Berend Julius was woonachtig in Veenwouden (nu: Feanwâlden). Hij werd op 29 juni 1884 geboren als zoon van boerenknecht/spoorwegwerker/brugwachter Siefko Julius (30 juli 1853 Oudedijk, gemeente Beerta - 27 september 1931 Sappemeer) en Trijntje Theils (15 juni 1849 Bellingwolde - 10 mei 1926 Sappemeer). In de geboorteakte van Berend Julius werden de namen van zijn vader en moeder vermeld als Siefke Julius en Trientje Luppe Theils. Hij huwde op 7 mei 1910 met Jantina Doedens (11 augustus 1885 Gasselte - 9 november 1969 Enkhuizen). Het echtpaar had twee dochters en twee zonen: Trientje, Jan, Siefko en Johanna. Zijn beroep was Stationschef. Mevrouw Julius vestigde zich later op het adres Kerkstraat 1 in Enkhuizen. Op 5 september 1944 - Dolle Dinsdag - spraken Duitsers in de omgeving van het spoorwegstation in Veenwouden over een snel vertrek uit Nederland, waarop Julius antwoordde: 'Dan laat ik de trein niet vertrekken.' Dit zei hij in aanwezigheid van de opperwachtmeester van de politie Johannes Prins (17 september 1901 Dokkum). De Duitse Wehrmacht Gefreiter Franz Nitscher, die het eveneens had gehoord, gaf de uitspraak door aan de garnizoenscommandant. Nitscher was overigens helemaal geen Nazi-aanhanger. De spoorwegman en de Duitser konden goed met elkaar overweg. In de nacht van 9 op 10 september 1944 werden Julius en Prins gearresteerd en overgebracht naar Leeuwarden. De NSB-groepscommandant Mient van der Sluis uit Dantumawoude (nu: Damwâld) deed nog een poging om zijn collega Prins en ook Julius vrij te krijgen. Julius is zwaar mishandeld. Ruim een week later werden beide mannen samen Cornelis Gaastra (14 augustus 1913 Sneek) als represaille gefusilleerd. Het verzet had op 18 september 1944 ter hoogte van Sint Nicolaasga de tram naar Lemmer laten stoppen. De regering in ballingschap in Londen had de vorige dag de algemene trein- en tramstaking afgekondigd. Julius was de eerste spoorwegmedewerker, die als gevolg van de staking de dood vond. Als afschrikwekkend voorbeeld bleven de lichamen langdurig op de fusilladeplek liggen. De in Noord-Holland woonachtige kinderen van Julius hebben met een ambulance van het Rode Kruis zijn stoffelijk overschot meegekregen voor de begrafenis in Leeuwarden. Zijn naam staat op het monument bij het Talmahuis in Feanwâlden, de plaquette op het NS-station te Feanwâlden en de gedenkplaat in het plantsoen bij het Rooms-Katholieke bejaardencentrum in Sint Nicolaasga. In Feanwâlden is een straat naar hem vernoemd.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!