- Periode:
- Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
- Rang:
- Lieutenant (1e Luitenant)
- Eenheid:
- Headquarters 15 Scottish Division
Aanbeveling:
Lt. Wirth van de Koninklijke Nederlandse Landmacht was gedurende de campagne in noordwest Europa toegevoegd aan 15 (S) Inf Division en voerde een aantal dappere acties uit. Toen hij op 10 juli 1944 was toegevoegd aan 9 Cameronians ging hij onder intensief vuur met de voorste eenheden het dorp Eterville binnen terwijl er nog veel vijanden in de boomgaarden en in de huizen zaten. In het volle zicht van de vijand ging hij in een belangrijk vijandelijk hoofdkwartier naar binnen en maakte veel belangrijke documenten buit, waaronder hun troepenopstelling. Op 30 juli 1944 bij Caumont kwam hij ver voor het Bn Tac Hq uit Sept Vents binnen en was in een positie van waaruit hij de bevelvoerend officier zeer waardevolle informatie kon verstrekken over de positie van de vijand en onze eigen troepen.
In november 1944 was hij gedetacheerd bij het HQ 46 (H) Inf Bde dat de linie tegenover Blerick bezette. Er werd aangenomen dat de verdedigingslinie altijd bij daglicht door de vijand werd bezet maar Lt. Wirth bereikte zelf de vijandelijke linie terwijl hij Nederlandse agenten achter de vijandelijke linie stuurde om informatie te verzamelen.
Gedurende de laatste zes maanden van de campagne was Lt. Wirth gedetacheerd bij het HQ 15 (S) Inf Division als hoogste Nederlandse verbindingsofficier. Gedurende deze periode toonde hij bij zijn optreden groot enthousiasme en hard werk. Hij was onvermoeibaar in zijn pogingen informatie te krijgen die van waarde was voor de ondervraging door de Britten van krijgsgevangen, het verzamelen van buitgemaakte vijandelijke documenten en door contacten te onderhouden met Franse, Belgische en Nederlandse ondergrondse bewegingen. De behaalde resultaten, vaak met groot persoonlijk gevaar, waren van grote waarde voor de Geallieerde zaak.
Britse Koninklijke goedkeuring d.d. 28 November 1945
Verlof verleend tot het aannemen en dragen bij Koninklijk Besluit no. ? van 20 maart 1946
WO 373/155/480