TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Scholtz-Klink, Gertrud

Geboortedatum:
9 februari 1902 (Adelsheim)
Overlijdensdatum:
24 maart 1999 (Tübingen-Bebenhausen)
Nationaliteit:
Duitse (1933-1945, Derde Rijk)

Biografie

Gertrud Scholtz-Klink (9 februari 1902 in Adelsheim, Baden als Gertrud Emma Treusch – 24 maart 1999 in Tübingen) was Reichsfrauenführerin in het nationaalsocialistische Duitse Rijk.

Politieke carriere in het nationaalsocialisme
Gertrud Klink werd in 1928 (volgens andere bronnen in 1929) lid van de NSDAP (lidnummer 137.002 of 157.007). Sinds 1930 was ze leidster van de nationaalsocialistisch gerichte Deutsche Frauenorden in Baden, voorloper van de NS-Frauenschaft. Toen in 1931 de NS-Frauenschaft de enige vrouwenorganisatie van de partij werd, nam zij de leiding in Baden en kreeg ze de leiding van de opbouw van de organisatie in Gau Hessen-Nassau. Op 1 januari 1934 werd ze leider van de vrouwelijke Arbeitsdienst (Reichsarbeitsdienst) en op 24 februari 1934 Reichsführerin van de NS-Frauenschaft en het Deutsche Frauenwerk. In deze functie was zij ook voorzitster van het Duitse Rode Kruis. Vanaf november 1934 droeg ze de titel "Reichsfrauenführerin". Vanwege haar contact met Robert Wagner werd ze bovendien spreekster voor vrouwenvragen in het Badische ministerie voor binnenlandse zaken. Scholtz-Klink propageerde een traditioneel vrouwenbeeld en keurde feminisme af. Ze leefde volgens "Dienst" en haar doel omschreef ze in 1934 erg duidelijk: "uit de goede massa van Duitse vrouwen een apparaat vormen, een instrument dat op elke wenk dient."

Scholtz-Klink werd in talloze verdere posities ingezet: als zaakwaarneemster voor het werkgebied Frauenschutz in de zaakwaarnemersraad van de NSBO, in de adviesraad voor bevolkings- en rassenpolitiek, in het opperste hof van discipline van de DAF, in de ereleidersring van de Reichsbund der Kinderreichen en in de Akademie für Deutsches Recht. Ze werkte vooral onder NSV-leider Erich Hilgenfeldt. Tot juli 1936 bevond haar kantoor zich in het gebouw van de NSV-centrale in Berlijn. Later betrok het groeiende ambtelijk apparaat van de Reichsfrauenführung een eigen gebouw in de Derfflingerstraße.

Formeel bleef Scholtz-Klink tot het einde van de oorlog Reichsfrauenführerin, maar ze werd vanaf 1936, toen alle vrouwen direct onder de Reichsarbeitsdienst gesteld werden, steeds minder belangrijk. Met de decentralisatie van de NS-Frauenschaft vanaf 1943 verloor Scholtz-Klink haar bepalende invloed volledig. Al in 1938 klaagde Scholtz-Klink dat het haar niet was gelukt om samen met Hitler "persoonlijk de opdracht gebieden van de vrouw door te spreken". De NS-leiding hielt alsnog vast aan de leiding van Scholtz-Klink. Martin Bormann zei in 1937 dat volgens een Führeredict haar de rang van Hauptamtsleiter toekwam. Ook in de NS-propaganda in het buitenland werd Scholtz-Klink vaak voorgesteld, waardoor haar rol daar belangrijker leek dan het daadwerkelijk was.

Lang dachten onderzoekers dat de door haar geleide organisaties een ondergeschikte rol speelden in het door mannen gedomineerde NS-regime. Nieuwe onderzoeken betonen daarentegen de betekenis voor de opbouw van de Reichsfrauenführung die ze door het gerichte aantrekken van academisch opgeleide vrouwen een stempel opdrukte. Als begaafde spreekster leidde ze een organisatie die onder leiding stond van "Arische vrouwen", zoals ze zelf altijd betoonde. Scholtz-Klink was ook betrokken bij nationaalsocialistische misdaden. Zo was zij bij de NFS verantwoordelijk voor de controle van sociaalcontacten van de NS-dwangarbeiders in privéhuizen en werkte ze tijdelijk mee aan de selectie van opzichtsters van concentratiekampen.

Na het einde van de oorlog
Ze dook samen met haar man onder in Leitzkau en had vervalste papieren onder de naam Maria Stuckenbrock. Dankzij onderhandelingen van Pauline Fürstin zu Wied, een dochter van de laatste koning van Württemberg, meldde Scholtz-Klink als Maria Stuckbork in Bebenhausen bij Tübing aan, waar ze zich liet denazificeren. Pauline zu Wied werd in 1948 door het Mittleren Militärgericht in Ludwigsburg tot een geldstraf van 25.000 Mark veroordeeld, omdat zij het echtpaar "Scholtz-Klink-Heißmeyer" had verstopt.

Begin 1948 werd Scholtz-Klink door de politie van de Franse bezetters vastgenomen en in april door het middelste Franse militairegerechtshof in Reutlingen vanwege het vervalsen van haar identiteit tot 18 maanden gevangenisstraf veroordeeld. In november werd zij door de spreekkamer in Tübingen als hoofdaangeklaagde van de NS-dictatuur beoordeeld en tot een straf van 18 maanden in een strafkamp veroordeeld. Deze straf zat ze niet uit. Na protesten tegen het oordeel werd haar zaak in 1950 opnieuw behandeld. Deze keer moest ze twee jaar en zes maanden in een strafkamp worden opgenomen en zou ze haar burgerlijke ererechten verliezen. Volgens het gerechtshof was het niet mogelijk om misdadige handelingen te bewijzen. Ze zou bij haar politieke werk bezig zijn geweest met "huishoudkundige, sociale en caritatieve opdrachten van de vrouw".

Na een verzoek om genade werd ze vrijgesproken. In haar memoires uit 1978, Die Frau im Dritten Reich, dat ze aan de "slachtoffers van het proces van Neurenberg" had geweid, beoordeelde ze de nationaalsocialistische ideologie positief. Ze stierf in 1999 in Bebenhausen, een stadsdeel van Tübingen.

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!

Bronnen

Foto