- Periode:
- Tweede Wereldoorlog (1939-1945)
- Rang:
- Adjudant-onderofficier der Mariniers
- Toegekend op:
- 11 november 1950
Heeft zich gedurende de Japanse bezetting bijzonder onderscheiden door daden van geestkracht, karaktervastheid en gemeenschapszin.
In het zeer bewogen eerste halfjaar der krijgsgevangenschap was het marinepersoneel losgeslagen, ongedisciplineerd en onmilitair. Onmiddellijk in deze periode reeds trad de adjudant Bartholomeus op de voorgrond als commandant van een barak Marinepersoneel, dat hij zonder een zweem van wankelmoedigheid onder appel hield. Hij herstelde en handhaafde de discipline en bracht het personeel terug tot de normale, behoorlijke militaire opvattingen.
Gedurende de verdere bezettingstijd werd nimmer tevergeefs op hem een beroep gedaan voor de vervulling van de verantwoordelijke gezagsbaantjes zoals barakcommandant, werkploegcommandant, kamppolitiecommandant enz. Deze gezagsbaantjes waren de riskante betrekkingen, omdat de commandant steeds de man was die voor elk vergrijp of elke fout in de ogen van de vijand verantwoordelijk gesteld werd.
Bartholomeus heeft door zijn houding en zijn optreden zeer velen die in de loop dier tijden zijn leiding toevertrouwd waren voor veel ellende behoed, omdat deze houding en dit optreden, benevens zijn krachtige persoonlijkheid een soort natuurlijke bescherming en afweer vormden voor zijn onderhebbenden tegenover de ongure activiteiten van de vijand. De vijand werd door zijn houding geimponeerd. Voor zijn omgeving was hij dan ook een onder die omstandigheden onschatbare, morele steun; hij liet nimmer de moed zakken en hield in zijn omgeving er stevig de moed in."
KB nr 21