Boonpong Sirivejjabhandu, beter bekend met zijn roepnaam "Boon Pong" speelde een belangrijke rol in Thailand bij de hulpverlening aan de krijgsgevangen dwangarbeiders bij de dodenspoorlijn van Birma naar Thailand.
in Kanchanaburi baatte hij een winkel (genaamd ‘Boonpong&Brothers’) in voedingsmiddelen uit, aan de Pak Prak Weg waar in de oorlog ook een Japans hoofdkwartier, hotel en ziekenhuis waren gevestigd.
Hij voer met een bootje over de Kwai Noi rivier om waren te verkopen, ook aan de Japanners in de werkkampen. Hier leerde hij Edward ‘Weary’ Dunlop en de gruwelijke toestanden in de kampen kennen.
De (latere Sir) Edward ‘Weary’ Dunlop was een chirurg in het Australische leger. Begin 1942 werd hij overgeplaatst naar Java waar hij in februari door de Japanners krijgsgevangen werd gemaakt. Later plaatsten de Japanners hem, samen met een 1000 man grote groep Australiërs, over naar Singapore om vervolgens dwangarbeid te gaan verrichten aan de dodenspoorlijn. ‘Weary’ had een groot aandeel in de organisatie van die groep Australiërs. Hij deed goed medisch werk zoals vele noodzakelijke beenamputaties. Daar begon ook zijn samenwerking met Boon Pong wat hij in een toespraak in 1981 op de begraafplaats in Kanchanaburi uitvoerig uit de doeken deed.
De dwangarbeiders aan de dodenspoorlijn waren verdeeld in twee groepen. Een goede schatting geeft aan dat er 90.000 westerse krijgsgevangen werkten. Het aantal Aziatische dwangarbeiders (‘romusha’ genoemd, ‘arbeider’ in het Japans) staat veel minder vast maar de meeste schattingen gaan uit van 200.000 tot 250.000 mensen. Beide groepen leden onder ziekten en ondervoeding. De sterfte was hoog, en meer onder de romushas. Er zijn individuele berichten dat Thaise inwoners op kleine schaal de romushas hielpen maar veel is daar niet over bekend. Zo gaat het verhaal dat de dwangarbeiders mochten baden in de Kwae Yai rivier waar de inwoners fruit en hardgekookte eieren op de oevers achterlieten. Anders is dat met de steun aan de krijgsgevangenen.
De rol van Boon Pong:
Boon Pong begon al vrij snel met hulpverlening aan de kampbewoners. Hij smokkelde etenswaren en medicijnen het kamp binnen. Hij leverde onderdelen voor de illegale radio van ‘Weary’ en bracht zaklantarens. Kampbewoners gaven hem briefjes die hij probeerde door te sturen. Hij gaf ook inlichtingen door aan de geallieerden wat volgens berichten hielp bij het bombardement op de brug over de Kwae rivier. De kampbewoners vertrouwden hem kostbare zaken toe als horloges en juwelen waarvoor hij betaalde en die hij bewaarde. Na de oorlog gaf hij ze terug.
Boon Pong kocht Japanse militaire apothekers om voor het verkrijgen van meer geneesmiddelen. Hij stond in contact met een verzetsorganisatie in Bangkok, V Organisation genaamd (mogelijk expats uit neutrale landen), die geld aan hem gaven om voedsel en andere zaken te kopen voor de kampbewoners. Al deze activiteiten brachten grote risico’s met zich mee. Hij zette zijn eigen leven op het spel om vele honderden levens te redden.
Ook in Ubon Rachathani was er een Thaise verzet/hulporganisatie geleid door Lai Sirirohtor, bijgenaamd ‘Little Mother’. De dorpelingen hielpen geallieerde krijgsgevangenen aldaar, en na het einde van de oorlog ook Japanse krijgsgevangenen.
Na de oorlog
In 1945-46 vervulde Boon Pong een sleutelrol bij de overdracht door de Thaise overheid van de gronden voor het aanleggen van de twee grote militaire begraafplaatsen in Kanchanaburi en Songkhla. Deze gronden werden ‘voor eeuwig’ overgedragen aan de Commonwealth War Graves Commission (CWGC). Bij de aanleg van de GWCC-site in Kanchanaburi was het intergeallieerde begraaf- en identificatieteam – waarvan ook Nederlanders deel uitmaakten – geruime tijd gehuisvest in een pand dat eigendom was van Boonpongs familie. Vanuit dit pand werden de ontgravingen geleid in het gebied tussen Nong Pladuk en de Drie Pagodenpas op de Thai-Birmese grens.
Tijdens een schietpartij door de politie in 1947 werd Boon Pong ernstig gewond. De toedracht is onduidelijk. Hij kwam daarna financieel geheel aan de grond. Het was ‘Weary’ die een inzamelingsactie hield onder vroegere Australische krijgsgevangenen en Boon Pong verblijdde met 30.000 pond wat hem in de gelegenheid stelde een busonderneming te starten.
In de jaren vlak na de oorlog was Boon Pong geen sant in eigen land. Hij was eigenlijk alleen bekend en geliefd in Kanchanaburi. Dat veranderde later. Hij kreeg een Thaise koninklijke onderscheiding.
‘The Quiet Lions’ is een documentaire uit 2006 die de vriendschap tussen ‘Weary’ en Boon Pong beschrijft. In 2013 zond de tv-zender ThaiTBS een documentaire uit ‘A War Hero named Boon Pong’. En in 2017 traden artiesten op in een aan Boon Pong gewijde musical in Kanchanaburi.
Laat ik ook de "Weary Dunlop-Boon Pong Exchange Fellowship’ vermelden. Geldelijk gesteund door de Australische regering geeft zij beurzen aan Thaise artsen om hun studie aldaar voort te zetten.
Boon Pong overleed op 29 januari 1982. ‘Weary’ overleed in 1993. Tienduizend mensen sloegen de begrafenisstoet in Melbourne gade.
De ThaiPBS documentaire film over Boon Pong, helaas alleen in het Thais maar geeft een goed beeld van die tijd.
Onderzoek door: Tino Kuis en Lung Jan
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!