Woonde te Amsterdam, Albrecht Dürerkade 31hs. Zoon van Theodorus Dobbe en Maria Sophia Smit. Huwde met Apollonia Maria Lucia Kooreman, die op 11 januari 1890 op 89-jarige leeftijd in Amsterdam overleed. Het echtpaar had twee kinderen. Vertegenwoordiger Nederlandse Linoleumfabriek in Krommenie. Rooms-Katholiek. Dobbe behoorde tot de topleiding van de Landelijke Knokploegen en de Generale Staf III (GS-III), een Nederlandse Inlichtingendienst met als doel het verzamelen van militaire gegevens over diverse Europese landen. Eigenlijk was hij één van de leidende figuren binnen het Nederlandse verzet gedurende de Tweede Wereldoorlog. Steeds opereerde de Amsterdammer onder diverse schuilnamen, zoals Theo, Oom (Ome) Jan, Hans van Dijk. Hendriksz, Anthonie en mr J. W. van Hoog(h)straten. Dobbe stond bekend als een onverschrokken geboren leider. ,,Hij had gemakkelijk generaal kunnen zijn". Vanwege zijn moed en felle anti-nazi activiteiten werd hij door de Duitsers gevreesd. Verder deed hij mee aan sabotage, liquidaties, huisvesting van joden en geallieerde piloten, vervalsing van belangrijke documenten en overvallen. Een opmerkelijke actie vond plaats op 12 mei 1941. Die dag stopte hij enkele slagpatronen met nitroglycerine en pycrinezuur tussen zandzakken. Die werden tussen zandzakken die voor een kelderraam van een SS-kwartier aan de Amsterdamse Bernhard Zweersstraat lagen geplaatst. Na de lont te hebben aangestoken rende hij weg en hoorde korte tijd later een hevige knal. Het gebouw waarin hoofdzakelijk van joden geconsfisceerde spullen lagen donderde in elkaar. Minstens zestien SS'ers vonden tengevolge van de explosie de dood. Ook stal hij uit het gemeentehuis van Leeuwarderadeel, dat destijds in de Friese hoofdstad was gevestigd, als zogenaamde hoofdinspecteur van het Centraal Bevolkingsregister in Den Haag in gezelschap van een medeverzetsstrijder, een hoeveelheid personsbewijzen. Op 24 oktober 1942 gapte hij in het uniform van een wachtmeester bij de marechaussee een voorraad distributiebonnen. Bij een overval op het politiebureau in Heerlen stal hij 25 vuurwapens. Het is slechts een bloemlezing uit zijn lange reeks wapenfeiten. In augustus 1941 werd hij na provocatie door de verrader Anton van der Waals gearresteerd. Deze SD-medewerker deed zich voor ale een vanuit Engeland gedropte agent. Enige tijd bracht Dobbe door in de Scheveningse gevangenis (Oranjehotel) en daarna in de Sypersteinkazerne in Utrecht. Dobbe wist op 24 november 1941 te ontsnappen en werd bij verstek ter dood veroordeeld. Later is hij nog eens ter dood veroordeeld, maar wist andermaal aan de kogel te ontsnappen. Om die reden noemde de SD hem ,,de levende dode". Op Dolle Dinsdag (5 september 1944) werd hij na verraad door de collaborateur Johannes Mattheus (Johny) de Droog (15 augustus 1893 Haarlem - 5 november 1944 Gorssel) door de SD gepakt. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat Dobbe deze SD-handlanger zou liquideren. De Duitsers wilden hem fusilleren op het landgoed Het Hof in Dieren. Dobbe kreeg nog de kans een afscheidsbrief aan zijn vrouw te schrijven op een briefje. Bij de overhandiging daarvan probeerde hij het pistool van den SD'ers te pakken. Die poging werd hem fataal. Ter plekke is hij doodgeschoten. Na de bevrijding is de onverschrokken, maar niet als een avonturier bekende staande verzetsman, met militaire eer begraven. Bij Koninklijk Besluit nr. 21 d.d. 11 september 1951 is hij postuum tot Ridder Militaire Willemsorde 4e klasse benoemd. In circa twintig Nederlandse plaatsen zijn straten naar Dobbe vernoemd. Op het monument op de plek waar Dobbe is vermoord staat: ,,Theo Dobbe, de onbevreesde verzetsman bracht hier zijn hoogste offer".
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!