TracesOfWar heeft uw hulp nodig! Elke euro die u bijdraagt steunt enorm in het voortbestaan van deze website. Ga naar stiwot.nl en doneer!

Bell, Bertie

Dienstnummer:
5435681
Nationaliteit:
Britse

Biografie

Bertie Bell kwam op 26 juni 1931 bij de Britse landmacht in dienst als Private (No. 5435681) in het Duke of Cornwall’s Light Infantry (DCLI) en diende toen 5 of 6 jaar in India voordat hij naar de Landmacht Reserve werd overgeplaatst en ging daarna aan het werk als machinedrijver bij de Royal Ordnance Factory in Enfield.
Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog werd Bell op 3 september 1939 teruggeroepen en ingedeeld bij het DCLI Regimental Depot in Bodmin en na 2 maanden in het depot werd hij overgeplaatst naar Royal West Kent Regiment en ingedeeld bij het 4th Battalion waarna hij in maart 1940 naar de British Expeditionary Force in Frankrijk werd gestuurd en bevorderd tot Corporal. Tijdens de Duitse invasie in Frankrijk en de Lage Landen in mei 1940 trok Bell, die was aangesteld om de taken van een Platoon Sergeant op zich te nemen, zich met zijn bataljon terug en in die periode werd hij samen met 6 anderen van zijn bataljon op 28 mei 1940 gevangen genomen nadat ze een positie hadden ingenomen op de oostelijke oever van het Hazebrouck kanaal en werden het Forêt de Nieppe tussen Hazebrouck en Belleul ingedreven.
Bell was lid geweest van B Company die zich na de gevechten aan het kanaal door het bos had teruggetrokken en een nieuwe positie ingenomen langs een bospad. Bell lag met zijn kleine groep mannen en een korporaal links en ten zuiden van deze nieuwe positie en toen, zoals Bell verklaarde: "zagen we bijna onmiddellijk Duitsers buiten het bos ten zuiden van ons die ons omsingelden. We openden het vuur op ze en stuurden een koerier die bij de sectie rechts van ons hoorde met een bericht naar het bataljonshoofdkwartier. De koerier kwam niet terug en onze kleine actie werd afgebroken. Later, toen bleek dat de rest van onze linie zich had teruggetrokken probeerde ik mijn groep naar achteren terug te trekken door het oostelijke deel van het bos maar we kwamen onder vuur toen we een weg even buiten het bos bereikten. Twee man van de sectie raakten gewond. Het was nu avond en we bereikten een schuur bij een verlaten boerderij net buiten de oostelijke rand van het bos. We waren volledig afgesneden. De mannen in mijn sectie waren Corporal Theroux, en Privates Shilling, Mills, Daniels, Carter en Lancaster, van wie de Privates Daniels en Carter gewond waren."
Bell verklaarde verder: "De volgende morgen vroeg, als ik me goed herinner 28 mei 1940, werden we, toen we nog in de schuur zaten, verrast door een groep van ongeveer 15 Duitsers van een nog grotere groep die buiten stond. We moesten ons overgeven en ons laten ontwapenen. Toen werden we in een rij opgesteld, ik stond ongeveer in het midden. Nadat we ongeveer 5 minuten hadden gewacht kwam er een officier aan en we liepen verder het bos in. Ik had verhalen gehoord van gevangenen die in Noorwegen waren doodgeschoten en vreesde het ergste, zeker omdat we bijna meteen een groep van ongeveer 6 Duitsers tegenkwamen die evenwijdig aan onze looproute tegenover ons lag met hun geweren voor zich alsof ze klaar waren voor actie. Een man van die ploeg sprong op en begon de twee mannen voor me, Privates Daniels en Shilling af te tuigen met de kolf van zijn geweer en bespuugde ze. Toen hij op het punt stond mij aan te vallen was ik hem voor en sloeg hem met mijn vuist in zijn gezicht. Het leek alsof de man me zou neerschieten maar de officier gaf hem een bevel en hij deed niets. Toen we nog een paar stappen verder waren gelopen gaf de officier die met getrokken revolver links van ons liep een bevel waarop de achterste schutter zonder waarschuwing het vuur opende en mijn kameraden neerschoot. Ik was op mijn hoede en liet me ongedeerd op de grond vallen direct nadat ik het eerste schot hoorde. Ik lag vokomen roerloos en hield mijn adem in. Een paar seconden later klonken er 3 pistoolschoten. Ik hoorde de Duitsers toen weglopen. Ik bleef nog een minuut of 5 zo liggen en toen stond ik op en keek naar mijn kameraden. Ik zag dat Private Shilling door een pistoolschot was getroffen dat zijn halve hoofd had weggeblazen. De andere twee schoten schijnen op Private Daniels gericht geweest te zijn want hij lag op zijn rug met zijn gezicht naar de lucht, in beide ogen geschoten. Ze hadden geen menselijke hulp meer nodig. Ik moest maken dat ik wegkwam vanwege naderende Duitsers."
Bell verklaarde verder: "Gedurende die dag verborg ik me in het bos en ik hoorde de Duitsers praten terwijl ze intensief zochten. Gelukkig had ik toevallig een hol ontdekt, overdekt met een boom vol in het blad dat goede dekking bood. De volgende ochtend keerde ik naar de plek terug om te kijken of ik de identificatieplaatjes van de ploeg kon vinden maar de lichamen waren weg. Ik zocht de omgeving van de plek zo goed mogelijk af met het risico Duitsers tegen te komen maar ik kon geen spoor van ze ontdekken. Er liep een greppel aan de oostkant van het bos waar de lichamen waarschijnlijk ingegooid waren maar ik kon dat niet vaststellen. In de avond van de vijfde dag, uitgeput door honger en dorst was ik gedwongen het bos te verlaten om voedsel en onderdak te vinden. Ik besloot om eerst naar een plaats te gaan waar het bataljon had gelegen, Vieux-Berquin ten oosten van het bos maar daar was niemand en ik ontmoette een vrouw die me afraadde verder die kant op te gaan omdat het daar vol zat met Duitsers. Ik besloot terug te keren en te proberen de boerderij aan de noordkant van het bos te vinden waar we ingekwartierd waren geweest. Ik kwam dicht bij een andere boerderij en besloot daarheen te gaan maar ofwel het feit dat ik een handgranaat droeg die ik in het bos had gevonden of dat ik een Brits soldaat in een Brits uniform was deed de boer schrikken en hij weigerde alle hulp. Ik ging toen naar een boerderij 6 of 700 meter verderop naar het oosten en dat was de boerderij waar ik eerder ingekwartierd was geweest. Ze gaven me voedsel en drank maar weigerden me op te nemen. Ik ging toen achterom omdat ik wist dat daar een hooiberg was waarin ik me kon verstoppen en uitrusten. De volgende morgen hoorde ik mensen beneden rondscharrelen en ik ontdekte later dat het een Britse officier was, 2nd Lieutenant R.P.H. Parkinson van het Royal Sussex Regiment met zijn oppasser en een andere man, Private Marsh, beide van hetzelfde regiment. Ik vertelde hen mijn verhaal en Lieutenant Parkinson vertelde mij hoe zijn groep was afgesneden geraakt.
De aanbeveling voor zijn Military Medal luidt als volgt en zet het verhaal voort: Corporal Bell werd op 28 mei 1940 krijgsgevangen gemaakt in het Forêt de Nieppe tussen Hazebrouck en Balleul. Hij en zes anderen werden het bos ingeleid waar de Duitsers het vuur op hen openden. Toen het eerste schot viel deed Bell of hij dood was. Nadat de Duitsers waren vertrokken zag hij dat de anderen dood waren en toen hij de Duitsers hoorde terugkomen ging hij dieper het bos in. Hij bleef 5 dagen in het bos en hield zich in leven met bladeren en een fles rum die hij had gevonden. Toen hij het bos verliet ontmoette hij in een schuur een Britse officier en nog twee manschappen en samen gingen ze op weg naar de kust. Omdat ze in Wissant, ten zuiden van Calais, geen boot konden vinden trokken ze het binnenland in naar het zuiden. Vanuit Frevent, waar ze 5 maanden bleven, bracht een jonge Fransman hen naar Lille; 2 weken later gingen ze per trein naar Vierzon en staken met behulp van spoorwegpersoneel met een goederentrein de demarcatielijn over. Vanuit Châteaurous gingen ze per trein naar Marseille waar ze op 29 november 1940 aankwamen. Corporal Bell werd ongeveer een maand lang gevangen gehouden in St. Hippolyte en daarna, na 2 weken ondergedoken geweest in Marseille stak hij met een groep van 12 man over naar Spanje. Ze bereikten op 25 februari 1941 het Britse consulaat in Barcelona. Corporal Bell werd gearresteerd en 2 maanden gevangen gezet maar werd vrijgelaten om te worden gerepatrieërd en bereikte Gibraltar op 21 april 1941.
Voor zijn geslaagde ontsnapping en het ontsnappen aan arrestatie werd Bell vervolgens onderscheiden met de Military Medal, gepubliceerd in de London Gazette van 29 september 1942.
Bell’s oorspronkelijke verhaal over het overleven van de massamoord werd op 13 september 1943 opgenomen in een beëdigde verklaring ten overstaan van een notaris en de massamoord zelf werd een zaak voor de Judge Advocate General in oktober 1946 toen de massamoord die Bell overleefde bij twee andere werd gevoegd: de beruchte moord op de 90 tot 100 Britse soldaten van het Royal Norfolk Regiment bij Le Paradis en die op de 70 tot 80 Britse soldaten bij Wormhoudt die allen in mei 1940 door de SS waren vermoord.
Wat de andere 6 mannen betreft die in het Forêt de Nieppe werden vermoord; hun lichamen werden door bewoners van het dorp Vieux-Berquin ontdekt die hun soldijboeken en persoonlijke papieren meenamen en overdroegen aan het stadsbestuur van Vieux-Berquin dat ze later overdroeg aan de Britse autoriteiten. De stoffelijke resten werden later begravern op de Britse begraafplaats bij Dudenarde en op de Britse begraafplaats Nieppe-Bois, Vieux-Berquin. De Commonwealth War Graves Commission deed later grondig onderzoek naar de misdaad waarbij het 1. Battalion, SS-Regiment Der Führer in het bijzonder werd verdacht, net als de SS-Verfügungs-Divisionen en het SS-Regiment Germania die eind mei 1940 allemaal in het Forêt de Nieppe gelegerd waren.
Bell deed vervolgens dienst in noordwest Europa en keerde na de oorlog terug als machinedrijver bij de Royal Ordnance Factory in Enfield. Hij werd nog onderscheiden met de Imperial Service Medal voor zijn diensten voor het Ministry of Defence als Examiner 3rd Grade, zoals gepubliceerd in de London Gazette van 3 april 1973.

Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!

Periode:
Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
Rang:
Corporal (Korporaal)
Eenheid:
4th Battalion Queen's Own Royal West Kent Regiment, 132nd Infantry Brigade, 44th (Home Counties) Infantry Division, British Army
Toegekend op:
29 september 1942
"Corporal Bell werd op 28 mei 1940 in het Forest de Nieppe tussen Hazebrouck en Balleul gevangen genomen. Hij werd samen met zes anderen het bos ingetrokken en vervolgens door de Duitsers neergeschoten. Toen het eerste schot werd afgevuurd deed korporaal Bell alsof hij dood was. Nadat de Duitsers waren vertrokken, merkte hij dat de anderen dood waren en toen hij de Duitsers hoorde terugkeren vluchtte hij dieper het bos in. Hij bleef vijf dagen in het bos en werd levend gehouden op bladeren en een fles rum die hij had gevonden. Bij het verlaten van het bos ontmoette hij een Britse officier en twee andere rangen in een schuur en samen vertrokken ze naar de kust. Bij het ontbreken van een boot in Wissant, ten zuiden van Calais, keerden ze het binnenland en zuidwaards. Vanaf Frevent, waar ze vijf maanden verbleven, bracht een jonge Fransman hen naar Lille, en twee weken later gingen ze met de passagierstrein naar Vierzon en staken met hulp van spoorambtenaren de grens over op een goederentrein. Vanaf Chateaurous gingen ze met de trein naar Marseille, waar ze op 29 november 1940 aankwamen. Corporal Bell werd ongeveer een maand geïnterneerd in St Hippolyte en wist vervolgens, na zich twee weken te hebben verstopt in Marseille, met een groep van twaalf naar Spanje over te steken. Ze bereikten het Britse consulaat in Barcelona op 25 februari 1941, korporaal Bell werd gearresteerd en voor twee maanden gevangengezet, maar werd vrijgelaten voor repatriëring en bereikte Gibraltar op 21 april 1941."

WO 373/61/990
Military Medal (MM)

Bronnen

Foto