In de Gemeente Gilze en Rijen is een herinneringsroute gemaakt in herinnering aan de Tweede Wereldoorlog.
Op een aantal plaatsen is een bordje met beschrijving van wat er gebeurde op die plaats in de Tweede Wereldoorlog.
KAMP PRINSENBOSCH AANGELEGD
Samen met de houtvester bezochten enkele officieren van het Luftgaukommando Holland al in de herfst van 1940 het Prinsenbosch tussen Gilze en Chaam. Ze oriënteerden zich uitvoerig in het honderden hectaren grote bosgebied. Ze lieten hun oog vallen op een gebied ter grootte van ruim dertig hectare. Over de plannen die de Luftwaffe met dit stuk bos had, lieten ze weinig los.
Maar in het voorjaar van 1941 werd duidelijk, welke bedoelingen de Duitsers met het Prinsenbosch hadden. Ze begonnen met de voorbereidingen van een kennelijk heel groot bouwproject. Kamp Prinsenbosch. Ze paalden de omtrekken af van enkele grote en heel veel kleinere gebouwen. Na de bomen te hebben gerooid groeven ze de afgepaalde stukken af.
Nederlandse aannemers en onderaannemers voerden nagenoeg het hele bouwproject uit; inwoners uit Gilze en omgeving vonden er goed betaald tijdelijk werk. Ondanks de snelle voortgang werd alles opvallend degelijk en zwaar uitgevoerd. Er was geen twijfel aan dat dit een permanente bebouwing werd.
Ook de bestemming van de gebouwen begon zich nu duidelijker af te tekenen: woon- en slaapgebouwen voor Luftwaffepersoneel. In de eerste plaats voor vliegtuigbemanningen. Dat viel af te leiden uit de ongewone luxe en het royale comfort waarmee de huizen werden ingericht. Dat de vliegers en andere bemanningsleden in de watten werden gelegd, had te maken met de zware lichamelijke en psychische belastingen waaronder ze moesten werken.
De Duitsers bouwden het kamp zo, dat het er van bovenaf uitzag als een vriendelijk dorp. Mocht een Engelse piloot het al kunnen vinden en vooral als Duits kampement herkennen, dan waren daar de ruim zestig centimeter dikke, uit Hollandse baksteen opgetrokken muren en hoge ramen met stalen luiken. Die boden redelijk bescherming tegen een afgeworpen bom. Door ruim 15 centimeter dikke betonnen plafonds te gebruiken, waren de Duitsers ook op fosforbrandbommen voorbereid. Die konden wel door de dofgrijze dakpannen vallen, maar het dikke plafond hield de staafbrandbommen tegen, terwijl de temperatuur naar beneden weinig of geen invloed had. In elk geval hadden bewoners redelijk de tijd om het gebouw in geval van brand veilig te verlaten.
De verschillende wegen die door het kamp liepen, kregen klinkende namen, aangegeven op kunstzinnig uitgevoerde houten wegwijzers. Zo was er een Leipziger Strasse bijvoorbeeld en een Frankfurter Allee. Om het hele complex heen kwam een manshoge afrastering. Er waren twee permanent bewaakte toegangen, één in de noordwesthoek bij de Hoogstraat en de andere aan de Chaamseweg. Bij beide stond een wachtgebouw en een afsluitbare poort. Bovendien bevond zich bij de ingang bij de Hoogstraat een telefoonpost die met een eigen veldtelefoonkabel (dikke rubberkabel) verbonden was met het vliegveld. Deze kabel werd in 1942 verbroken, meer dan waarschijnlijk door sabotage.
Of de Duitsers nog een speciale naam voor Prinsenbosch hadden en of ze het kamp ooit officieel hebben geopend, weten wij niet. Gilzenaren spraken toen steeds, en doen dat nu soms nog over: ‘de villa’s in de Chaamse bossen’. Geallieerde vliegtuigen hebben het kamp nooit aangevallen, als we tenminste, en daar is alle reden voor, de bominslag bij de noordwestrand van het kamp voor een toevalstreffer mogen houden. Dat gebeurde in de avond van 26 februari 1943 rond 22.00 uur. Eén villa brandde af door brandbommen en op 27 en 28 februari 1943 ontploften nog enkele blindgangers of tijdbommen.
Luchtdoelgeschut was in of nabij het kamp niet aanwezig, behalve dan de batterij zware Flak aan de Bavelseweg op anderhalve kilometer. Maar die zal voor Engelse verkenners meer associatie opgeroepen hebben met het vliegveld dan met het kleine, moeilijk waarneembare en vooral onschuldig uitziende Prinsenbosch.
Bij de overhaaste aftocht van de Luftwaffe op 4 en 5 september 1944 werden alle gebouwen in ongeschonden staat en zonder enige vorm van bewaking achtergelaten. Ze staken alleen één kleinere villa in brand; daarin lag veel geweermunitie opgeslagen. De villa brandde tot de grond toe af. De Luftwaffe keerde nooit meer terug.
Na de bevrijding nam de Engelse R.A.F. het kamp in gebruik; in 1946 het Nederlandse leger. In 1953 werd het tijdelijk gebruikt voor de opvang van slachtoffers van de watersnoodramp. Vanaf eind 1993 vangt het COA er asielzoekers op.
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!