Jack Byrne, geboren in Preston, kwam in dienst in het 1st Battalion, Gordon Highlanders in februari 1939. Tijdens de val van Frankrijk raakte hij twee keer gewond, eerst door granaatscherven en later door een diepe steek met een bajonet net boven zijn kruis in een bloedig man tegen man gevecht tijdens de achterhoede actie van de 51st Highland Division aan de perimeter van Duinkerken. Twee Franse burgers vonden hem voor dood achtergelaten in een sloot en nauwelijks bij bewustzijn en droegen hem naar het strand van waar hij naar Engeland werd geëvacueerd. Byrne en een andere overlevende van de 1st Gordons, Lt Bill Fraser werden daarna overgeplaatst naar het nieuw gevormde 11th Commando, samengesteld uit het puikje van de Schotse regimenten en ondergingen in de herfst en winter een zware training op het eiland Arran. In januari 1941 ging 11th (Scottish) Commando aan boord voor dienst in de oostelijke Middellandse Zee bij LayForce en begin juni vormden ze de speerpunt van de Geallieerde invasie van door Vichy bezet Syrië met een amfibische landing en een klassieke infanterieaanval midden op de dag over de rivier de Litani: Byrne maakte deel uit van de Bill Fraser's eenheid van Gordon Highlanders die voor deze operatie deel uitmaakte van de commando's onder Major (later Lt col) Geoffrey Keyes (de VC van de Rommel Raid).
Tegen de tijd dat 11 Commando naar Egypte terugkeerde was de beslissing gevallen om Layforce op te heffen. Byrne aarzelde om naar zijn vroegere eenheid terug te gaan en daarom was het een kwestie van groot belang toen Fraser hem en 3 anderen van de Gordons vertelde dat een officier van de Scots Guards, David Stirling, op zoek was naar vrijwilligers voor een nieuwe onafhankelijke eenheid, bestaande uit 7 officieren en 59 manschappen, die bekend stond als het L Detachement van de Special Air Service Brigade – de oorspronkelijke SAS formatie. Deze SAS brigade bestond natuurlijk niet maar het hoofdkwartier Midden Ooosten was er alles aan gelegen om de Duitsers te doen geloven dat die wel bestond. Byrne melde zich aan als vrijwilliger, werd onmiddellijk aangenomen en onderging plotseling een keiharde training in een van vliegen vergeven spartaans kamp in Kabrit aan de Bittermeren, bestaande uit 3 tenten. Hardheid was aan de orde van de dag. Wapentraining hield in het uit elkaar halen van alle denkbare soorten wapens, ook die van de vijand en er werden lange marsen met loodzware bepakking gemaakt in de woestijn. Bij gebrek aan normale parachute trainingsmogelijkheden moesten de rekruten sprongen oefenen door zich bij een snelheid van 48 kmh van vrachtwagens te laten rollen. Men ontdekte al gauw dat voorwaarts rollen redelijk goed werkte maar een achterwaartse rol was ietwat rampzalig.
Na afsluiting van de parachute training in Bombay vliegtuigen, nam Byrne deel aan de eerste operationele sprong van het L detachement in de nacht van 16 november 1941. Het doel was het vernielen van vliegtuigen op 5 vliegvelden tussen Timini en Gazala aan de vooravond van Operation Crusader – Auchinleck's poging om Tobroek te ontzetten. De omstandigheden op de gekozen nacht waren totaal ongeschikt; er stond geen maan en sterke winden joegen stofwolken op die een nauwkeurige navigatie onmogelijk maakten. Geen van de parachutisten landde binnen 16 kilometer van het vooraf bepaalde afwerpgebied en maar een handjevol containers met voorraden kon worden gevonden. Minstens 2 man kwam bij de landing om het leven doordat ze aan hun parachutes over de grond werden gesleept en veel anderen hadden botbreuken en lichte verwondingen. Met tegenzin blies Stirling de missie af en ging op weg naar het rendez vous met de Chevrolet trucks van de Long Range Desert Group (LRDG) Slechts vier officieren en 18 manschappen van de 53 keerden terug naar de Britse linies. Het was de eerste en meteen de laatste parachute operatie in de woestijn. Stirling besloot dat voortaan de LRDG hen naar hun doelen moest brengen.
In december werden Byrne, Fraser en 3 andere overlevenden van het L detachement op weg gestuurd om vliegtuigen aan te vallen op het vliegveld van Agedabia voorafgaand aan de opmars van een gepantserde gevechtsgroep. De ploeg van 5 man verliet de oase Jalo in de wagens van LRDG 5 (Rhodesian) Patrol op 17 december en werd 24 kilometer van het doel afgezet om de rest van de afstand te voet af te leggen. Bij het vallen van de avond op 18 december kreeg Byrne, die bij de omheining zat, het stille signaal om op zijn beurt naar voren te komen en de overvallers het vliegveld op te leiden. Er werden Lewisbommen met tijdpotloden van 2 uur zonder moeite op 30 vliegtuigen geplaatst. Toen de eerste daarvan explodeerden, plaatsten Fraser en Byrne de overgebleven 7 bommen op 7 splinternieuwe Bf 109s, gebruikmakend van de reserve ontsteking van 14 seconden. Met het hele vliegveld net zo helder als overdag en de Duitsers in de verkeerde veronderstelling dat er een luchtaanval aan de gang was, maakten Byrne en de anderen zich uit de voeten en maakten uiteindelijk contact met de Rhodesiërs. De terugweg werd ontsierd door een incident met eigen vuur waarbij twee Rhodesiërs door Blenheims van de R.A.F. werden gedood.
Op Kerstavond 1943 ging dezelfde ploeg van 5 man, Fraser, Tait, Duvivier, Phillips en Cpl Byrne op weg voor een aanval op een vliegveld bij Mussolini's Marble Arch monument op de grens met Tripolitanië. Dit keer stonden er geen vliegtuigen op het veld en de ploeg trok zich terug naar het rendez vous maar de wagen van de LRDG kwam niet opdagen. Na 7 dagen te hebben gewacht en het meest van hun magere watervoorraad te hebben opgedronken besloot de ploeg de 320 kilometer terug naar de Britse linies te lopen en begonnen daarmee een 8 dagen durende strijd tegen de honger en de wanhoop die later door Virginia Cowles werd omschreven in haar boek "De Spookmajoor" als "een van de grote avonturen van de Afrikaanse campagne". Nadat ze de vijand water en voorraden met het geweer in de aanslag afhandig hadden gemaakt en een Duitse stafauto gekaapt en weer achtergelaten maakten ze op 10 januari 1942 eindelijk contact met een patrouille pantserwagens van de King's Dragoon Guards.
Op 15 maart verliet Byrne Siva in de zuidwestelijke hoek van de Qattara inzinking met een SAS ploeg van 20 man onder bevel van David Stirling om vier vliegvelden van de As in Berca, Benina, Barce en Slonta aan te vallen. Na een tocht van 640 kilometer met de LRDG werd de groep afgezet en opgesplitst in vier teams. Byrne's team, bestaande uit Bennett en Rose, stond onder bevel van wellicht de beroemdste van Stirling's oficieren, de voormalige Ierse rugby international en legendarische "ruwe strijder van de SAS" , Paddy Blair Mayne wiens enorme lichaamskracht hem eens in staat had gesteld met zijn blote handen het instrumentenpaneel uit een BF 109 te trekken. Het viermans team ging op weg naar Berca op 13 kilometer ten zuiden van Benghazi en ging kort na middernacht aan het werk. Byrne en Rose plaatsten een bom in de loop van een luchtafweerkanon en plaatsten andere in een aantal benzine opslagplaatsen terwijl Mayne en Bennett zich met een rij vliegtuigen bezig hielden. Op een bepaald moment ontploften de bommen. Byrne vond dat hij en Rose te laat waren om het eerste van de afgesproken rendez vous te bereiken, ze discussieërden erover met als resultaat dat Rose op weg ging naar het eerste en Byrne naar het 2de. In de ochtend ontdekte Byrne dat hij alleen was en geconfronteerd met nog weer een trip van 320 kilometer naar de dichtstbijzijnde Geallieerde steling. Hij ging onder een brandende zon op weg en legde de 1ste dag 48 kilometer af en had besloten om slechts tegen de avond uit zijn kostbare veldfles van 1 liter te drinken. Hij liep 's nachts door en de volgende dag totdat hij werd opgehouden door een zandstorm. Op dag 3 gooide hij zijn Tommy gun weg en moest hevig overgeven toen hij probeerde zijn laatste water te drinken dat in slijm was veranderd door het vele uitspugen. Op dag 4 werd zijn leven gered door Arabieren die hem water en voedsel gaven en op dag 5, nog 112 kilometer van de Geallieerde linies stuitte hij op een Duitse patrouille. Een officier klom uit de koepel van zijn tank en rende op hem af.
Byrne herinnert zich: "Hij stopte ongeveer een meter voor me, zwaar ademend, zijn pistool opp centimeters afstand van mijn gezicht. Toen ik mijn revolver uit de holster trok en op de grond gooide trok de Duitsers, nerveus of omdat hij tegenstand vermoedde, zijn pistool terug om me te slaan en vuurde toen van korte afstand op mijn gezicht. Ik viel, halfverdoofd voorover in het zand, het bloed spoot uit mijn neus en slapen." Kort daarna werd Byrne naar een generaal gebracht die het bevel voerde over een groot aantal voertuigen, dichtbij geparkeerd die opdracht gaf dat hij zou worden aangemerkt als krijgsgevangene van de luchtmacht hetgeen betekende dat hij naar Duitsland zou worden overgevlogen in plaats van naar Italië te worden afgevoerd wat normaal was voor krijgsgevangenen van de landmacht.
Nadat hij diverse malen zwaar mishandeld was door een Italiaanse officier en bewakers vanwege zijn status als saboteur werd hij in een Junkers Ju 52/3m naar Athene gevlogen en per trein naar Dulag Luft overgebracht, het ondervragingscentrum voor Geallieerde vliegtuigbemanningen bij Frankfurt vanwaar hij naar de N.C.O. afdeling van Stalag Luft III in Sagan werd overgebracht. Omdat hij geen mogelijkheid tot ontsnappen zag meldde hij zich om vrijwillig op te treden als helper van een officier in de hoop op overplaatsing naar een ander kamp. In september 1942 werd hij overgeplaatst naar Oflaf XXIB in Schubin van waaruit hij in oktober ontsnapte door op te treden als verzorger in de varkensstal van het kamp. Hij werd opgepakt door een burger en een soldaat toen hij op een fiets door Schubin reed. Bij zijn 2de poging – 15 tot 20 maart 1943 – verschool hij zich in een garage. Nadat hij zijn uniform had uitgetrokken waaronder hij een gestreepte broek en een ochtendjas droeg, ging hij op weg naar de varkensstallen waar hij een andere fiets vond en daarmee naar het dichtbij gelegen Bromberg fietste. Hij bracht de volgende nacht in een bos door en toen hij rondzwierf viel hij in een vijver en werd drijfnat. Hij trok toen naar het zuiden, toen naar het oosten en verdwaalde in moerassen – de plaatsnamen op zijn kaart waren in het Pools. Op de 18de en 19de klom hij aan boord van diverse lege treinen en werd van de ene plek naar de andere gereden. Op de 20ste werd hij bij het overstappen op een andere trein aangesproken door een Duitse spoorwegarbeider en overgedragen aan de politie die hem herkende aan de hand van een politieblad. Hij werd onder bewaking naar Stalag Luft III overgebracht en kreeg 24 dagen celstraf.
Op 16 juli 1943 brachten Byrne en 5 R.A.F. vliegers de nacht door in een doorgangskamp bij Königsberg op weg naar Stalag Luft VI in Heidekrug. De volgende morgen liet hij zich in een rioolbuis zakken en kwam in een naastgelegen kamp voor Russen terecht van waaruit hij ontsnapte door met blote handen een gat in een roestige omheining te maken – de hele procedure nam ongeveer 5 minuten in beslag. Die nacht ging hij naar de haven van Königsberg en voegde zich bij een groep Franse dwangarbeiders. Voorzien van een blauwe overall, voedsel, geld en veel goede raad, stal Byrne op de 19de een fiets en via een omweg, noodzakelijk door het moeten omzeilen van diverse controleposten kwam hij op de 21ste 's ochtends in Danzig aan nadat hij de afgelopen nachten in een boom en in een oud seinhuis had doorgebracht. Met hulp van een andere Fransman bereikte hij de haven, voegde zich bij een werkploeg, sloop toen het begon te regenen langs een luie Duitse wachtpost en ging aan boord van een Zweeds schip. Hij verborg zich de volgende twee dagen in de boeg van het schip tot het eindelijk begon te varen. Een paar uur later maakte hij zich bekend aan de bemanning en eiste een gesprek met de kapitein die hem feliciteerde met zijn ontsnapping zoals het hoort.
Byrne keerde op 14 augustus 1943 vanuit Zweden naar Engeland terug in een onbewapende Mosquito en na een periode van herstel en zware herhalingsoefeningen op het Commando Depot in Achnacary werd hij bij 6 Commando geplaatst, onderdeel van Lord Lovat's 1st Special Service Brigade, in de rang van Lance-Sergeant. In april 1944 werd hij uitgekozen om deel te nemen aan een minutieus voorbereide campagne ter bevordering van de verkoop van National Savings Certificates met General Sir Frederick Pile, commandant van de luchtafweer van de City of London, wat inhield het toespreken van een enthousiaste menigte op Trafalgar Square en deelname aan een radiouitzending van de BBC. In mei ging hij met 6 Commando naar een gesloten kamp aan de zuidkust en op D-Day landde hij op de Queen Red sector van Sword Beach. Hij raakte gewond aan zijn been tijdens de felle gevechten die hoorden bij het contact leggen met de 6th Airborne Division bij het Kanaal van Caen en de rivier de Orne en werd naar Engeland afgevoerd. Hij keerde op tijd terug naar 6 Commando om deel te nemen aan de zware gevechten in Maasbracht in Nederland en nam als Full Sergeant deel aan de oversteek van de Rijn bij Wezel. In april 1945 was hij aanwezig bij de oversteek van het Dortmund-Eemskanaal en bij de verovering van Leese. Nadat hij de Aller was overgestoken nam hij deel aan de verovering met de bajonet in de aanslag van ingegraven stellingen bezet door fanatieke Duitse mariniers. Op 29 april stak hij de Elbe over en vocht de hele nacht om een vitale brug over het Elbe-Travekanaal veilig te stellen.
Toen de oorlog voorbij was diende Byrne bij het 4th Norfolks in Griekenland en bij de 2nd Royal Fusiliers in Egypte tot hij in 1947 werd gedemobiliseerd. Daarna diende hij bij de politie in Kenia tot aan het begin van de Maleisische crisis in 1948. Binnen een week na zijn plaatsing bij het Kulai Police District in Johore schoot hij op een rubber plantage 2 terroristen dood en verwondde er 2 ernstig. Hij werd in 1953 eindelijk gedwongen met pensioen te gaan na een ontmoeting met een Maleisische terrorist die hem van vlakbij in zijn buik schoot. In latere jaren publiceerde hij zijn oorlogsavonturen onder een titel die hij had geleend van de Savings Certificate campagne, The General salutes a soldier.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!