Woonde in Apeldoorn, Molenstraat 11. Zoon van bediende brandstoffenhandel/expediteur Johannes Matthijs van der Meer (5 maart 1882 Leiden) en Wilhelmina Maria Verbij (25 februari 1883 Rotterdam – 1 september 1960 Rotterdam). Gehuwd met Johanna Maria Bouw. Eigenaar transportbedrijf. Rooms-Katholiek. Lid verzet behorend tot KP-Apeldoorn. Hij nam deel aan wapendroppings op veld Yew bij het gehucht Gerwen nabij Putten, vervoerde daarna de wapens naar drie centrale opslagplaatsen in Apeldoorn en zorgde ervoor dat ze verder werden gedistribueerd. Begin januari 1945 hielp de KP de NSB van 400 liter olie af. De brandstof werd naar Van der Meers bedrijf in de Molenstraat gebracht. Op 15 januari volgde zijn arrestatie, die volgens Berends waarschijnlijk het gevolg was van verraad in de olieaffaire (1*). De Apeldoorner heeft vastgezeten in de Koning Willem III-kazerne in zijn woonplaats, waar hij zwaar is mishandeld, en vervolgens in De Kruisberg te Doetinchem. Van der Meer werd gefusilleerd als represaille voor de zogenaamde aanslag op Höherer SS- und Polizeiführer Hanns Albin Rauter in de nacht van 6 op 7 maart 1945 in de buurtschap Woeste Hoeve. Zijn naam is in de glazen gedenkplaat van het monument bij Woeste Hoeve gegraveerd. Postuum kreeg hij het Kruis van Verdienste.
(1*) Onduidelijk is, of zijn arrestatie te maken had met de inval die de SD vijf dagen eerder had gedaan in het zendstation van de KP in de Nijverheidstraat in Apeldoorn. De overval resulteerde in een flink aantal arrestaties.
In eerste instantie is Van der Meer begraven in een massagraf op Begraafplaats Heidehof in Ugchelen (Apeldoorn). Op 7 mei 1945 werd hij herbegraven op de Rooms-Katholieke Begraafplaats aan de Arnhemseweg in Apeldoorn. Later is zijn stoffelijk overschot overgebracht naar het Nationaal Ereveld van de Oorlogsgravenstichting in Loenen, vak A, grafnummer 1054.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!