’s nachts bij het huisje van mijn grootvader staan, rustten wat uit en kwamen langs binnenwegen naar Overpelt. Dat werkte perfect tot het einde van de oorlog.

    Driehonderd kilo tarwe over de brug voor de neus van de Duitse Wehrmacht Pa had ook een oplossing om tarwe naar huis te krijgen. Eerst moet ik uitleggen wat een ‘boomkar’ is. Om bomen, die in een bos geveld waren, naar een zagerij te brengen, werd een boomkar ontworpen. Dit transportmiddel bestaat uit niet meer dan twee assen, met zware wielen uiteraard, verbonden door een balk van ongeveer 10 meter lang. Hierop werden de gekapte bomen vervoerd. Maar, en dat boeide mijn vader, tussen de wielen, voor en achter, was er een enorme bak waarin touwen en allerlei gereedschap werd opgeborgen. Daarin kon gemakkelijk 400 kilo tarwe vervoerd worden.

    De eigenaar van de boomkar woonde in Neerpelt. Dit was gemakkelijk en veilig bereikbaar. Deze man was een oude kennis van mijn vader. Over de prijs waren ze snel akkoord en enkele dagen later reed ik met pa op donkere avonden naar de stelplaats van die karren om het koren af te halen. Achter op de fiets konden we een zak van 40 tot 50 kilo laden. Toen heb ik leren fietsen, stil, zonder licht en over de smalste binnenwegen.

    Tabak verpakken en met valse taksbandjes naar Nederland brengen
    Eind 1942 rook mijn vader onraad, maar het was te laat. We kregen een huiszoeking. Het resultaat was dat ongeveer 600 kilo tarwe, enkele kilo’s tabak en een stuk gerookte ham in beslag genomen werden. Eén van de controleurs, die pa goed kende, fluisterde in het voorbij gaan: “Toine we moeten dit doen, ge zijt verraden”.

    De risico’s waren groot en om dat verlies terug te verdienen moest er meermaals naar ‘den Hollander’ gegaan worden. Pa vond de oplossing. Toen hij mijn zuster in Brussel ging bezoeken, had hij gehoord dat rond het station Noord mannen uit Appelterre en omgeving tabak kwamen verkopen. In Nederland was veel vraag naar tabak. Hij sprak erover met ma. Zij zou die tabak gaan halen en onder haar mantel - dus op haar lichaam - deze per trein naar Overpelt brengen.

    Pa maakte voor haar een dun jasje, met tientallen zakken, die ze onder haar mantel kon dragen. Dat lukte, maar dit was slechts het begin van het verhaal. De Nederlanders waren kieskeurig. De tabak moest verpakt worden in pakjes van 100 gram en moest, zoals de wet in België voorschreef, voorzien zijn van een taksbandje. Het lukte pa lege verpakkingen en valse taksbandjes vast te krijgen. Enkel het bezit van die taksbandjes was al een zwaar vergrijp. Alleen pa wist waar die thuis verstopt waren (na de bevrijding zijn er nog enkele gevonden, die pa al vergeten was). Een tocht naar Leende bracht nu meer op. Op de heenweg smokkelden we tabak en op de terugweg tarwe.

    Smokkelaars kunnen ook mensen smokkelen!
    Dat er tussen de Nederlandse boeren en de Belgen, hun (goed betalende) kopers, een vertrouwensband ontstond is logisch. Bovendien was pa zijn reputatie, “een stille en te vertrouwen”, ook daar bekend. Vandaar dat pa op een zekere nacht thuiskwam met een lange Amsterdammer. Jo was zijn naam, zijn achternaam heb ik nooit geweten. Als student aan de Universiteit te Amsterdam was hij terechtgekomen op een lijst van werkkrachten voor Duitsland en ondergedoken.

    Pa was streng voor hem. Hij mocht niet naar buiten. Enkel ’s nachts mocht hij naar het kerkhof vlak achter ons huis. Daar zou niemand hem vinden. Jo had veel fantasie, hij vertelde me van de doden die op hun grafsteen kwamen zitten als hij daar was, en dat hij dan met hen babbelde.

    Plots was Jo verdwenen. Ik heb nooit meer wat van hem gehoord. Korte tijd daarna hadden we een andere onderduiker. Zijn naam herinner ik me niet meer. Pa heeft hem een vals paspoort bezorgd en ik heb die per fiets naar een kwadraathoeve achter Bree gebracht. Meer weet ik niet meer. Pa was geen prater.

    Als aangeschoten wild terug bijt
    Bij een van pa’s bezoeken aan zijn broer (een weerstander) en mijn zuster vernam pa dat een anti-nazi gezinde Duitser, als ambtenaar van de Reichsbahn (Duitse spoorwegen) van Brussel naar Neerpelt overgeplaatst werd. Deze Duitse ambtenaar ging nog wekelijks naar Brussel en pa mocht hem inzetten als smokkelaar. Dus de bevoorrading van mijn oom en mijn zuster waren verzekerd. Als tegenprestatie deed ma de was van deze nieuwe vriend, Robert Pick, en pa verzorgde zijn uniformen. De vriendschap was perfect en Robert kwam ook niks te kort.

    Op zekere dag had pa, op bestelling, een flink stuk kaas meegebracht. Een dame kwam die afhalen op de fiets. Even later was ze terug bij ons met tranen in de ogen: “Toine, de politie heeft mij aangehouden en de kaas inbeslaggenomen”. Als aangeschoten wild sprong pa op zijn fiets en reed naar het station van Neerpelt, waar het bureau van Robert gevestigd was. Die belde de Feldgendarmerie te Hasselt, legde uit dat hij die kaas gekocht had voor het Reichsbahn-personeel en dat die kaas in beslag genomen was door de politie van Overpelt.

    Via, via.. vernam pa dat de Feldgendarmerie de commissaris van Overpelt het volgende bevolen had: “Verdammt noch mahl, der Käse soll sofort zurückkommen!” Wat gebeurde: het ‘vrouwke’ kreeg haar kaas terug en collaborerend Overpelt dacht voortaan twee keer na voordat ze pa’s naam noemden.

    Na de oorlog heb ik ooit met pa in een dorpsherberg gezeten. Hij werd plots lijkbleek. ”Kom”, zei hij, “we stappen het af voor ik een moord bega”. De verrader van toen was binnengekomen.

    De ongeschreven gedragscode
    De meeste smokkelaars stonden erop dat hen, buiten het illegaal overbrengen van goederen, absoluut niks verweten kon worden. Onderling zouden ze elkaar echter niks in de weg leggen. Integendeel, het doorgeven van nuttige inlichtingen en het helpen van elkaar was gemeengoed. Helaas er waren ook anderen voor wie eergevoel een lange rij elastiekjes was die met leugens en bedrog aan mekaar hingen.

    De groep van pa heeft ooit eens hun lading weggeworpen om te vluchten voor commiezen. Achteraf bleek dat die commiezen in feite twee mannen waren van een gewetenloze bende die de zakken stalen en naar België brachten. Voor hen was dit een mooie verdienste, ze liepen geen risico en het koste hen geen investering. Vroeg of laat zijn deze boeven allemaal tegen de lamp gelopen. Dan werden enkele jonge zwaargewichten ingehuurd die, mits ze een niet te versmaden premie kregen, de daders een nieuw geloof tussen de oren klopten. Daarmee was dan de zaak gesloten en vergeten. Er kwam geen politie aan te pas.

    Voetnoot:
    1. Stille Belgen waren Belgen die weliswaar sympathiseerden en soms samenwerkten met de weerstanders, maar zelf niet als weerstander gezien kunnen worden. De vader van Jos riskeerde met zijn smokkelactiviteiten gevangenschap in een concentratiekamp, maar was niet bij de weerstand aangesloten en hij had bijvoorbeeld ook geen wapen in huis. Alle informatie die hij kreeg van en over weerstanders hield hij voor zichzelf (hij hield zich stil), hij zou deze informatie nooit doorgespeeld hebben aan de Duitsers [red.].

    Definitielijst

    avondklok
    Verbod om zich 's avonds of 's nachts op straat te bevinden.
    Brigade
    Bestond meestal uit twee of meer Regimenten. Kon onafhankelijk of als een deel van een Divisie dienen. Soms waren ze deel van een Korps in plaats van een Divisie. In theorie bestond een Brigade uit 5.000 - 7.000 man.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.

    Hoe aan het smokkelen om in leven te blijven een einde kwam (1944 en 1945)

    Pa kocht een privé smokkelroute
    In de winter 1943 - 1944 wist iedereen die met een paar grammen hersenen rondliep, dat de Duitsers de oorlog verloren hadden. Maar met het einde in zicht werd de bevolking ongeduldig en de Duitse militairen zenuwachtig en wantrouwig. De nazi’s en de collaborateurs werden grimmig en onvoorspelbaar. Ze waren tot alles in staat. Bovendien kwamen er bijna elke nacht bommenwerpers over, dan waren de zoeklichten van Eindhoven en luchtgevechten boven onze hoofden. Maar er moesten boterhammen op tafel komen. Dus we bleven smokkelen.

    In de smokkelwereld had men een tamtam die perfect werkte. Het gevolg was dat pa een eigen smokkelroute had gekocht. Deze smokkelroute liep door beemden [drassige weilanden, red.], struiken en vennen. Je kreeg er gegarandeerd natte voeten, ondanks dat de verkoper de ergste putten opgevuld had. Maar dit was de veiligste weg die er aan de grens te vinden was. De prijs was 500 Belgische francs (dat was toen de helft van een gemiddeld maandloon) per keer dat de verkoper mee moest gaan als gids. Na drie reizen kende pa de weg. Hij is via zijn eigen route tientallen keren naar ‘den Hollander’ gegaan. Geen enkele keer werd hij aangehouden. Hij moest er wel afzien. In het najaar werd je nat tot aan de knieën en het was er ijzig koud. Gelukkig kon je in het huisje van mijn grootvader een kachel ontsteken en droge kleren aantrekken.

    Het Einde
    Met de bevrijding kwam er een abrupt einde aan alle controle aan de grens. Er was een korte periode van anarchie. Maar aan de Duitse repressie was een eind gekomen. De bevoorrading van de bevolking kwam langzaam op gang en in hetzelfde tempo stierf het smokkelen om aan voedsel te komen een stille dood. Er ontstond een nieuwe vorm van smokkelen waarvan elke smokkelaar van tijdens de bezetting zich distantieerde.

    Nood breekt wet. Iedereen wil leven, eten en zijn zieken verzorgen. Dat deden mijn ouders, net als talloze andere echtparen. Over Hamont werd ironisch gezegd: “Hier smokkelt iedereen, behalve de pastoor, die stuurt zijn meid”. Als men dan bedenkt dat de grens tussen onze landen ongeveer 650 kilometer lang is, durf ik geen raming maken van de tonnen voedsel die van Nederland naar België gedragen zijn. Voor ons gezinnetje ben ik ervan overtuigd dat we toch enkele tonnen op onze rekening hebben staan. We smokkelden om te overleven en om mijn zuster te laten verzorgen.

    Elke Belg deed het op zijn manier. Ik herinner me een weduwe met enkele kinderen die mijn moeder en de toestand van mijn zuster kende. “Stina, zei ze, als ge wilt ga ik een paar novenen [Een novene is een reeks van negen opeenvolgende dagen dat een katholiek bid om welbepaalde gunsten (bijv. een genezing) af te smeken, red.] doen naar het Heilig Paterke van Hasselt… voor enkele broden.” De vrouw heeft tijdens de bezettingsjaren tientallen broden van ons gekregen, dat heb ik gezien en soms heb ik de broden zelf naar haar toe moeten dragen. Ik heb een sterk vermoeden dat Stien nooit naar het graf van dat Heilig Paterke in Hasselt geweest is. Ze had geen fiets en was bovendien veel te zwaarlijvig om deze tocht te maken. Ik heb haar dat echter nooit ten kwade genomen. Haar gezinnetje moest ook leven.

    Definitielijst

    anarchie
    Het idee van een samenleving zonder autoriteit, macht of geweld. Het is de verzameling denkwijzen welke terug te brengen is tot de gedachte dat een individu op geen enkele manier ondergeschikt aan of van iets of iemand mag zijn. Tegenwoordig wordt het begrip anarchie echter vaak gebruikt om chaos en wanorde aan te geven. Het begrip anarchie is echter veel breder toepasbaar.
    nazi
    Afkorting voor een nationaal socialist.

    Bronnen

    Dit verhaal werd geschreven door Jos Vermeulen. Hij baseerde dit verhaal op zijn herinneringen aan het fenomeen smokkelen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het verhaal werd gepubliceerd onder redactie van Kevin Prenger.