Dit huis was eigendom van de familie van der Zande.
Er waren drie dochters op het moment van de brand. Tiny was de oudste. Vader was huisschilder. Hij beschilderde ook klompen. Tiny kan het huis nog goed beschrijven:
“Midden door ons huis liep een gang van voren naar achteren. Rechts was de woonkamer met daarachter de keuken. Links was de ruimte die mijn vader de “ververij” noemde. Daar stonden zijn verfpotten en schildersgerei. Het was behalve voorraadplek ook werkplaats.
Vanuit de keuken kon je met een trapje naar buiten. Die treden stonden weleens gedeeltelijk onder water bij hoog water in de winter. Beneden buiten achter het huis stond ter linkerzijde wat lager dan het woonhuis een schuurtje. Verder was daar een stuk grond met struiken. Een pad voerde tot aan de strang, waar een roeiboot lag aangemeerd. Vader had die prachtig beschilderd in groen en rood. Vanuit de ramen hadden wij een prachtig uitzicht over de strang naar de Waal.”
Ten tijde van de brand was het gezin al weg van de dijk. Enkele dagen tevoren waren ze gewaarschuwd door de heer Schafhausen. Er dreigde gevaar. De familie trok in bij opa en oma Hol. Opa stond bekend als Nul d’n Ouwe. Hun huis stond aan de Dijkstraat in Het Blok.
“Op de dijk mocht je niet meer komen. En toen wij op een of andere manier toch naar onze school bij het St Josephklooster gingen, bleken er erg weinig kinderen te zijn. Zuster Oda zei: “Blijf maar thuis, want er komen er te weinig opdagen.” Vanaf dat moment was de school gesloten.
Na de brand is vader alleen gaan kijken. Er was niets meer van het huis over. Alles lag plat. Weg woonhuis, weg verfvoorraad, weg werkplaats.
Na de oorlog woonde het gezin in een stenen noodwoning in de hoek van de Korte Brouwersstraat/Waalbandijk.
Daar woonden vier gezinnen: de familie Boland, Gradje van de Berk, van Sommeren en Jan Balvers.
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!