Op 11 oktober 1914 kwamen 1.500 manschappen van de First Royal Naval Brigade in Groningen aan. Zij waren begin oktober ingezet om het Belgische leger terzijde te staan toen het Duitse leger Antwerpen aanviel.
Tijdens de terugtocht werd hun ontsnappingsroute afgesneden. Commodore Wilfred Henderson wilde zich met zijn manschappen niet krijgsgevangen laten nemen en besloot met zijn drie bataljons de Nederlandse grens over te steken.
In Nederland aangekomen werden ze, overeenkomstig de internationale rechtsregels, geïnterneerd in Groningen. Achter de huidige Van Mesdagkliniek (de vroegere stadsgevangenis) werd op het exercitieterrein van de Rabenhauptkazerne (die gelegen was tegenover deze gevangenis) een compleet barakkenkamp ingericht met vele voorzieningen voor sport, huisvesting, verzorging, bewaking en ontspanning. Dit kamp werd in Groningen al snel het 'Engelse Kamp' genoemd.
Direct na afloop van de Eerste Wereldoorlog heeft het Engelse Kamp tot januari 1919 dienstgedaan als opvangkamp voor gerepatrieerde zieke Engelse krijgsgevangenen en krijgsgevangenen van andere nationaliteiten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was de Rabenhauptkazerne het onderkomen van de Duitse bezettingstroepen. Op het Engelse Kamp werd in 1941 het 'Otto Weddingenlager' gevestigd waar een afdeling van de Kriegsmarine was gehuisvest. De Rabenhauptkazerne werd bij de bevrijding in 1945 in brand geschoten; het Engelse Kamp liep schade op. Toch zag men kans de barakken weer zodanig te herstellen dat de militaire dienstkeuring hier weer kon functioneren. Duizenden Groningse, Friese en Drentse jongemannen zijn in de loop der jaren gekeurd op het Engelse Kamp.
De allerlaatste bewoners van het Engelse Kamp waren de Spahis, het 7e eskadron bereden Franse militairen van Algerijnse afkomst, die het Gronings Ontzet van 1958 luister bijzetten met hun fraaie Berber paarden, witte jassen en rode tulbanden.
Heeft u zelf meer informatie over deze locatie? Lever het aan!