Woonde in Ede. Zoon van Johannes Martinus Hubertus Jansen (27 februari 1851 Zwolle) en Henriëtte Maria Elisabeth Beckering (overleden op 27 februari 1924 op 67-jarige leeftijd in Utrecht). Trouwde op 4 november 1913 in Ewijk met Anna Maria Catharina van Bouwdijk Bastiaanse (17 augustus 1883 Bemmel). Kolonel buiten dienst. Rooms-Katholiek. Lid verzet. In oktober 1940 werd op de Veluwe een gewestelijke afdeling van de Ordedienst opgericht met de Apeldoornse kolonel R. Boomsma als gewestelijk commandant en Jansen als zijn plaatsvervanger. Op 15 mei 1942 is hij als (oud-)beroepsmilitair in krijgsgevangenschap teruggevoerd. Door ziekte was hij na een maand weer thuis, waar hij direct met zijn verzetsactiviteiten doorging. Op 28 augustus 1942 werd hij echter in het huis van zijn schoonmoeder in Warnsveld gearresteerd. Achtereenvolgens zat hij gevangen in de Scheveningse gevangenis (Oranjehotel), Kamp Amersfoort, concentratiekamp Vught en de gevangenis in Haaren. Op 23 oktober 1943 is Jansen op transport gesteld naar het concentratiekamp Natzweiler in Elzas-Lotharingen. Binnen twee weken overleed hij als gevolg van mishandeling. Hij werd van een hoge buitentrap van beton geschopt, omdat hij door zijn leeftijd en ontberingen niet snel genoeg liep (1*). Jansen had een ernstige hoofdwond en waarschijnlijk een hersenschudding. Enkele dagen later bezweek hij aan zijn verwondingen. Postuum is hem het Verzetsherdenkingskruis toegekend. Zijn naam wordt vermeld op het Mausoleum op de Paasberg in Ede.
(1*) In haar boek over het concentratiekamp in Natzweiler schrijft Hinke Piersma dat Jansen door kapo Willy Heimig werd getrapt. Medegedetineerde Nico Wijnen – in Den Haag actief in de communistische Vonkgroep – weersprak later volgens de historica dat Heimig de boosdoener was geweest.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!