Aloysius Becker werd in 1919 geboren als de zoon van Johannes en Regina (geb. Schauerte) Becker. Zijn vader was houthakker en Aloysius volgde in zijn voetsporen. In november 1938 werd hij echter voor de Reichsarbeitsdienst opgeroepen en diende vier maanden als Arbeitsmann; hij werd in 1939 vervroegd ontslagen omdat hij naar de Luftwaffe ging.
Na zijn opleiding aan diverse vlieg- en bommenwerperscholen van de Luftwaffe werd hij in juni 1941 eindelijk bij zijn permanente onderdeel geplaatst: 9./Sturzkampfgeschwader 77 dat was uitgerust met de Junkers Ju 87 duikbommenwerper. Binnen enkele maanden was Becker al diverse malen onderscheiden en hij werd in december 1942 bevorderd tot Unteroffizier. Het volgende jaar werd zijn eenheid naar de Middellandse Zee overgeplaatst en hij kwam in april 1943 enkele weken in actie boven Italië maar hij ging de maand erna terug naar het Oostfront..
Daar was Sturzkampfgeschwader 77 onder andere betrokken bij Operatie Citadel, het ondersteunen van de laatste Duitse aanvallen in het zuiden rond Koersk. In augustus 1943, nadat hij bijna een jaar bij 9.Staffel van Sturzkampfgeschwader 77 had gediend, werd Unteroffizier Becker overgeplaatst naar de stafcompagnie van hetzelfde squadron waar hij tot januari 1944 bleef, nadat hij 253 missies als piloot had voltooid.
Eind januari 1944 diende Becker bij Nachtschlaggruppe 7 in 3. en 1. Staffel dat was uitgerust met verouderde vliegtuigen als de Henschel Hs 126, de Dornier Do 17 en de Heinkel He 46. Het belangrijkste operatiegebied van dit squadron was Kroatië waar nachtvluchten werden gemaakt tegen de partizanen van Josip Tito. Eind 1944, nadat hij net was bevorderd tot Feldwebel, werd Aloysius Becker bij Jagdgeschwader 26 geplaatst dat zich een gevreesde reputatie bij Geallieerde bemanningen verwierf, de Geallieerden beschouwden hen zelfs als speciaal geselecteerde groep azen van de Luftwaffe.
Op 27 september 1944 werd zijn Staffel uitgestuurd op een missie boven de vijandelijke linies aan de Duits-Nederlandse grens en raakte in fel gevecht met Britse Spitfires. Unteroffizier(?) Becker raakte in zijn Focke Wulf Fw 190 A-8 (Werknr. 175127, roepnaam Weisse 13) in gevecht met een van de Britse jagers. Boven Emmerich werd zijn toestel geraakt en Becker moest eruit springen maar slaagde er niet in zijn parachute te trekken. Als gevolg werd hij door de staart van zijn eigen toestel geraakt en hij viel bewusteloos naar beneden. Hij was onmiddellijk dood.
Aloysoius Becker, 25 jaar oud, werd op 5 oktober 1944 met militaire eer begraven op het Kommunalfriedhof in Emmerich (Vak G, graf 17) waar hij nu nog ligt. Behalve zijn ouders overleefde zijn vrouw hem ook met wie hij in mei 1942 was getrouwd.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!