In 1914, amper acht jaar na een grondige verbouwing, boort een eerste granaat zich in de kerktoren van Passendale. De volgende drie jaar wordt de kerk relatief gespaard. Maar tijdens het offensief van 1917 wordt de gehavende kerk onherroepelijk tot puin geschoten.
Na hevige beschietingen banen de Canadezen van het 27nd Battalion uit Winnepeg op 6 november vanaf Crest Farm zich een weg naar de kerk. Vervolgens dienen ze het achterliggend gebied in te nemen. In het kraterlandschap ondervinden ze hevige weerstand van sluipschutters. Anderhalf uur na het begin van de aanval wordt het eindobjectie bereikt. Voor hen ligt een ondoordringbaar moeras. In de verte zien ze Roeselare liggen, een schril contrast met het maanlandschap achter hen. De volgende dag wordt het duidelijk dat beide zijden grote verliezen hebben geleden. Aan de kerk alleen al worden 76 dode Duitsers geteld en de vele gesneuvelde Canadezen moet men ter plaatse begraven. Het is immers onmogelijk om ze via de onbegaanbare wegen af te voeren. Intussen blijven de Duitsers de dorpskern bestoken. Bij de kerkruïne wordt een ‘lam visual station’ geplaatst. Zo kan men doorheen de vele rook snel communiceren met het hoofdkwartier bij Tyne Cot. De Canadezen blijven hier tot midden november, na een laatste aanval op 10 november ten noorden van het dorp.
Na de oorlog wordt de kerk herbouwd volgens vooroorlogs ontwerp. Bedolven onder tonnen puin, worden er bij de wederopbouw veel stenen gerecupereerd, zoals ijzerzandstenen uit de 11de eeuw. Je kan ze vinden in de zijvleugel en in de afbakening rond het kerkhof.
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!