Friedrich Hildebrandt (19 september 1898 in Kiekindemark – 5 november 1948 in Landsberg am Lech; volledige naam: Friedrich Karl Heinrich August Hildebrandt) was gouw van de NSDAP, SS-Obergruppenführer en een ter dood veroordeelde oorlogsmisdadiger.
Na de machtsovername van de nationaalsocialisten behield Hildebrandt zijn mandaat in de Reichstag. Deze post had hij tot het einde van de Tweede Wereldoorlog. Op 24 maart 1933 werd hij Rijkscommissaris van de twee regio’s met de naam Mecklenburg. Zijn benoeming tot Reichsstatthalter voor Mecklenburg-Schwerin, Mecklenburg-Streliz en Lübeck volgden op 26 mei 1933. De benoeming werd vertraagd, omdat Rijkspresident Hindenburg twijfels had. Leidende vertegenwoordigers van het Mechlenburgse ridderschap hadden persoonlijk bezwaar gemaakt. Hildebrandts verwikkeling in de moord van Andreas von Flotow, die blijkbaar tijdens een vluchtpoging werd neergeschoten, was nog niet vergeten. De relatie tussen de Mecklenburgse adel en de Reichsstatthalter bleef verder verstoord.
In 1933 werd Hildebrandt benoemd tot NSDAP-Reichsredner. Hij was een vaardig spreker, die zich meestal zonder notities wist te redden.
Nadat de machtspositie gevestigd was, zette de Hildebrandt in beide Mecklenburgse vrijstaten de vereniging "der beiden Mecklenburgischen Freistaaten" op. Op 13 oktober 1933 richtten de parlementen in beide gemeenten in het Rostockse gemeentehuis de vereniging van Mecklenburg-Schwerin op. Op 1 januari 1934 werd de vereniging van Mecklenburg-Strelitz opgericht. De grote weerstand tegen de vereniging had weinig invloed tegen haar oprichting.
Op 5 december 1933 kreeg Hildebrandt de rang van SS-Oberführer in de SS (Nr. 128.802) en werd hij tweede SS-Standarte (Ehrenführer) in Schwerin. In de SS werd hij op 27 januari 1934 tot Gruppenführer en op 30 januari 1942 werd tot Obergruppenführer gepromoveerd.
In de vroege zomer van 1934 ontkwam Hildebrandt bij een eerste ondersteuningspoging die premier Hugo Engell en Oberst van de Landerpolizei Hans Heideman en andere partijgenoten aan het voorbereiden waren. Zij wilden Hildebrandt beschuldigen van het leiden aan een erfelijke geestesziekte en beweerden dat hij daarom zijn ambt niet meer kon uitoefenen. Als reden hiervoor was het verblijf van Hildebrandts moeder Bertha in een instelling voor geesteszieken en de geestelijke ontwikkelingsstoornis van zijn dochter genoemd. Alleen door het ingrijpen van landsbisschop Walther Schulz, die persoonlijk bij Rudolf Hess ingreep en de opdrachtgever van de Rijkspartijleiding Seidel overleefde hij deze intrige. Voor president Engell eindigde de intrige met het afdwingen van disciplinaire maatregelen van Hildebrandt tegen Hans Heidemann in september 1934. Heimann onderging deze procedures ook.
In september 1935 werd Hildebrandt lid van de Akademie für Deutsches Recht dat door Hans Frank geleid werd. Daarbij werd hij in februari 1936 lid van de Ehrenführerring des Reichsbundes der Kinderreichem die op zijn beurt de mensverachtende NS-erfpolitiek ondersteunde.
Ook met Friedrich Scharf de opvolger van Hugo Engell knoopte Hildebrandt een innig vijandschap. In 1937 vroeg Hildebrandt om de aftreding van de minister van staat. Scharf genoot de bescherming van de Rijkleiding van de NSDAP en de SS-leiding. Na afwijzing van dit verzoek werd Hildebrandt door de leiding van de partij terecht gewezen. Voortaan zou hij te boek staan als "spat… die met iedereen ruzie had".
Op 1 april 1937 moest Hildebrandt aftreden bij de NSDAP-gemeente Lübeck stad en land van de gouwleider Hinrich Lohse (gouw Schleswig-Holstein), omdat Lübeck na bepalingen van de Gross-Hamburgse wet zijn zelfstandigheid verloor. Voortaan was hij alleen nog gouwleider en Reichsstatthalter van Mecklenburg.
Tijdens zijn ambtstijd verrijkte Hildebrandt zich en was hij in het overduidelijke voordeel in zijn omgeving. Hij bezorgde partijgenoten gunstige huisbouwkredieten en gaf hen stukken land op de beste locaties. Hildebrandt kocht in 1938 het 383 hectare grote landgoed Gößlow bei Lübtheen dat als vakantie- en ontspanningsoord zou dienen. Hij kon dit land voor een uiterst goede prijs van 50.000 RM kopen. Dit zorgde voor spanningen bij zijn mede volksgenoten, zoals uit anonieme brieven blijkt: "opgeblazen knecht… onze dure Führer heeft een slechte keuze gemaakt, toen hij hem de opdracht gaf ons leiding te geven. Gaat u toch naar uw eigen goederen die u van het volksvermogen heeft gestolen." De gemeenschappelijk verwikkelde gouwleider was laatste uitgever en bezitter van de publicistische NSDAP-partijorganen van Niederdeutsche Beobachter, Lübecker Beobachter en Stelitzer Beobachter.
Eind augustus 1939 nam hij ook de post van Gaujägermeister over en loste daarmee Martin Kliefoth (1897-1939) af die in de oorlog werd ingezet.
Hildebrandt gebruikte zijn macht ook om euthanasiewetten door te voeren. In april 1941 gaf hij toestemming voor het onteigenen en dwangmatig ontruimen van het diaconessenhuis Lobetal (Lübtheen). De geestelijk gehandicapte kinderen die daar waren ondergebracht werden naar de kinderafdeling Lewenberg in Schwerin gebracht. Daar werden ze later onder leiding van afdelingsarts Alfred Leu gedood. Hildebrandt uitte zich kritisch bij een vergadering op 15 april 1941 in Schwerin: "Lobetal heb ik laten reinigen. Die idioten heb ik daarheen gebracht waar ze horen."
Hildebrandts gewetenloosheid liet zich opnieuw zien in de winter van 1941 en 1942 toen duizenden Russische oorlogsgevangenen in Mecklenburg verhongerden. Hij uitte in een brief aan de NSDAP-Parteikanzlei zijn bezorgdheid over de missende arbeidskrachten. Het probleem zou omzeild kunnen worden, wanneer er op een later tijdstip alsnog genoeg Russen "afgeleverd konden worden". Tijdens de zitting van het Reichsverteidigungsausschusses op 17 maart 1942 was Hildebrandts ongeremdheid opnieuwe zichtbaar, zo zei hij: "… voor de Führer en de zaak van Adolf Hitler volg ik het recht ook wanneer zij over lijken gaat." Aan het einde van 1943 waren er in Mecklenburg 152.148 buitenlandse arbeidskrachten (dwangarbeiders en oorlogsgevangenen), wiens arbeidskracht zonder mededogen werd uitgebuit.
Het ambt van gouwleider was in de Tweede Wereldoorlog met andere ambten verbonden. Zo werd hij in september 1939 tot opdrachtgever van het Reichsverteidigungskommisar in de Wehrkreis II (gouw Mecklenburg) benoemd en kreeg hij ook het ambt van Verteidigungskommiser van de Wehrkreis. Vanaf 19 november 1940 fungeerde hij bovendien ook als Gauwohnungskommissar. Op 6 april 1942 benoemde Fritz Sauckel hem tot opdrachtgever van de Generallbevollmächtigte für den Arbeitseinsatz (GBA) en na herstructurering van de rijksverdedigingsorganisaties werd hij op 16 november 1943 Reichsverteidigungskommisar voor Mecklenburg.
Tegen het einde van de oorlog leidde hij vanaf 25 september 1944 de Duits Volkssturm in zijn gouw. Op 24 februari 1945 trof hij Hitler een laatste keer in de bunker van de Reichskanzlei. Hitler had de gouwleiders bij zich bevolen om hen aan te moedigen te geven en de latere inzet van "wonderwapens" te verkondigen. Hildebrandt was één van de weinige gouwleiders die hierdoor onder de indruk raakte. In de twee weken die daarop volgden zwoor hij voor de bataljon- en compagnieleiders van de Mecklenburger Volksturm in Rostock, Hagenouw en Ludwigslust de wil door te zetten. Van Volkssturm verwachtte hij "onvoorwaardelijke verzetswil" en "fanatieke haat". Nog op 5 april 1945 liet hij de Rostocker Anzeiger (een lokale krant) weten: "wie met op de kleinste manier hint naar een lossere strijdmoraal wordt met vreselijke hardheid behandeld." Een door Hildebrandt opgerichte rechtbank zou alle strafdaden vervolgen die het strijdmoraal en de bereidheid te vechten zouden bedreigen. Hij liet opnieuw zien dat hij tot het einde een mensverachtende politiek van de NSDAP wilde bedrijven. In de laatste weken van de oorlog bekleedde Hildebrandt het ambt van gouwleider waarvan bijna niemand wist dat hij het had aan de Schwerin Gauschule. Hier hield hij zich ook schuil. Zijn laatst gedocumenteerde optreden in zijn functie als gouwleider had hij op 25 april bij een ontmoeten die door Karl Dönitz in Plön bijeen werd geroepen. Hildebrandt vluchtte op 1 mei 1945 voor de aanrukkende Amerikaanse troepen.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!