Op 9 maart 1942 een kwartier na middernacht steeg Manchester R5779 op vanaf Scampton, met als doel het bombarderen van Essen. De bemanning kon toen nog niet vermoeden dat hun toestel een van de acht vliegtuigen van het squadron zou worden, die niet meer terug zou keren.
Boven Noord-Nederland ging het fout. Het toestel werd van onderen geraakt en vloog in brand. Kort daarna werd het toestel opnieuw geraakt, nu aan de achterzijde. Boven Witten wierp het toestel bommen af (of verloor deze), waardoor een boerderij afbrandde. Flying Officer R. Cooper gaf zijn bemanning het bevel het toestel te verlaten. Hijzelf en vier andere bemanningsleden slaagden daar helaas niet in en kwamen om bij de crash nabij Oranje. Slechts twee bemanningsleden overleefden. Zij beschreven de omstandigheden van deze tragedie;
Air Gunner Alfred Key zou aanvankelijk het geschut aan de achterzijde van het toestel bemannen. Zijn collega Charlie Broad die de ‘mid-upper’ positie zou innemen, waarbij het geven van instructies aan de andere bemannings-leden behoort, vroeg Alfred om te ruilen, waar hij mee instemde. Charlie hield niet zo van de ‘instructies geven taak’, wat de reden was voor de ruil. Achteraf bezien ruilden de mannen op dat moment ook van het lot dat hen te wachten stond.
Alfred omschrijft dat hij op een gegeven moment vlammen ziet en dat de voorzijde van zijn geschutskoepel compleet is weggeschoten, terwijl hijzelf niet een schot gelost heeft. Later vindt hij een grote scherf van de koepel in zijn laars. Als hij onder zich kijkt, ziet hij een felle brand en pakt hij een brandblusser om samen met George Dalby het vuur uit te maken. Zij slaagden daarin, maar het toestel wordt opnieuw geraakt, ditmaal aan de achterzijde bij het bommenruim.
Het toestel vult zich met vlammen en rook en is niet meer te redden. Alfred kon het ontsnappingsluik niet vinden door de rook. Hij denkt dat hij gaat sterven en wordt tot zijn eigen verbazing erg kalm. Hij denkt aan zijn goede vriend Charlie, met wie hij van plaats wisselde. Hij besluit te proberen bij hem te komen, om te kijken hoe het met hem gaat. Na een paar stappen valt hij echter door een gat in de vloer. Zijn parachute is door de val verkeerd gaan zitten en dit moest hij snel herstellen, om vervolgens de ‘ripcord’ aan te trekken. Bijna gelijktijdig met het openen van de parachute, komt Alfred met een enorme knal op de bevroren grond terecht.
De klap was zo hard dat Alfred pas na een lange tijd in staat is om zich te bewegen. Met moeite komt hij uit zijn ‘harnas’ en terwijl hij probeert te gaan staan, merkt hij dat hij gewond is aan zijn been. Pijn voelde hij toen nog niet, dat kwam later pas. Hij bleef een tijdje liggen en luisterde naar overvliegende geallieerde toestellen, Duitse toestellen hoorde hij niet.
Alfred slaagde erin naar een heg te kruipen en zag toen hun vliegtuig branden in het veld dat naast hem lag. Ook zag hij verschillende personen bij het toestel staan. Hoopvol keek hij of een van de ‘lads’ er ook tussen stond, maar realiseerde zich toen dat dit dom van hem was. Niemand had dit kunnen overleven. Alfred schrijft dat hij zich nog nooit in zijn leven zo eenzaam had gevoeld.
Plotseling wordt hij aangesproken, achteraf denkt hij in het Nederlands, maar destijds dacht hij dat het Duits was en verwachtte hij elk moment een bajonet in zijn rug. Wat Alfred waarschijnlijk nooit geweten heeft, is dat dit waarschijnlijk de heer Motz was, een Duitser die goed bekend stond en al voor de oorlog in de boerderij was komen wonen die dicht bij de crashsite stond. Mogelijk is de taal die hij hoorde dus een beetje van beide geweest.
Toen Alfred zich omdraaide zag hij een burger op een fiets. De man zette hem op de fiets en rolde hem naar de boerderij. Daar kreeg Alfred eten en drinken, waarna hij door de politie werd opgehaald. Het hoofd van de politie kwam bij Alfred met kaarten, een kompas en etensvoorraad, om hem een vluchtroute te wijzen. Toen bleek dat Alfred te gewond was om zelf weg te komen, overlegden beide mannen.
Met toestemming van Alfred is hij toen overgedragen aan de Duitsers, zodat hij voor zijn been naar het ziekenhuis kon en de medische verzorging kon krijgen die hij nodig had. Zijn been was nu zo gezwollen dat ze zijn broek weg moesten knippen. Alfred had vreselijke pijn, maar nadat er een verdovende vloeistof over zijn been was gegoten, werd dat na verloop van tijd beter. Alfred werd naar een Luftwaffe kamp gebracht, waar hij in eenzame opsluiting werd geplaatst. Tijdens zijn verhoren werd hem verteld dat een Duitse piloot beloond was voor het neerhalen van hun toestel. Alfred zelf is er echter overtuigd van dat ze neergehaald zijn door Flak afweergeschut.
George Rex, vloog in de voorzijde van het Manchester toestel als schutter. Ook hij omschreef zijn herinneringen aan de crash. Toen het toestel een massa vlammen was, opende hij het vluchtluik en spong uit het toestel om 02:20 uur. Hij kwam neer in een besneeuwd bos, in een dunbevolkt gebied ten westen van de Drentsche hoofdvaart. Zijn enige verwondingen waren lichte brandwonden aan een hand en rond zijn wenkbrauwen.
George liep naar het westen, in de hoop aan boord van een schip te komen in een Zuiderzee- of Noordzeehaven. Tot het daglicht liep hij door en rustte in een hut tot de avond. Toen het donker werd zette hij zijn reis voort. Af en toe zag hij mensen in de verte. Hij volgde een kanaal een dorp in en passeerde verschillende mensen. Buiten het dorp benaderde hij drie Nederlanders en maakte met gebaren en simpel Engels duidelijk dat hij een neergeschoten Britse ‘airman’ was. Een van de mannen liep weg en kwam terug met melk en broodjes kaas. George schudde de handen van zijn helpers en vervolgde zijn weg. De volgende dag ontmoette hij een groep kinderen. Het oudste kind bood hem zijn fiets aan. Aangezien de fiets erg gammel was, bedankte George voor dit aanbod en liep verder. De jongen haalde hem echter in en nam hem mee naar zijn ouders, waar hij welkom geheten werd. George kreeg eten en drinken en een bed om in te slapen. Hij viel snel in slaap.
De vader van de jongen, Hendrik David Nylalt, nam George mee naar de plaatselijke politieman, die bij het verzet zat. Door een politieman met een hogere rang werd hij echter overgedragen aan de Duitsers, waarna hij via verschillende plaatsen uiteindelijk in kamp Stalag Lamsdorf aankwam. Daar ontmoette hij zijn vriend en mede bemanningslid Alfred Key weer. Beide werden daar vastgehouden tot het einde van de oorlog.
Algemene begraafplaats Hoogersmilde:
Piloot: Robert Ward Cooper, 24 jaar
Co piloot: James Thomas Heggie, 18 jaar
Observer: Michael John Carlton, 22 jaar
Wop/Airgunner: George William Dalby, 21 jaar
Mid Uppergunner: Charles Broad, 21 jaar
Overlevenden:
Wop/Airgunner: George W Rex, pow nr: 24838
Reargunner: Alfred F Key, pow nr: 24835
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!