Amsterdam, 11 februari 1943
Tijdens een razzia wordt de dan 22-jarige Lotty uit haar huis gehaald en naar de Hollandsche Schouwburg overgebracht, haar ouders en 7 jaar jongere zusje Carla worden even later binnengebracht. Dezelfde avond nog worden ze op transport gezet naar Kamp Vught.
Vught, 5 juni 1943
Het gezin krijgt te horen dat alle gevangengenomen Joodse kinderen het kamp moeten verlaten. Omdat Carla pas 15 is, moet zij dus ook op transport samen met haar moeder. Hoewel haar vader niet weg hoefde, besloot hij toch mee te gaan om zijn vrouw en dochter te steunen. Lotty blijft achter, haar ouders vonden dat verstandiger, zodat er nog iemand was als zij terug zouden keren uit de oorlog.
Vught, 7 juni 1943
Op 6 en 7 vertrokken de beruchte kindertransporten. Op 6 juni alle kinderen tot en met drie jaar, op 7 juni volgden de oudere kinderen, waaronder Carla en haar ouders. Via kamp Westerbork wordt het grootste deel verder gedeporteerd naar Sobibor, waar ze direct na aankomst op 11 juni 1943 werden vergast.
Vught, juni 1944
Lotty heeft bijna een jaar in Kamp Vught gezeten als ze uiteindelijk op transport wordt gezet naar Auschwitz. Ze wordt niet direct naar de gaskamer gebracht, maar tewerk gesteld in een fabriek in de nabijheid van het kamp. Als in januari 1945 het sovjetleger dichterbij begint te komen worden de vrouwen afgevoerd middels een dodenmars. Het is een barre voettocht, met nauwelijks eten, drinken of kleding. Later worden ze in open goederenwagons langs verschillende kampen gevoerd. Een groot deel van de vrouwen sterft, aan onderkoeling en/of uitputting.
4 mei 1945
De vrouwen komen aan in Beendorf, waar ze in ruil voor Duitse krijgsgevangenen worden overgedragen aan de geallieerden. Via Denemarken komen ze in Zweden terecht waar ze kunnen herstellen.
26 augustus 1945
Na drie maanden begon Lotty haar terugreis naar Nederland. Eerst met de trein naar Groningen, waar de weinige spullen die ze nog had, gestolen worden. Na een quarantaine in een kazerne regelt ze een lift naar Rotterdam, waarvandaan ze naar huis in Amsterdam reist. Op 26 augustus wordt ze samen met vriendin Beppie afgezet op de Dam. Lotty had gehoord dat ze in een pand in de Cornelis Schuytstraat wel iets konden krijgen. Wellicht iets te eten? Helaas: het enige wat hen toegeworpen wordt is een oude paardendeken. Ze slenteren samen door de stad, tot ze op de Apollolaan aankomen. ‘Kom’, zegt Lotty tegen Beppie, ‘We gaan op chique’ en ze brengen noodgedwongen hun eerste nacht 'thuis' door op een bankje aan de deftige laan.
September 2017
Aan de Apollolaan, op precies dezelfde plek als waar Lotty haar eerste nacht thuis doorbracht, wordt een bankje onthuld om de dan 96-jarige Lotty te eren. . Het draagt een metalen plaatje met het opschrift: "De Amsterdamse Lotty Huffenner-Veffer overleefde Auschwitz, keerde na de bevrijding terug en bracht noodgedwongen de eerste nacht door op een bankje aan de Apollolaan". Negen maanden na de onthulling van het bankje overleed Lotty.
Gebruikte bron: het boek Lotty's bankje van Gerben Post
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!