Woonde in Echten, (gemeente Lemsterland, nu gemeente De Fryske Marren). Zoon van schoolschoonmaker Jelte Koopman (12 juli 1879 Munnekeburen, gemeente Weststellingwerf - 19 april 1959 Echten, Fr.) en Aaltje (Sippes) Hoogeboom (5 augustus 1875 Luinjeberd, gemeente Aengwirden - 7 juli 1939 Echten). Huwde op 13 juli 1939 in Lemsterland met Trijntje Hof (20 juli 1909 Echten - 12 januari 1998 Noardburgum). Kinderen: Jelte, Pietje en Klaas. Houtbewerker/meubelmaker. Gereformeerd.
Lid verzet behorend tot de LO-Lemsterland en sectiecommandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten. Hij hield zich bezig met de verdeling van door de Geallieerden gedropte wapens en wapeninstructie aan leden van de KP. Bij een inval in zijn woning door de SD op 19 februari 1945 is hij gearresteerd. Men zocht naar wapens, maar die werden niet gevonden. Zelf werd hij overgebracht naar het SD-bolwerk Crackstate in Heerenveen. Sommige bronnen spreken van ernstige mishandeling, maar Frank Hemkes, aan de hand van getuigenissen, spreekt dit tegen. Geen van zijn celgenoten hebben iets over mishandeling gezegd.
Als represaille voor het doden van de Duitse Oberwachtmeister Paul Platt (1*) en de Nederlandse SS-Unterwachtmeister Foppe Kootstra (2*) op 15 maart 1945 bij Doniaga is hij met negen anderen op het erf van de familie Schotanus gefusilleerd. De boerderij van Schotanus is in brand gestoken. In Lemmer is de Albert Koopmanstraat naar de verzetsstrijder vernoemd. De naam van Koopman staat op het herdenkingsmonument in Sint Nicolaasga.
(1*) Paul Platt (28 juni 1910).
(2*) Foppe Kootstra (15 februari 1919 Emmen).
Op 11 mei 1945 begraven op de Hervormde Begraafplaats in Echten. Herbegraven op 28 november 1980 op verzoek van weduwe Koopman-Hof op het Nationaal Ereveld van de Oorlogsgravenstichting in Loenen, B 323.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!