Abraham Kaper kwam in 1913 bij de Amsterdamse Politie en klom op tot rechercheur. Vanaf 1933 was hij brigadier-rechercheur bij de Zedenpolitie. In februari 1941werd hij lid van de NSB en vanaf 1942 werd hij ingezet bij het Bureau Joodse Zaken in Amsterdam. Dit bureau hield zich grotendeels bezig met het arresteren en verhoren van ondergedoken Joden. Kaper heeft meegeholpen aan de arrestatie van meer dan 15.000 Joden. Hij was daarbij zeer grof en hardhandig, ook tegen kinderen. Hij verhoorde gevangenen in ijskoud water en kreeg daardoor de bijnaam van "Badmeester".
Na Dolle Dinsdag werd Kaper, samen met tien van zijn mannen gedetacheerd in Groningen. Zijn team had als taak het referaat van Lehnhoff te versterken. De nieuwkomers konden door hun opsporingstechnieken en onbekende gezichten veel arrestaties verrichten. Kaper had een verleden als godsdienstleraar en ouderling. Behalve mishandeling paste hij ook geestelijke terreur toe. Hij schreeuwde bijbelteksten naar zijn slachtoffers zoals "uw vader kastijdt u uit liefde". Samen met Sleijfer heeft hij vele gevangenen bijna verdronken in ijskoud water.
(Bron: Oorlogs- en Verzets Centrum Groningen).
Op 11 oktober 1948 werd de doodstraf tegen Kaper geëist. Deze werd ook opgelegd. Het beroep op cassatie werd op 31 maart 1949 verworpen. Koningin Juliana weigerde het gratieverzoek te ondertekenen.
Zijn graf is in eigendom bij de Staat der Nederlanden en is nooit geruimd.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!