Frans Gerard Marie Joseph Coehorst woonde aan de Hertog Reinoudsingel 127 te Venlo. Hij was een zoon (de vijfde van twaalf kinderen) van Petrus Gerardus Josephus Coehorst (3 december 1889 Venlo - 7 april 1961 Venlo) en Johanna Maria Elisa Peters (12 augustus 1894 Venlo - 10 september 1971 Eindhoven). Frans Coehorst was ongehuwd en Student aan het Sint-Thomascollege. Zijn geloof was Rooms-Katholiek en hij was lid van het verzet en behoorde tot de LO-Limburg.
Het Grote Gebod noemt als schuilnaam Frans, Cammaert vermeldt Van Aken. Na zijn eindexamen gymnasium ging hij aan de slag als koerier en secretaris van provinciaal LO-leider Johannes Hendrikx (2 februari 1917 Venlo - 3 mei 1945 Oranienburg/Sachsenhausen), drager van het Verzetskruis), die bekend stond onder de verzetsnaam Ambrosius. Volgens een In Memoriam in De Zwerver, het naoorlogse weekblad van de LO/LKP, had hij 'een gevaarvolle en zware taak. Dag in, dag uit, heeft hij zich uitgesloofd voor zijn medeburgers. Reizen door het hele land met gevaarlijke bagage heeft hij ondernomen.'
Op 29 februari 1944 was Frans een van de dertig personen die door de Sipo werden aangehouden. Eerder die maand was onderduiker J.H. Scheeres opgepakt, die een briefje van het Venlose duikhoofd bij zich had en die, zo werd verondersteld, meer van de illegale organisatie moest weten. SD-medewerker Nitsch (Richard Heinrich George George Nitsch (1 november 1908 Todtglüsingen, Duitsland), in Maastricht door het Bijzonder Gerechtshof Den Bosch tot een levenslange gevangenisstraf veroordeeld, uitspraak door Bijzondere Raad van Cassatie bevestigd, op 5 april 1960 over grens gezet naar Duitsland) wist de arrestant vervolgens namen te ontfutselen.
De Duitsers poogden Coehorst na zijn arrestatie aan het praten te krijgen door hem vier dagen aan de polsen op te hangen en hem al die tijd geen eten en drinken te geven. Een poging van het verzet om hem begin april 1944 uit de Maastrichtse gevangenis te bevrijden ging niet door, omdat Coehorst en andere gedetineerden op 7 april 1944 naar Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort (Coehorst kreeg nummer 9846) waren overgebracht. Uiteindelijk kwam hij op 21 september 1944 in Flossenbürg terecht waar hij in een autofabriek moest werken. Door de martelingen in Maastricht en mogelijk ook latere mishandelingen was zijn lichamelijke conditie zo aangetast, dat hij begin november 1944 in een ziekenhuis in Zwickau totaal uitgeput bezweek. Hij werd te Zwickau begraven in een onbekend graf.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!