Oorlogsgraven van het Gemenebest Algemene Begraafplaats Gilzerbaan

In de periode 1940-1945 werden op de Algemene Begraafplaats de omgekomen geallieerde militairen begraven. Na de oorlog volgden er op grote schaal herbegravingen. In 1950 verzocht de Imperial War Graves Commission toestemming om een blijvende aanleg te realiseren van de overgebleven geallieerde graven op de Algemene Begraafplaats. Het college van B & W stelden voor dit doel kosteloos de benodigde grond ter beschikking.

Thans telt dit oorlogskerkhof nog 76 graven van geallieerde militairen. Het onderhoud van het kerkhof berust bij de Commonwealth War Graves Commission, een internationale organisatie die overal ter wereld de geallieerde oorlogsgraven registreert en onderhoudt.

Op het Gemenebest grafveld op de Algemene Begraafplaats Gilzerbaan in Tilburg zijn naast Poolse ook drie Tsjechoslowaakse Oorlogsgraven.

De namen zijn:

JAROMIR BROZ, militair onderdeel: R.A.F. (V.R.). 311 (Czech) Sqdn.

JINDRICH SVOBODA, militair onderdeel: R.A.F. (V.R.). 311 (Czech) Sqdn.

RUDOLF MASEK, militair onderdeel: R.A.F. (V.R.). 311 (Czech) Sqdn.

Op 17 januari 1942 crashte om 23.17 uur ongeveer 200 meter ten zuiden van de Oude Kievitschebaan aan het noordeinde van de Zandstraat een Vickers Wellington IC (T2971) van het 311 Squadron. Dit RAF-squadron van Bomber Command bestond voornamelijk uit Tsjechen die naar Engeland gevlucht waren.

De piloot van deze bommenwerper, die onderweg naar Bremen werd neergeschoten, was Sgt. Jindřich Svoboda (24). Drie bemanningsleden, Sgt. Svoboda, P/O Jaromir Broz, en Sgt. Rudolf Masek, kwamen daarbij om en liggen begraven op het militaire kerkhof Vredenhof in Tilburg, graven A 1 21-23. Drie anderen, namelijk Sgt. K. Batelka, Sgt. Z. Sichrovský en Sgt. J. Šnajdr, overleefden de crash, al liepen Batelka en Šnajdr wel ernstige brandwonden op. Ze werden alle drie krijgsgevangen gemaakt.

Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!

Gebruikte bron(nen)

• Tekst: Ad Smulders & Regionaal Archief Tilburg
• Foto's: Dick de Bruijne (1, 2, 5), Peter Mathijssen (3, 4)