TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Sluis, Joost

Geboortedatum:
23 januari 1917 (Chicago, Verenigde Staten)
Overlijdensdatum:
24 juni 1944 (St. Martin le Gaillard, Frankrijk)
Begraven op:
Nederlandse Oorlogsgraven Gemeentelijke Begraafplaats Enkhuizen
Vak: F. Graf: 8-10.
Nationaliteit:
Nederlandse

Biografie

Op 23 januari 1917 werd Joost Sluis geboren in Chicago (Illinois), USA als vierde kind in het gezin van Jacob en Maritje Sluis. Vader Jacob Sluis (1888-1952) kwam uit een geslacht van West-Friese tuinbouwers en zaadhandelaren. Joost studeerde tussen 1934 en 1936 economie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam en behaalde zijn kandidaatsexamen. Daarna moest hij voor het bedrijf van zijn vader aan de slag en bezocht allerlei afnemers van Sluis’ zaden in de VS. In 1938 werd hij opgeroepen om zijn militaire dienstplicht te vervullen. In Kampen volgde tot 1940 de officiersopleiding. Na een erfeniskwestie werden Joost en zijn broer Willem uit de firma Gebroeders Sluis in Enkhuizen gezet. Dankzij hun erfenis konden zij het bedrijf Zwaan & Co in Delft in mei 1940 overnemen.

In 1941 besloten Joost en zijn vrienden Rian Collée, De Boer en Ter Huystee om naar Groot Brittannië te ontsnappen. In het door Joost opgestelde verslag over zijn clandestiene reis naar bevrijd gebied noteerde hij bij zijn aankomst in Londen het volgende:

"Na twee mislukte pogingen hebben wij getracht met twee vrienden (De Boer en Ter Huystee) en negen bekenden per boot Engeland te bereiken. Wij hadden daartoe een sloep van de Holland-Amerika Lijn gekocht en deze te Vlaardingen als visschersvaartuig laten inschrijven (VL. 48). Eén hunner is vervolgens naar Vlaardingen verhuisd om zich daar als "visscher" te vestigen. Het gelukte een visschersvergunning te krijgen voor de Botlek en de Brielsche Maas tot het Brielsche Gat. Nadat wij ons op 3 juni 1941 hadden ingescheept, werd de boot in den nacht van 3 op 4 juni evenwel overvallen door een detachement Marechaussee dat gewaarschuwd was door een nachtwaker, die hen van smokkelhandel verdacht. Wij zijn toen gevankelijk naar het politiebureau te Vlaardingen overgebracht, waar hun een verhoor werd afgenomen. Door groote medewerking van den wnd. hoofdcommissaris, de heer Kramer, werden wij echter op 4 juni weer ontslagen.

Direct hierop besloten wij (Joost en Rian) om met twee vrienden ons via Zwitserland naar Lissabon te begeven. In den nacht van 5 of 6 juni gingen wij clandestien over de Nederlandsch-Belgische grens met behulp van den Nederlandschen douanebeambte Pijnenburg. Door hulp van den heer P. Sluis te Antwerpen en Ds. Maaskant te Brussel verkregen wij verschillende adressen in België en bezet Frankrijk. Na clandestien de Belgisch-Fransche grens te zijn overgetrokken reisden wij vervolgens naar Amiens, waar wij echter door een Duitsche patrouille uit den trein werden gehaald. Onder voorwendsel Nederlandsche arbeiders te zijn, die in Frankrijk werkten, wisten wij echter weer vrij te komen en reisden vervolgens via Valenciennes, Hirson, Nancy, Epinal, Belfort, Montbeliard naar de grens van bezet Frankrijk en Zwitserland. Het overschrijden van deze grens ging met moeilijkheden gepaard door de aanwezigheid van een sterke Duitsche bewaking en hondenpatrouilles. Na een nachtelijke achtervolging door deze Duitschers gelukte het ons Zwitserland te bereiken, doch onze beide vrienden - mogelijk De Boer en Ter Huystee - werden gegrepen. Wij begaven ons hierna naar de Nederlandsche legatie te Bern op 11 juni 1941 waar wij alle inlichtingen, die wij over bezet Nederland konden geven, hebben verstrekt. Hulp om naar Lissabon te reizen kon men ons daar echter niet geven.

Wij vertrokken daarop clandestien naar onbezet Frankrijk op 16 juni en arriveerden op 18 juni aan de Spaansche grens. Het bleek evenwel niet mogelijk om ongemerkt naar Spanje te ontkomen. Wij besloten daarop te trachten vanuit Marseille naar Gibraltar te komen en vonden inderdaad een weg waarvoor echter meer geld vereischt was, dan waarover wij op dat oogenblick beschikten. Wij reisden om dit te krijgen terug naar Zwitserland. Ter legatie deelde men ons mede, dat dit het eerste uitvoerbare plan was dat daar voorgelegd werd. Aangezien het verstrekken van geld door de Nederlandsche legatie zeer tijdrovend zou zijn, leenden wij zelf geld van een kennis in de Vereenigde Staten, die het ons langs diplomatieken weg deed toekomen. Inmiddels waren wij evenwel door den Nederl. Militairen Attaché te Bern in contact gebracht met den Britschen Consul te Genève, die voor ons de mogelijkheid openstelde om op versnelde wijze doorreisvisa voor Frankrijk, Spanje en Portugal te verkrijgen".


Intussen hadden Joost en zijn vriend Rian Collée kennis gemaakt met Baron Guup Krayenhoff. Deze laatste studeerde in Genève en had juist zijn eindexamen behaald. Guup besloot om niet naar Nederland terug te keren, maar wilde juist actief aan het verzet gaan deelnemen.

"In verband hiermede zagen wij dan ook van het plan om uit Marseille te vertrekken af. Nadat wij bovengenoemde visa inderdaad hadden verkregen, zijn wij (Joost, Rian en Guup Krayenhoff) op 22 Oct. uit Geneve vertrokken en arriveerden op 26 Oct. 1941 te Lissabon. Op 5 november vertrokken wij uit Lissabon naar Gibraltar en arriveerden tenslotte op 4 januari 1942 in Engeland". Aldus Joost eigen verslag, opgemaakt in Londen. Uit een interview met Krayenhoff [8]: "Al gauw werden Joost Sluis, Rian Collée en ik bij de R.A.F. (Royal Air Force) ingedeeld. Onze vliegers trainingen kregen we vanaf mei 1942 in Canada. Joost werd uiteindelijk afgekeurd als vlieger, mogelijk als gevolg van zijn oogproblemen. Daarna werd hij opgeleid tot waarnemer in Jackson, Mississippi. [9] Zijn Militaire Brevet ontving Joost op 6 augustus 1943. Joost en Rian werden bij het 320ste squadron ingedeeld". Joost werd benoemd tot reserve eerste luitenant ‘waarnemer’ bij de Militaire Luchtvaart. Als ‘waarnemer’ in een bommenwerper is hij verantwoordelijk voor de koers van het vliegtuig en het moment van het droppen van de bommenlast. Daarna volgde Joost een aanvullende operationele opleiding van 3 maanden bij de R.A.F. in Finmere. Begin 1944 voegde hij zich tenslotte bij het 320ste Squadron in Dunsfold (zuidwestelijk van Londen)". Daar waren kort tevoren de Hudson-toestellen door de B-25 Mitchells vervangen.

Op 16 en 17 juni, de nacht na de massale V-1 aanval op Londen, vlogen Britse zware bommenwerpers 315 vluchten en dropten bijna 1.500 ton bommen op grote locaties en vermoedelijke bevoorradingsdepots in Frankrijk. De RAF hield dit tempo aan tot eind juni, vloog bijna dertig procent van al zijn vluchten tegen V-doelen en dropte meer dan 15.900 ton bommen. Zo leverden geallieerde bommenwerpers in de laatste twee weken van juni bijna 23.500 ton bommen af tegen ‘Crossbow’ doelen.

De aanvalsmissie van het 320 Squadron op 24 juni 1944 maakte dus deel uit van een grootschalig luchtoffensief tegen de V-1’s en V-2’s waardoor vele levens van Londenaren bleven gespaard. In "de luchtoorlog in Noord-Frankrijk" speelde zich intussen navolgende af: Volgens de Engelse autoriteiten was in het Château d’Ansennes het Tweede Algemene Duitse Hoofdkwartier gevestigd, dat verantwoordelijk was voor de V-1 opstellingen in de regio. Reeds op 15 maart 1944 waren luchtopnames van het kasteel gemaakt en op 1 mei werd het op de lijst van potentiële doelen geplaatst. Op 21 juni werd vastgesteld dat de installatie voor 90% gereed zou zijn en werd daarom geselecteerd voor een aanval op 24 juni. Het uur van vertrek werd op 20.00 uur gesteld en de feitelijke aanval vond om 20:25 uur plaats, met elf B-25 Mitchells van het 320th Squadron en twaalf B-25 Mitchells van het 226th. Het 320th vloog vooraan in de formatie. Op een hoogte van 3.050 meter vond het bombardement plaats, terwijl de zone werd afgeschermd door een Spitfire IX. Vlak na het bereiken van de Franse kust nabij Tocqueville-sur-Eu kwam de Duitse luchtafweer in actie.

Deze installatie stond in de regio ten oosten van Tocqueville-St Sulpice-sur-Yères en ten zuiden van St Rémy-Boscrocourt. In een wolkeloze blauwe lucht, die gevuld was met kleine zwarte granaatvlokken, explodeerde plotseling één van deze grote FLAKgranaten ter hoogte van de linker motor van de bommenwerper van luitenant Loohuizen. Het tweemotorige vliegtuig raakte uit balans en verliet de formatie, een spoor van vuur en vlammen achterlatend, met het sinistere gehuil van een getroffen vliegtuig. De Mitchell II (een B-25D) FR204 NO-S zette koers naar het oosten om vervolgens neer te storten. Alles ging heel snel. Niemand kon iets doen. Er waren géén parachutes te zien. Nog maar enkele tientallen seconden daarna was het tweemotorige toestel op de grond uitééngespat in een enorme explosie. Géén van de bemanningsleden zag kans om eruit te springen. Alle vier inzittenden moesten na afloop van de aanval als missing, presumed killed worden opgegeven. Het betrof officier-vlieger der tweede klasse A.J. Loohuizen, officier-waarnemer der tweede klasse J. Sluis, sergeant-vliegtuig schutter z/m J.A.M.A. Hielckert en korporaal-vliegtuigschutter H.J. Keppler. Zij werden allen op slag gedood.

Op 2 mei 1945 werd de 3.252ste en tevens laatste oorlogsvlucht met Mitchells uitgevoerd. Als gevolg van alle krijgshandelingen van het 320 Squadron tijdens deze oorlog kwamen 206 oorlogsvliegers om, bijna een derde van het totaal. Tijdens hun opleiding en training kwamen bovendien nog eens 27 Nederlandse militairen om. De overige 67% of zo’n 617 personen overleefde de oorlog.

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!

Periode:
Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
Rang:
Reserve-Eerste Luitenant-Waarnemer
Eenheid:
No. 320 (Dutch) Squadron, Royal Air Force
Kruis van Verdienste (KV)

Bronnen

Foto's