Woonde in Amsterdam, Danie Théronstraat 14hs. Zoon van handelaar in ongeregelde goederen Levie Piller (1 maart 1878 Amsterdam – 7 december 1942 Auschwitz) (1*) en Vogeltje de Hond (17 mei 1876 Amsterdam – 12 februari 1943 Amsterdam). Huwde op 9 september 1925 met zijn nicht Betje Levy (18 december 1898 Amsterdam). Koopman in allerlei artikelen, waaronder textiel. Nederlands-Israëlitisch. Dominicus noemt Sal Piller een 'goedhartige, altruïstische man, die alles voor anderen over had, en die zijn schoonzusjes en jonge zwagers al evenzeer verwende als hij het zijn eigen kinderen deed.' Toen zijn schoonmoeder een jaar voor de geboorte van zijn tweede dochter overleed, hadden hij en zijn echtgenote zich namelijk over de vier jongste kinderen van zijn schoonvader (2*) ontfermd en was de hele huishouding naar een dubbel bovenhuis in de Danie Théronstraat verhuisd. Echtgenote Betje begon in het midden van de jaren dertig een groente- en fruitwinkel, die zou moeten uitgroeien naar een zaak met een uitgebreid assortiment van fijne etenswaren. Toen het echtpaar rond 1940 een flink deel van het geld bijeen had om dit plan te verwezenlijken, moest het tot na de oorlog worden uitgesteld. Maar toen hadden de nazi's het eens grote gezin al vrijwel geheel uitgemoord. In het voorjaar van 1942 is Sal Piller om onbekende reden door de Sicherheitspolizei in zijn woning gearresteerd. Via de Scheveningse gevangenis (Oranjehotel) en Kamp Amersfoort werd hij naar Mauthausen getransporteerd. Daar is hij zogenaamd 'auf der Flucht erschossen'. Zijn vrouw en zijn dochters Vogelina (18), Rachel (15) en Bep (9) zijn op 2 juli 1943 in het toen Duitse vernietigingskamp Sobibor vermoord. Alleen zijn oudste schoonzus Suus overleefde dankzij haar gemengde huwelijk de oorlog.
(1*) In de maanden voor het Joodse Paasfeest was hij werkzaam in de matzefabriek van De Haan in de Valkenburgerstraat.
(2*) Dertien tot twintig jaar oud.
Gecremeerd in crematorium Mauthausen.
Heeft u zelf meer informatie over deze persoon? Lever het aan!