- Periode:
- Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
- Rang:
- Kapitän zur See (Kapitein-ter-zee)
- Eenheid:
- 2. Sicherungs-Division
- Toegekend op:
- 15 november 1941
Het volgende rapport werd geschreven door Friedrich Ruge na de dood van Weniger en vermeldt zijn prestaties tijdens de oorlog waaronder de actie die leidde tot de toekenning van zijn Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes
Kapitän zur See Weniger begon zijn oorlogsloopbaan als commandant van het 1. Minensuchflotille. Hij escorteerde het slagschip Schleswig Holstein dat optrad tegen verwachte acties van de Poolse marine bij Danzig. Het flotille mijnenvegers was onder zijn energieke leiding een belangrijk instrument in de snelle en succesvolle beëindiging van de marine acties tegen Polen.
Na het vertrek van de Duitse destroyers uit het gebied was zijn flotille de enige Duitse eenheid die beschikbaar was voor de blokkade tegen Polen. De eenheid nam deel aan talloze artilleriegevechten voor de kust van Hela en in de baai van Danzig, voerde verstorende acties uit tegen belangrijke oorlogskonvooien naar Polen en bracht verscheidene Poolse duikboten tot zinken.
Weniger bewees zich tijdens deze gevechten als een meedogenloos frontlijncommandant die het beste uit zijn troepen haalde.
Op 9 december 1939 werd Weniger aangesteld als 1ster Admiralstabsoffizier, later als chef staf van de B.S.N. Hier bewees hij ook zijn waarde in de leiding over Duitse marine eenheden op de Noordzee.
Aan het begin van de campagne in het westen werd Weniger aangesteld om de situatie van havens en mijnen te onderzoeken en ook de mogelijkheid om R boten via kanaalroutes naar het gebied te transporteren. Zijn taak bestond vervolgens uit het formeren van nieuwe mijnenveegeenheden met buitgemaakte vijandelijke schepen. Weniger was vaak de eerste officier die in pas veroverde havens aankwam en kon diverse keren vluchtende vijandelijke schepen onderscheppen.
Hij was de man die de verovering van de Britse Kanaaleilanden door Duitse marine eenheden voorbereidde.
Het is aan hem te danken dat het 2. R-Flotille erin slaagde op een heldere dag door de Straat van Dover te breken, de eerste Duitse schepen die dat deden.
Hij onderscheidde zich bij het veilig stellen van grote hoeveelheden oorlogsmateriaal van de vijand en bij het verkrijgen van belangrijke informatie betreffende vijandelijke mijnenvelden.
Met schaarse middelen hield hij toezicht op de formatie van 2. F.d.M. en werd benoemd tot commandant ervan. Hij zag toe op de voortdurende uitbreiding en de latere conversie naar de 2. Sicherungs-Division. Daarmee werd hij de leider van een sleutelformatie op een heel belangrijk terrein van maritieme operaties op het westelijk strijdtoneel, in het bijzonder voor de kust van Vlaanderen en in de Straat van Dover.
Het was voor eeen groot deel aan zijn leiding te danken dat het 36. en 38. Minuensuchflotille in een verrassend korte tijd werden klaargestoomd voor de strijd. Zijn doel was de barriëre van zeemijnen in het Engelse Kanaal te ruimen als voorbereiding op een Duitse invasie van het eiland. Als gevolg van zijn grondige kennis op het gebied van zeemijnen kon Het Kanaal al gauw vrij van mijnen worden verklaard en zo kon aan de eerste belangrijke voorwaarde voor een landing worden voldaan.
Zijn verkenningen brachten hem diverse malen tot vlak onder de Engelse kust. Hij was altijd gedreven om zelf het gevoel te krijgen over het Duitse ruimen van mijnen en andere operaties en ook om de formaties onder zijn bevel aan te moedigen met zijn aanwezigheid op het strijdtoneel.
In juli 1940 leidde hij de slag in het Engelse Kanaal tussen het 4. R-Flotille en Engelse destroyers vanuit zijn commandopost. Hij voerde met zijn mijnenvegers 's nacht ook storende missies uit tussen Dover en Calais.
Vanaf februari 1941 veranderde zijn hoofdtaak in het beschermen van Duitse kustkonvooien door het leggen van zeemijnen en bescherming tegen aanvallen door Geallieerde vliegtuigen torpedoboten en onderzeeboten. Hij streefde voortdurend naar het vinden van nieuwe methoden voor het verzekeren van een veilige doorvaart voor belangrijke transportschepen en oorlogsschepen door het Engelse Kanaal. Vanwege de felheid van de gevechten en het luchtoverwicht van de vijand werd het uiterste van zijn deskundigheid geëist en zijn inspanningen bleken grotendeels succesvol. Op een uitzondering na konden alle konvooien onder bescherming van de 2. Sicheringsdivision ongehinderd passeren. Van juni 1940 tot september 1941 vernietigden zijn eenheden 61 vliegtuigen en 8 torpedojagers. Het gevolg was een gerechtvaardigde trots aan de kant van Weniger en de formaties van de 2. Sicherungsdivision.
De OBW schreef in zijn brief van 2.10.1941 dat de B.S.W. eeenheden veel erkenning verdienen voor hun toewijding. Deze eer betrof voornamelijk de eenheden van de 2. Sicherungsdivision die de grootste last van de strijd hadden getorst. Hun verliezen waren in de afgelopen maanden aanzienlijk gestegen naarmate de vijand sterker werd. Niettemin bleven de strijdlust van de mannen en de defensive successen tijdens luchtgevechten gelijk. Elke soldaat binnen de divisie wist dat zijn commandant zich meedogenloos inzette voor zijn taken en dat hij persoonlijk aanwezig was in de frontlinie.
Bij het vervullen van zijn taak en toegewijd aan de mannen van de 2. Sicheriungsdivision sneuvelde Weniger op 1.10.1941 tijdens een luchtaanval terwijl hij vanaf de voorste boot van een R-Flotille het bevel voerde. De vijand had een nieuw mijnenveld in Het Kanaal gelegd waardoor de operationele vrijheid bedreigd en de konvooiroute langs de Franse kust geblokkeerd werd. Als zodanig was het vegen van deze mijnen van cruciaal belang voor de oorlogvoering in het westen. Ten einde deze mijnen snel te vegen werd als reactie op de toegenomen mogelijkheden van de Engelsen een nieuwe benadering toegepast; dat betekende echter dat de Duitse schepen op de open oceaan moesten opereren onder toenemende dreiging van aanvallen. Teneinde het succes van zijn verzwakte troepen te verzekeren, besloot Weniger de operaties persoonlijk vanaf de frontlinie te leiden. In de loop van de operatie werden de Duitse schepen herhaaldelijk aangevallen door vijandelijke duikbommenwerpers waarvan er 2 werden neergeschoten. De Duitse verliezen bedroegen 3 zwaar beschadigde R-boten en 3 iets lichter beschadigde. Het schip van Weniger was onder de getroffen schepen. Behalve hem, de flotilleleider werden zijn adjudant, een commandant, 2 kadettten en 5 matrozen ook gedood. 20 mannen raakten ernstig gewond en 16 licht. Het flotille leed een verlies van 43%.
Door zijn leiding haalde Weniger het beste uit de aan hem ondergeschikte schepen naar boven. Ondanks de verliezen slaagden de Duitsers erin de konvooiroutes te heropenen en de mijnenvelden te ruimen ondanks intensieve Britse pogingen om in te grijpen.
Weniger's acties, een voorbeeld van bemoedigend leiderschap en bewuste opoffering, waren uitzonder heldhaftige daden van cruciaal belang. Weniger ontving het Eisernes Kreuz II op 16.9.1939 en het EK I op 21.5.1940.