Woonde in Tijnje. Zoon van Harmen Watzema (4 februari 1880 Oldeboorn - 19 januari 1969 Joure) en Fenna Reiding (16 maart 1888 Akkrum -. 16 februari 1955 Oldeboorn). Huwde met Fokje Kramer. Veehouder. Doopsgezind. In de middag van 3 juni 1944 klopten vier mannen, onder wie de SD-medewerker en medisch student Jan Valkenburg (31 januari 1922 Leiden), bij Watzema aan voor onderdak voor één nacht. De volgende dag zouden ze een poging doen voor het vinden van een vast onderduikadres. In verband met gebrek aan slaapruimte konden maar twee mannen, beiden stad-Groningers, blijven. De twee anderen, een brugwachter uit Groningen en Valkenburg, vertrokken naar Ulesprong, waar ze een slaapadres vonden. In de avond verdween Valkenburg naar de SD in Groningen om deze op de hoogte te brengen van beide adressen. Na zijn plotselinge vertrek kreeg de brugwachter argwaan en ging er vandoor. Een andere SD-handlanger, de medisch student Jan Ale Visser (22 april 1918 Groningen - 14 september 1972 Voorburg), had het viertal vanaf het begin gevolgd en daarna de boerderij van Watzema in de gaten gehouden. 's Nachts om drie uur verscheen de SD met zeven man in een overvalwagen bij Watzema. Ze sloegen ramen van het woongedeekte stuk, stapten naar binnen, doorzochten de boerderij en arresteerden de beide Groninger onderduikers. Watzema werd meegenomen en zwaar mishandeld. Met een fietspomp is zijn kaak kapotgeslagen. Toen ze geen bevredigend antwoord van hem over de onderduikers kregen, is hij met een schot in het hoofd geliquideerd. Zijn vrouw en de beide arrestanten werden overgebracht naar de Leeuwarder gevangenis. Vier dagen later kwam mevrouw Watzema weer vrij, waardoor ze de begrafenis van haar man nog kon meemaken. De Duitsers bleken ook nog een geldkistje met inhoud te hebben meegenomen. In Tijnje is een straat naar hem vernoemd. Op zijn graf staat de toorts van de Stichting Friesland 1940-1945.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!