Met Otto Struller hebben we het markantste lid van de commandocompagnie van de 150. Panzerbrigade, ook Einheit Stielau genoemd, te pakken. Een balletdanser verwacht je nou eenmaal niet als deelnemer van een geheime militaire operatie.
De vader van Otto Struller was professor aan een "Aufbauschule" in Schwabach, in de buurt van Nürnberg. Karl Struller werd geboren in Weissenburg. Deze vermelding heeft uitsluitend als doel er op te wijzen dat er voor zover nu bekend is geen enkele familieband bestaat met de Karl Struller die als oorlogsmisdadiger, na de oorlog in Landsberg werd opgehangen.
Vanaf april 1923 zat Otto Struller in het protestantse internaat het "Protestantische Alumneum" in Augsburg. Daarna bezocht hij het "Neue Gymnasium Nürnberg". In een stapel brieven en documenten werd een rapport van deze onderwijsinstelling gevonden, het betreft het schooljaar 1930/31 en is gedateerd op 21 oktober 1930. Een rapport dat misschien beter kwijt geraakt had kunnen zijn. Met dit rapport werd een streep onder zijn verblijf in het Nürnberger gymnasium getrokken. Er staat weinig vleiends in. Zijn taalkennis was miserabel. Niet alleen voor de Duits, Grieks en Latijn kreeg Otto Struller een slechte beoordeling (mangelhaft). Voor Engels was de beoordeling eveneens slecht (mangelhaft). 1933 heeft Otto Struller blijkbaar een begin gemaakt aan zijn carrière als balletdanser. Hij vertrok 01 mei 1933 van Schwabach naar Essen waar hij leerling was van de "Tanzabteilung der Folkwangschule". 1934 vertrok hij naar Engeland, naar Dartington Hall, naar de "Jooss-Leeder School of Dance". Kurt Jooss die medeoprichter van de "Folkwangschule" in Essen was keerde Duitsland 1933 de rug toe omdat hij de dansers van joodse afkomst niet kwijt wilde. Het verhaal van Kurt Jooss, Sigurd Leeder , de "Folkwangschule" en het ensemble "Ballets Jooss" hier te vertellen is niet te doen.
Voor de tijdlijn van Otto Struller moet nog wel worden vermeld dat Kurt Jooss van 1934 tot 1940 in Engeland zat. 1947 werd het ensemble in Engeland ontbonden. Vanuit Engeland reisde de balletgroep over de hele wereld, en trad dus ook in Nederland op. Uit de tijd bij Kurt Jooss zijn een aantal brieven bewaard gebleven, het zijn o.a. brieven die Otto Struller aan zijn ouders schreef. Tussen de brieven uit Engeland is één brief de moeite waard.
Hij schrijft in september 1938 dat om hem heen een slechte mening over Duitsland heerst. Hij schrijft dat hij na uren durende discussies de anderen van het gelijk van Duitsland kon overtuigen. De brief eindigt met de Hitlergroet. De verreweg meest politieke uiting schrijft Otto Struller al in 1933, vanuit Essen. Op 12 november 1933 schrijft hij aan zijn ouders het volgende: "Ik vergis me toch niet als ik aanneem dat ook de laatste Duitser met "Ja" stemt. Anders heeft hij het recht om in deze staat te leven verloren". Het gaat hier om de Duitse Rijksdagverkiezingen, tegelijk met deze verkiezingen kon men zich uitspreken voor een verblijf in of het uittreden uit de Volkenbond. 1933 verliet Duitsland de Volkenbond en het onheil nam zijn loop.
Terwijl het in Duitsland begon te borrelen werkte Otto Struller aan zijn carrière als balletdanser. In mei 1936 presenteerde Otto Struller voor het eerst een eigen stuk. De naam van het stuk was "Flemish Student’s Dance". Toch is de meest in het oog springende stuk waarin Otto Struller gedanst heeft het stuk "The Green Table" . "The Green Table" is een antioorlogsdans, uit het jaar 1932. Het is een van de meest bekende stukken van Kurt Jooss. In dat stuk vertolkte Otto Struller de "War profiter".
In 1939 keerde Otto Struller naar Duitsland terug. Eerst in Rückersdorf wonend vertrok Otto Struller eind 1939 naar Berlijn. Daar woonde hij niet alleen, maar samen met zijn jeugdliefde Emma Schnaus. Emma Schnaus die eveneens danste was met Otto Struller in Engeland geweest. Emma Schnaus gebruikte een tijdlang de naam Zeltner. De naam van haar moeder, die na de dood van haar eerste man hertrouwde. Emma Schnaus en Otto Struller kenden elkaar al jaren. Naast de brieven die Otto Struller aan zijn ouders stuurde zijn ook brieven van Emma aan haar geliefde Otto bewaard gebleven. Een van die brieven zal hier kort worden aangehaald. De brief is gedateerd op 13 maart 1933. Emma beschrijft dat in Nürnberg , waar zij woonde, onrust was uitgebroken. Ze beschrijft de gebeurtenissen van 9 maart 1933 aldaar. Op die dag werd de sociaal democratische "Fränkische Tagespost" verboden. Het gebouw werd door SA en SS bezet en de inventaris werd vernield.
Otto Struller en Emma Schnaus trouwen op 14 oktober 1939 in Rückersdorf. Het huwelijk werd op 16 april 1943 ontbonden. Kort daarna verdwijnt ze uit het zicht. Dat Otto Struller in Berlijn ging wonen had met zekerheid te maken met het gegeven dat Otto Struller zich aansloot bij het ballet van de Naziorganisatie "Kraft durch Freude"(K.d.F.). Bijna alle documentatie over dit ballet zijn verloren gegaan. Het K.d.F.-ballet werd opgezet door Friderica Derra de Moda. Otto Struller assisteerde haar.
Zijn verblijf bij dit ballet behoedde Otto Struller er niet voor om in militaire dienst te moeten en voor Duitsland het strijdveld op te gaan. Wel blijkt uit een in het "Bundesarchiv Berlin" gevonden brief dat hij een tijdje uit de wind werd gehouden. Zijn militaire loopbaan begon volgens de Deutsche Dienststelle (nu onderdeel van het Bundesarchiv) begin september 1940, bij de 1. Kompanie Infanterie Ersatz Bataillon 457. 25 september 1940 werd dat 2. Kompanie Kraftfahrersatzabteilung en op 10.oktober 1941 werd dit de in Berlijn gestationeerde Wehrwirtschaftliche Ersatzabteilung 1. Daar bleef hij, wel veranderde zijn functie, tot hij op 08 juni 1942 ontslag kreeg omdat hij elders nodig was (Unabkömmlichstellung), namelijk in Berlijn Charlottenburg. Het is heel goed mogelijk dat dit te maken heeft gehad met de première in 1942 van het stuk "Die Eifersucht im Serail".
In oktober 1944 doet Otto Struller dienst bij de Stammkompanie Panzergrenadier Ersatz Bataillon 50. De laatste eenheid is van belang om een US-Report aan hem te kunnen linken. Het gaat hierbij om Interrogation Report 103 van 21.december 1944. Deze is te lezen in de volledige biografie van Otto Struller, zie bronvermelding onderaan.
De documentatie rond de activiteiten van Otto Struller en zijn gevangenname zijn niet erg helder. Stukjes uit verschillende bronnen bij elkaar geveegd krijgen we een beetje inzicht wat er destijds gebeurd is. In een PWI-Report van de First Army staat dat hij met een radioteam op verkenningstoer moest gaan bij een brug in de nabijheid van Malmedy. Otto Struller was gekleed in een Amerikaans uniform. Hij ontkende later het lidmaatschap van de Einheit Stielau of een georganiseerde groep van Engels sprekende Duitse soldaten, herhaalde meerdere keren dat hij niet wist met welke eenheid hij had gediend voorafgaand aan zijn gevangenname en ontkende dat er georganiseerde misleiding was die werd beoefend door Duitsers die zich voor deden als Amerikaanse soldaten met Amerikaanse apparatuur. Hij legde uit dat zijn missie slechts één van verkenning was, geen sabotage of spionage.
Hij werd berecht, veroordeeld en geëxecuteerd aldus het US-report. Opmerkelijk is dat tot op heden de suggestie gewekt was dat Struller alleen op pad was geweest. Nu blijkt dat ook hij deel uitmaakte van een team. Maar waar zijn de teamkameraden gebleven ? Die hebben blijkbaar niet staan wachten tot ze ook werden opgepakt. Samen met Otto Struller werden nog enkele andere verdachten op hun gedrag in de Ardennen aangesproken. Dat blijkt uit het doodsvonnis dat te vinden is in de "Skorzenyfiles " (United States versus Skorzeny et al.) De anderen waren: Obergefreite Rolf Jesch, 5. Kompanie 12. Fallschirmregiment,z.b.V., 150. Panzerbrigade. Unteroffizier Heinrich Pipitz, Einheit Stielau/ Stab Solar, 150. Panzerbrigade. Tevens Gefreite Alfred Franz, 5. Kompanie 12. Fallschirmregiment, z.b.V., Einheit Stielau, Stab Solar, 150. Panzerbrigade. Daarnaast Obergefreite Antoni J. Morzuck, Einheit Stielau, Stab Solar, 150. Panzerbrigade en tot slot de Gefreite Karl Müller, Einheit Ernst, Stab Solar, 150. Panzerbrigade.
Uit de gegevens die te vinden zijn in het boek van John Mendelsohn (History of the CIC) blijkt dat Jesch en Pipitz samen met Franz werden opgepakt; Jesch en Pipitz droegen GEEN Amerikaans uniform. Vandaar dat zij als normale krijgsgevangenen werden afgevoerd. Alfred Franz en Antoni J. Morzuck werden net als Otto Struller ter dood veroordeeld, zij hadden dus moeten worden geëxecuteerd. Noch bij het Internationale Rode Kruis in Genève, noch bij de Kriegsgräberfürsorge of bij de Deutsche Dienststelle werden documenten over deze personen aangetroffen. Vandaar dat we ervan moeten uitgaan dat alleen Otto Struller geëxecuteerd werd. Alle pogingen dit raadsel op te lossen zijn tot op heden mislukt. Verder kan aan de lijst van merkwaardigheden nog de naam Josef Kania worden toegevoegd. John Mendelsohn noemt deze naam in zijn boek, ook hier geen enkele vooruitgang in het opsporen van gegevens.
Het verhaal van Otto Struller zou nu kunnen worden afgerond, ware het niet dat iemand Otto Struller tot tweemaal toe ontmoette. Die ontmoetingen vonden plaats in de periode dat hij in gevangenschap zat. Na de oorlog nam deze getuige contact met de familie op en informeerde ze over de gebeurtenissen. Zijn getuigenissen vormen voor ons een belangrijke informatiebron. Op 8 april 1946 schreef Fritz Vaupel dat hij illegaal de stad Malmedy had verlaten en door Amerikaanse soldaten in de kelder van een boerderij in Bévercé was vastgezet. "Opeens werden drie krijgsgevangenen naar beneden gebracht, een ervan droeg een Amerikaans uniform". Vaupel legde uit dat hij door zijn wat Amerikaans uiterlijk niet als Duitser herkend werd en zodoende in gesprek kwam met een Amerikaanse officier.
De officier vertelde dat de in Amerikaans uniform geklede soldaat als spion zal worden behandeld. De volgende dag kon Fritz Vaupel gaan. Dit was niet de laatste ontmoeting met de Duitse spion. In de tweede brief schreef hij uitvoerig over de laatste ontmoeting met Otto Struller.
"Begin januari 1945 werd ik vastgezet in de vesting van Huy, ongeveer 30 km achter Luik in de richting van Dinant. We waren met ongeveer 18 man in een ruimte opgesloten. Een van hen was de soldaat in het Amerikaans uniform die ik al eerder in Bévercé had gezien. Ik begon het gesprek door te refereren aan onze eerste ontmoeting. Zo kwam ik te weten dat zijn naam Otto Struller was, dat hij danser was. Struller was ziek, beter gezegd, hij leed aan de gevolgen van een val. Daarbij was hij op zijn achterhoofd gevallen. Zijn verzorging was prima. Drie dagen later begon hij met wat oefeningen en iets later danste hij voor ons een Krakowiak. Hij maakte zich zorgen over zijn lot, omdat men hem vanwege zijn Amerikaans uniform als spion behandelde. Ik probeerde zijn zorgen te minderen door op de goede verzorging te wijzen. Ook hij ging ervan uit dat het met een sisser zou kunnen aflopen, temeer hij de Amerikanen een Duits munitiedepot had verraden (Noot: overigens met succes voor de Amerikanen).
Fritz Vaupel schrijft dan dat Otto Struller op 12 januari werd meegenomen. Vaupel ging er vanuit dat het om een van de vele verhoren ging die hadden plaatsgevonden. Fritz Vaupel schrijft dan als volgt: "De volgende morgen kwam de dienstdoende Sergeant, het was de Sergeant waarmee Struller vaker had gesproken. De Sergeant bracht ons sigaretten. Ik vroeg hem waar die sigaretten vandaan kwamen. Struller stuurde jullie die. Op mijn vraag hoezo Otto Struller zoveel sigaretten kan sturen antwoordde de Sergeant dat hij die niet meer nodig had, hij was die morgen doodgeschoten. In de brief schrijft Vaupel ook dat Struller hem iets meer had verteld. Dat 300 man moesten aantreden en dat diegene die niet wilden meedoen nu de gelegenheid hadden er uit te stappen. Daarna kregen de meesten van hen Amerikaanse uniformen. Vaupel had zo zijn twijfels over het verhaal. Hij meende dat Struller dit verhaal had verzonnen om niet als spion te eindigen.
Opmerkelijk is dat van de situatie waarin Vaupel en Struller elkaar de eerste keer ontmoeten een onverwacht bewijs bestaat. Er bestaat een filmfragment waarin een gevangen genomen Duitse spion naar een jeep wordt gebracht en instapt. Dat is Otto Struller! Ook de twee medegevangenen waarover Vaupel in zijn eerste brief berichtte zijn te zien. In de verschillende documenten is wat verwarring over de datum van executie en begrafenis. Het moet allebei 13 januari 1945 zijn.
Volgens de First United States Army Report of Operations vond de executie van Otto Struller alias Captain Cecil A. Dyer, alias Richard Baumgardner plaats op 11 januari 1945 om 10.30, bij het Paleis van Justitie in Huy. Volgens een bewaard gebleven "Morning Report Locator Card" en het Death certificate (ICRC) was de datum niet de 11e maar 13 januari 1945. Uit het "Report of Burial" blijkt dat Otto Struller op 13 januari 1945 om 15.00 uur op het kerkhof in Henri-Chapelle begraven werd. Op het Death certificate van het Internationale Rode Kruis Genève staat 15 januari als dag van zijn begrafenis vermeld. Enkele jaren geleden, naar aanleiding van het onderzoek naar de biografie van Otto Struller bezocht zijn nicht als eerste van de familie het graf op het Duitse Soldatenkerkhof in Lommel. Het was onverwacht een vrij emotionele gebeurtenis, aangezien haar vader een hechte band had met zijn broer.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!